No. 27 VRIJDAG 19 SEPTEMBER 1930 523 de velden trilde een lichtgrijze nevel. Wat is Zeeland mooi in dat vroege uur 1 De stilte wordt er levénd. Alle geluiden staan op zichzelf en hebben een speciaal karakter. Oezang weerklinkt. Twee wagens rollen aan, volgeladen met meisjes en jongens, de plukkers met de breede stroohoeden, die even vroolijk zingen als anders, al is het plukloon dit jaar treurig laag, en hebben zoowel zij als de boer een strop, wat de bessen betreft. De zon duikt langzaam op, en een lichte koele wind komt los. In het dorp is het nog stil. De huizen staan er blind, met de gesloten luiken. Alleen de bakker is present; hij is even van zijn oven weggeloopen en rookt voor de deur zijn eerste pijp. Melkkarren ratelen over de hobbelige keien. Dan 'n paar groentenkarren, die naar de stad gaan. Daar is het vroegleven ook ontwaakt. Groepjes arbeiders zijn al op weg naar het land. In enkele huizen brandt nog licht. Een agent kuiert rond. Maar de markt ligt er doodsch en leeg; een paar honden sluipen er rond. Het duurt nog een paar uur, voor het stadje ontwaakt. Pas om half zeven gaan de eerste deuren open; dan gaan de werklui naar hun karwei. Maar nog blijft het stil. Het moet tegen schooltijd raken, voor de Morgenkarweilje Al spoedig volgt (Ie groente vrouw met hnar paard en kar. stroomen de kerkgangers toe van verre; op de fiets, per rijtuig, maar meestal te voet; op z'n „paesbest", met het gouden kerkboek in de hand. Zoo is het ochtendleven in onze provincie. En men zal het me niet kwalijk nemen, als ik allen lang slapers het bezoek van een vleermuis toewensch 1 v. B. De melkboer neemt by nele onzer gedienstigen de plaats in nan een regeerenden wekker. oudie er zoo vrooljjk by blijven kijken, wanneer hij eens extra lang heeft moeten bellen liet eerste morgenlicht in 't hosch. stad het daagsche voor komen krijgt. Rond negen uur is er even een levendige drukte Dan valt weer de stilte. Maar op sommige punten, aan de havens en aan het station is en blijft de drukte van vroeg. Daar begint de dag werkelijk met het licht en eindigt pas, als het donker is geworden. De vroege ochtend is mooi in den zomer. Mooier misschien nog dan de avonden, rus tiger en stiller; plechtiger bijna. Vooral 's Zondags. Dan ligt er dikwijls een gewijde glans over de dingen. En het blijft stil tot negen uur. Dan beginnen sommige dorpsklokken al te luiden, maar het zware gelui zet de stadstoren in om half tien. Dan

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 3