De Vrouwelijke IJdelheid No. 29 VRIJDAG 3 OCTOBER 1930 569 Haar grootmoeder lag gedurende eenige dagen geheel buiten bewustzijn. Toen, op een morgen, meende Rita, dat ze boven eenig geluid hoorde. Met trillende knieën haastte zij zich de trap op naar de ziekenkamer. De oude vrouw leek in een diepen slaap gedompeld. Wat was ze bleek 1 Bleeker dan de peluw, waarop ze lag uitgestrekt 1 Rita wenschte innig het dierbare gelaat te kussen, maar neen, ze mocht zelfs niet op de geringste manier de milde sluimering verstoren, die over de lieve zieke was neergedaald. Geen oogenblik van haar rust mocht haar ontnomen worden. Eindelijk bewoog zich de gedaante op het bed. De ingevallen oogen openden zich. „Grootmoedertje," stamelde het meisje met gebroken stem, „u zult spoedig beter zijn. Ja zeker I De man heeft het gezegd I" De vrouw spande tevergeefs al haar krachten in, om overeind te komen. „Waar is hij heengegaan mompelde zij. „Hij had het papier niet moeten meenemen. Hij zou het kunnen verliezen. Rita, loop hem achterna. Hij is juist de trap afgegaan. Zeg hem, dat ik dat papier noodig heb. Zeg hem, dat ik anders niet kan slapen. Het is alles, wat ik heb om te bewijzen, wie je bent. Hii heeft het tegen mijn zin meegenomen. Maar hij zal terugkeeren. Hij zal ons helpen, Rita. Hij zal je alles vertellen over je vader en je moeder. Wat is dót Wie hoor ik daar schreien „Dat is kleine Benno, grootmoeder, het kindje, dat Bill en Bella hebben gekregen." Een zwakke hand werd opgeheven, en Mrs. Holiday fluisterde „Ga aanstonds naar beneden, Rita, en zie, of je niet kunt helpen." „Dat zal ik doen, maar ik kom aanstonds terug, grootmoedertje," en als een wervelwind vloog Rita de trap af. Rita had wellicht een half uur met den kleinen baas op haar schoot gezeten zij had elk idee van tijd verloren toen de deur openging en Bill verscheen. Zóó ontdaan stond zijn gerimpeld ge laat, dat Rita's hart op 'n vreeselijke wijze begon te kloppen. „Bill I" hijgde ze. Zijn tanden klapperden op elkaar. Eindelijk gelukte het hem, te stamelen „Wie is er 't laatst hier geweest, Rita „Een man om grootmoeder te zien," antwoordde zij. „Hij ging naar boven, en grootmoedertje zegt, dat hij een papier heeft meegenomen, dat ons toe behoorde." „Wat voor papier?" vroeg Bill. „Ik weet het heusch niet. Ze heeft het mij niet gezegd." Haar armen sloten zich vaster om de baby en op ernstigen toon ging zij voort „Het was iets over mijn vader en moeder. Méér heeft grootmoedertje niet gezegd. De man zal terugkomen en dan zullen we alles weten." Bill's getaand gezicht leek nog steeds als door den donder geslagen. „Heeft hij Bella gezien blafte hij. „Welnee I Natuurlijk niet I" antwoordde zij. „Hij ging naar boven en ik heb beneden in de eet kamer langen tijd op hem zitten wachten. Maar toen zat de hond van Wade eensklaps onze kippen ach terna en moest ik even naar buiten om hem weg te jagen." „Weet je zeker, dat hij Bella niet gezien heeft drong Bill aan. „Hij heeft heelemaal niet over Bella gesproken. Hij zei alleen, dat het hem speet, dat zij zich niet goed gevoelde, maar dat hij gekomen was om groot moeder te zien. Dat is alies I" Nog nooit was Bill zóó ontsteld geweest, nog nooit had hij zóó op een tragisch kruispunt gestaan, niet wetend welken weg hij moest inslaan. Het was, of al zijn krachten hem begaven. Zijn rug boog zich en zijn tred was langzaam en sleepnd, alsof hij een onverbiddelijk onheil zag naderen. „Bella wenscht je 'n oogenblik te spreken," zei hij somber. „Geef den kleinen kerel maar even hier." Rita keek zóó verschrikt, dat hij op heeschen toon voortging „Die arme Bella is op het stuk van fatsoen werkelijk wel wat èl te nauwgezet. Zij komt er op die manier somtijds toe, rare dingen te zeggen." Hij mopperde binnensmonds nog zacht jes voort, terwijl hij onhandig ging zitten, met den zuigeling over z'n knieën gestrekt. „Ik had nog liever 'n schotel ongare stokvisch met 'n pond Spaansche peper in m'n maag, dan dat ik zat opge scheept met zoo'n overdreven fatsoenlijkheid, die niets anders dan vergiftig onkruid is. Ga nu maar, beste meid, maar kom hier terug, als Bella met je klaar is." in angst en verwarring sloop Rita op haar teenen naar de slaapkamer van Mrs. Pock, die nog met een lichte griep te bed lag. Bella hief een zwakke hand op en wenkte haar naderbij. „Maakt Benno het goed vroeg ze zachtjes. Een knik was het antwoord. Het meisje kon geen woord uitbrengen. Een prop in haar keel, die zich maar niet liet verzwelgen, belette haar het spreken. Een voorgevoel van onheil hield haar be vangen. „Ik heb je iets mee te deelen, Rita," ging Bella voort. „M'n fatsoen verplicht me daartoe. Bill is het daarin niet met me eens, maar hij heeft onge lijk. Bill zegt, dat het altijd nog vroeg genoeg is om slecht nieuws over te brengen. Maar eenmaal Vrouwen denken enkel aan de mode, nroumen lenen enkel Door haar kleeren, opschik is hun alles, ga maar Dragen aan mijn medeslagetrouwde heeren. Vrouwen zijn een zegen, maar ze kunnen je zoo ongelooflijk irriteeren," sprak Jan Grijs, „door 't eindelooze rekken nan den tijd, dien z' aan toilet spendeeren." En zjjn orouw is Zondag tegen zessen opgestaan, en aan het werk gegaan, koken deed ze, méér dan op een werkdag, stoffen ging ze, neegde vloeren aan, met een blij gezicht had zij al bijna drie uur lang met vuur haar best gedaan, toen hij zich amper had gewasschen en ile handen aan zjjn haar ging slaan. Dan, geljjk een schoolknaap of geleerde, die met zjjn probleem maar niet kan slagen, stond hjj lang te zoeken in zjjn boorden naar 't model, dat 't meeste werd gedragen drie kwartier stond hjj zich met het leggen nan een fraaien dasseknoop Ie plagen, om neroolgens nan zjjn Zondagsch jasje kalm de fijnste stofjes weg te nagen. Na een zorgzaam streekje aan de schoenen en een teeder veegje aan het haar nolgt de eind-inspectie noor den spiegel, met een laatste kneepje hier en daar. „Vrouwtje," riep hij toen, „wil je je reppen Steeds dal late komen vin 'k zoo naar!" „Ja schat," riep de vrouw geduldig, mant ze stond om kwart noor tien al kant en klaar. E. STANS. moet je het tóch hooren. Ik heb het tegen Pock gezegd en ik zeg het ook tegen jou ik heb altijd gedacht, dat er met je ouders iets niet in den haak is geweest I" Ze hield even op en liet haar vermoei de hoofd in de palm van haar hand zinken. Toen zei ze „Rita, je hebt eigenlijk niet het recht, met opgeheven hoofd te loopen." Rita staarde haar verschrikt aan. Die woorden verjoegen voor het oogenblik alles uit haar gedach ten Bella's grauw en vermagerd gezicht, de baby in de keuken en z'n behoeften, haar doodzieke grootmoeder op de bovenverdieping behalve het schrikbeeld, dat ze niet meer het recht had, met opgeheven hoofd te loopen. Zij kon echter niet bevroeden waarom en derhalve zei ze „Maar je hebt toch altijd gezegd, dat ik zoo'n leuk en vroolijk schepseltje was, nietwaar Bella En dat je me zoo gaarne om je heen hadt Bill heeft dikwijls gezegd, dat hij véél van me hield." Bella haalde diep adem. Zij was als een heele- boel andere menschen wanneer de plicht roept, ontzien zij niets en niemand „Zeker, dat is zoo I" gaf zij toe. „Iedereen moest wel van je houden. Maar dat heeft er heelemaal niets mee te maken." Mrs. Pock schraapte haar keel. Ik herhaal he* dat heeft er geen steek mee te maken I Om het nu maar ineens te zeggen, Rita je vader is een oneerlijk bankroetier geweest I Daarom mag jij je hoofd niet meer rechtop dragen Als Mr. Worth dat geweten had, dan zou de me daille je neus zijn voorbijgegaan. Ik verzeker het je, Rita voor het kind van zulk een man is er eigenlijk geen plaats onder fatsoenlijke menschen. Je kunt het ze niet kwalijk nemen, als ze hun hoofd omdraaien, als ze je ontmoeten. Jij zult nooit trouwen, jongejuffrouw, want geen behoorlijk man zou je willen hebben. Als je mijn kind was, dan had ik je liever dood gezien. Maar dat is 'n onmogelijke veronderstelling, want ik ben te fatsoenlijk. Ga nu tegen Bill zeggen, dat hij mij een kop thee brengt." Als in een droomtoestand ging Rita heen. Haar beenen leken niets anders dan bewegende staken, haar armen blokken vleesch zonder gevoel. Zij had een beangstigende gewaarwording in haar oogen, als stond zij op het punt het gezicht te verliezen. Ze strompelde als een blinde naar de keuken. Al de wondervolle droomen van het leven en z'n heerlijkheden waren verdwenen in de scha duwen van Bella's donkere slaapkamer. Haar triomf op Bradmere's hoogere-meisjesschool smolt weg als zand, dat in een gaatje loopt. Bill zag haar nieuwsgierig aan, toen zij de keuken binnentrad. Hij was juist bezig, z'n zevenden zoon onder de wollen deken een heete luier aan te doen. Bij het zien van het meisje werd hij tot in het diepst van zijn wezen geschokt. Zij leek wel een tragische geestverschijning, die van de eene verpletterende smart in de andere viel. Zij scheen hem niet eens te zien. Haar donkere oogen stonden glazig als bij een slaapwandelaarster. „Rita, och m'n kleine Rita I" riep hij vol deernis uit, terwijl z'n hand de deken gladstreek. Zij staarde hem aan en huiverde. Dikke tranen sprongen in z'n oogen. Wat kon hij zeggen tot z'n kind, om de kwelling te verzach ten, die haar wangen en lippen van alle kleur had beroofd „Kom maar eens hier bij je vadertje Pock," zei hij met heesche stem. „Ben ik ai niet 'n vader en 'n moeder voor je geweest, toen je nog nauwelijks vermocht te loopen Kom eens gauw hier en huil maar niet, m'n lieveling." Huilen Zij had geen traan meer te storten, geen enkelen. Al haar tranen waren opgesloten achter haar verstarde oogen. In alle kalmte kwam ze naast hem staan, hoewel zij de hand niet scheen te zien, die hij haar toestak. „Trek er je maar niets van aan, Ritie," bracht hij met moeite uit. „Denk er zelfs niet aan. Ik heb tegen Bella gezegd, dat een Rita Holiday niet in het minst kan gedeerd worden door wat haar vader ook mocht misdreven hebben. Bella heeft van de een of andere kletskous 'n schandaalgeschiedenis gehoord. Ze wilde me niet zeggen, wie die kletskous was. Alleen houdt ze staande, dat ze het verhaal reeds 'n tijdje geleden heeft gehoord. Het was een ellendige tijding, dat kan ik iedereen verzekeren. Ik zeg niet gaarne kwaad van m'n vrouw, de hemel beware me, maar ze had dat nieuws maar vóór zich moeten houden. Een of ander vrouwspersoon, dat haar tong maar niet in bedwang kan houden, moet haar dien onzin hebben ingefluisterd. Ik zou zoo'n mensch wel eens tien minuten met m'n knuisten willen bewerken. Ze zou er van lusten Maar ach, Rita, kijk toch niet zoo treurig I Trek het je niet aan, lieveling 1 Tien tegen één, dat het niet waar is. Toe, ga zitten en neem de baby op je schoot. Ach, wat ben ik blij met m'n zoon I Erg dik is hij niet, vind je wel De scheelziende wereld zou hem misschien 'n beetje mager noemen. Maar ik zeg, dat hij een schoonheid isj Kijk hem eens goed aan, Rita I Hij spartelt als een kikkervischje. Dat bewijst, dat-ie energie in z'n body heeft, even als z'n vader. Ach, wat lijkt -ie veel op mij!" Hier hield hij op met het bluffen op zijn zevenden zoon. Een rilling overviel hem. Hij had z'n mooie speech tevergeefs afgestoken. Rita staarde hem met wezenloozen blik aan. „Ach, Rita, m'n duifje," riep hij angstig uit, „ach, m'n kleine meid Toen zweeg hij. Het was nutteloos, de uitdruk king op haar gelaat te willen veranderen. Hij zag haar smeekend aan. Hoezeer hij het ook haatte, een vrouw te zien schreien, thans wenschte hij vurig, dat zij zou beginnen te huilen, hoe harder hoe beter. Het had hem niets kunnen schelen, al had zij geschreeuwd en om zich heen geslagen. Elke uitbarsting van woede zou te verkiezen zijn geweest boven die angstwekkende verstarring. (Wordt voortgezet)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 11