zeeland ONTWAAKT 522 VRIJDAG 19 SEPTEMBER 1930 No. 27 Duw» Voor ilag en 'man trekt de knecht al naar het lam, om de koeien te melken. Binnenshuis brandde licht; in de stallen klonk het rin kelen van kettingen en het stampen der paarden. Een wagen reed met kort rate lend geluid den straatweg op. Dan stilte. De vogels zongen aan alle kanten en in 't Oosten begon de lucht ook rood te vloeien. Boven 'k Was dus in een oogenblik buiten mijn kamer. De klok sloeg half vier. Nog nooit in mijn leven was ik zoo vroeg op geweest. En ik moet zeggen, dat het me mee viel. Eerst schrok ik geweldig, toen ik 't was nog niet heelemaal licht plotseling voetstappen hoorde aankomen. Ik dacht aan in brekers en dergelijke individuen want wie loopt er op dit uur op straat en stelde me verdekt op. Hé 1 't Was een arbeider. Ging die nu al naar zijn werk Of kwam ie van een feestje Ik besloot, hem te volgen. Zoo kwam ik buiten de stad en bij een hofstee. Daar was het al een en al bedrijvigheid. I Ook zus is al vroeg op en helpt by 't kippenvoeren, een der eerste morgenbezigheden. en nevel hangen nog over de meide, maar het bedrijf van den boer is reeds in vollen gang. De ochtendschemer hangt nog in de straten en reeds voert de melkboer zyn blanken last de stad binnen. iat ik het eerlijk be kennen, 't wós 'n vergissing, ik sta nooit vroeg op, zelfs niet in den zomer; ik heb er een hekel aan, een paar uur te moe ten rondloopen, vóór het versche brood komt aanrukken, ik vind het vervelend, ieder oogenblik half uitgeslapen gezichten rond me te zien verrijzen, ik spring het liefst midden in den dag, als iedereen reeds bezig is, en werk dan graag 's avonds een uurtje langer. Ieder zijn smaak. Je hebt óók menschen, die om 9 uur 's avonds in hun bed kruipen en alle geluiden rondom zich verwenschen, maar zij moeten mij toch toestaan, te zeggen, dat ik. eerst dan begin te leven. Het was dus een vergissing, dat ik op een zomer ochtend zoo buiten gewoon vroeg present was. Het komt de bekentenis moét me van 't hart omdat ik midden in den nacht wakker werd door een ongewoon geluid in mijn kamer. Iets scheen er boven mijn hoofd rond te fladderen; het botste met 'n onaangenaam geluid tegen de mu ren en maakte me klaarwakker. Licht aan draaiende, ontdekte ik een vleermuis, die in sierlijke zigzaglijnen boven mijn bed heen en weer fladderde. Nu heb ik in Zeeland dik wijls hooren beweren, dat die beesten, als ze er maar eenigszins kans toe zien, in je haren vliegen en zich daar in zoo vastnestelen, dat je gemillimeterd moet worden wil je den fladderaar kwijt raken.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 2