Professor 3*riem 526 VRIJDAG 19 SEPTEMBER 1930 No. 27 (Roman door Grace OMiller White :n. Zij wenschte niet ja- of achterdochtig te schij- 1>U. -> Kresserie keerde zich met 'n woest gebaar tot den spreker. „Wat bedoel je eigenlijk met dien onzin "dat ik mijzelf opnieuw in 'n wespen nest zal steken, Mike?" vroeg hij, met 'n heeten, nijdigen blik. „Dat klinkt, meneer, alsof je ge loofde dat wij het Rixby-warenhuis in brand hadden gestoken. Maar dat is niet zoo, voor den drommel! Noch Rufe, noch ik hebben er ook maar 'n sikkepit mee te maken gehad. Nietwaar, Rufe?" Ze hebben een gemeene streek met ons uitgehaald 1" gromde Rufe. „Blackstone heeft ons valschelijk beschuldigd 1" ,Da's de waarheid 1" gilde Jack. "Goed, laat dat de waarheid zijn," mengde Mike zich in 't gesprek. „Ik twijfel er geen oogenblik aan. Maar dat neemt niet weg, dat men z'n kop niet tegen 'n steenen muur kan stooten, zonder builen te krijgen. Blackstone is een steenen muur. Hij heeft zooveel centen, dat hij eenvoudig alles kan doen, waar hij zin in heeft. En een geweldige invloed! Waarom zouden we ons niet liever hier uit de voeten maken en de heele zaak vergeten? Wallie en ik gaan mee. We zullen 'n boel te doen vinden in de buurt van Boston, en de winter is op komst en we hebben allemaal geld noodig. Is dat jouw idee ook niet, Wallie?" Wallie bromde zoo iets, dat hij heelemaal geen idee had. Hij stond een kameraad altijd bij. Hij had gezegd, dat hij Jack 'n plezier wilde doen, en voor den drommel 1 hij zou zich houden aan z'n woord Ondertusschen hield kapitein Jack zijn blik strak op Mike gevestigd, alsof zijn ge dachten ver verwijderd waren. Op 't laatst zeide hij „Je bent werkelijk nog te nuchter, om te weten, waar je over praat, Shaunnessy. Hier! Schenk je nog eens in 1" Hetgeen Mike met graagte deed. Ten slotte schoof Jack met 'n schurend geluid z'n stoel terug. „Blackstone zal z'n verdiende loon krij gen, vóór ik deze baai verlaat," gromde hij heesch. „Ik heb het me voorgenomen, en het zal gebeuren 1 Gaan jullie er maar gerust van door en laat mij 't zaakje alleen opknappen. Heb ik dat al niet 'n millioen keer gezegd Ik laat jullie heelemaal vrij." Maar ik blijf bij je, Jack 1" barstte Rufe los. j'é kunt er mij niet buiten laten. Heb ik niet altijd aan je zijde gestaan? Werd ik niet in denzelfden trein naar de gevangenis gezonden, toen ze ons op het valsche getuigenis van Blackstone veroor deeld hadden voor het in-brand-steken van het warenhuis Ik herhaal het nog eens, Jack ik blijf bij je." En ik ook, stemde Wallie in. „Zoo zeker als de'wereld vlak is, ik ook 1 Zeg ereis, Mike, je kondt best een slokje voor mij overlaten. Je bent nog erger dan een zwijn bij z'n drinkbak." Hij bediende zich uit de flesch en keerde zich toen weer tot den kapitein. „Ik weet er alles van, hoe je menschen zich uit de voeten maakten, toen je naar de gevange nis waart gestuurd," ging hij voort, „en „En weet je ook, hoe m'n jongen, Blacky, stierf en'begraven werd, zonder dat ik hem mocht zien onderbrak hem Kresserie, z'n donker gelaat bleek van woede. „Ze hebben m'n heele familie tegen me opgezet, 't Is nog pas sinds korten tijd, dat mijn vrouw me gelooft, als ik zeg, dat ik het Rixby- warenhuis niet in brand heb gestoken. Blackstone loog, toen hij zei, dat wij in de nabijheid waren, Rufe en ik. Hij had er z'n reden voor, dat te zeggen. Ik zou wel eens gaarne ontdekken, wat die reden was. Alle donders, we waren meer dan veertig mijlen van de plek verwijderd. Dat weet die bunzing ook wel. Maar ik zal met hem afrekenen, dat ver zeker ik jullie." „Ga als de bliksem met hem afrekenen, Jack 1 viel Mike hem bij, terwijl zijn hoofd onder den in vloed van het groote aantal glaasjes op en neer ging. „Als je drie zulke sterke kerels als mij en Wallie en Rufe bij je hebt, dan zou ik denken, dat ie niet veel kan gebeuren, hè ouwe jongen „Schenk je nog eens in, Mike 1" schreeuwde „Doet u un> mond dicht of zal ik misschien het raam dicht makenhet tocht hier zoo." Jack. „En ook nog 'n tweede en 'n derde keer 1 Je hebt m'n hart gewonnen met de woorden, die je daar gesproken hebt. De kwestie is nu Hij aarzelde een oogenblik en ging toen voort „Ik wil Blackstone te pakken krijgen, als ik kan. Maar hoè ik dat zal aanleggen, weet ik nog niet. Ik wil hem knauwen, gelijk hij mij geknauwd heeft; ik wil hem laten doormaken, wat ik heb doorge maakt, toen ze mij schreven, dat mijn kind was gestorven. Dat is de reden, waarom ik hier in de buurt van Bradmere rondzwalk. Hij zal me niet ontgaan, dat staat vast. Misschien, dat ik niemand van jullie noodig heb, misschien ook wel. In elk geval zal ik het terrein eens goed gaan verkennen. Kijk die ouwe Mike eens, jongens 1 Hij is heelemaal buiten westen. Rufe en Wallie, leggen jullie hem op een bank en laat hem uitslapen. Mike is geen kwaaie kameraad, dat zeg ik voor heel de wereld 1" HOOFDSTUK VIII. EEN GEWEIGERD VERZOEK- Blanche Blackstone was er zeker van, dat Wil- lard haar zoon zou meenemen voor een bezoek aan de Athertons. Zij kon zich daar moeilijk tegen verzetten, loersch nen. Hoewel 'n hevige hoofdpijn haar kwelde, liep zij geruimen tijd door de kamer op en neer, vele dingen overpeinzend, en ook hoe zij het kon aanleggen, Edmond uit Bradmere weg te krijgen. O als ze toch eens bevrijd mocht raken van de Blackstones 1 van de vittende Hetty, van Agnes, die een heillooze macht op Willard uitoefende Ook tegenover haar echtgenoot waren haar ge voelens allerminst van vriendelijken aard. Zij had niet langer vertrouwen in zijn oppervlakkige be tuigingen van genegenheid. Wat de Black stones wenschten, het eenige ding, waarvoor zij werkten, was het geld der Rixby's 1 Tot wie kon zij zich wenden om hulp Plotseling viel haar een gedachte in, en toen Edmond en Willard binnenkwamen, legde zij juist de telefoon neer. Het diner was dien avond een zwijgende geschiedenis. Edmond sloeg z'n moeder met onrustige blikken gade en Willard was geheel verzonken in z'n eigen gedachten. Onmiddellijk nadat ze van tafel waren opgestaan, gaf Edmond te kennen, dat hij gaarne naar het atelier van Harry Hillard zou gaan. „Zijn er bezwaren, moedertje vroeg hij glimlachend aan Blanche. „Welnee 1 Ga gerust, beste jongen," ant woordde ze. „Ik ga zelf na 'n poosje ook uit." Toen Edmond hen alleen had gelaten, viel er tusschen man en vrouw een benauwend zwijgen. Ze durfden geen van beiden uit drukking te geven aan wat ze werkelijk dachten. Ten slotte vroeg Willard „Wat zijn je plannen voor vanavond, lieveling Ze bestudeerde 'n oogenblik zijn gezicht. „Notaris Worth is wel zoo goed, me 'n paar minuten van zijn kostbaren tijd te gunnen," antwoordde ze. 't Klonk vrij raad selachtig. Wat zit daarachter? flitste het door Wil- lard's brein. Z'n achterdocht was opgewekt. Hij bood aan haar te vergezellen, op 'n on weerstaanbaar galante manier. Hij was bang voor John Worth, voor zijn simpele, maar onoverwinnelijke rechtschapenheid. „We konden samen naar Worth gaan, lieve," voegde hij er quasi-onverschillig bij, „en daarna nog 'n ritje maken, 't Is lang geleden, dat we samen eens gezellig uit zijn geweest, Blanche I" Zij was langzamerhand dat fluweehge in zijn stem gaan haten. En sinds korten tijd viel het haar gemakkelijk, in zijn innerlijk te lezen als in een open boek. Dat is mijn schuld niet, Willard," antwoordde ze "ijzig. „Je hebt het te druk gehad om mij 'n deeltje van je tijd te geven. Vanavond ga ik liever alleen. Ik heb privé-aangelegenheden met John Worth te bespreken. Ik heb hem gezegd, dat ik alléén zou komen." Haar toon beviel hem niet en op die privé-aan- gelegenheden met den meest geachten notaris der stad had hij het allerminst begrepen. Zijn nijdigheid werd hoe langer hoe grooter, daar hij zich afvroeg, of hij altijd door die vrouw onder den duim zou worden gehouden voor de eenige dingen, die volgens hem aan het leven waarde gaven. Zou hij haar dur ven commandeeren Het was lang geleden, dat zij hem gewillig had gehoorzaamd. „Excuseer m'n opdringerigheid," stamelde hij. Ik vroeg me alleen af, waarom wij zoo uit elkaar worden gedreven, waarom ik niet het vertrouwen van mijn vrouw geniet." Haar gelaat nam een dreigende uitdrukking aan en hij voegde er haastig bij„van den anderen

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 6