/De André tb Jong. voorzitter pan de afdeeling Rotterdam oan den Ne- derlandschen Hioscoop Hond. met mien my een onderhoud hadibn. „Om het kind," zoo luidt het by Thaliaen Greta Garbo mist nan deze film zeker meer iels bijzonders te maken. Herfst en Winter komen weer aan, en in die jaargetijden treedt de bioscoop, als amusements- en afleidingsfactor, meer op den voorgrond. De cinema heeft wel een groote plaats in de ontspanningsgelegenheid van elke stad,vooral in die vaneen groote stad als Rotterdam. De menschen zijn van de wondere, lichtende en levende trilbeelden gaan houden. Ze gaven een prettige afleiding, ze leerden hun wat en hielden hen op de hoogte van het wereldnieuws. Hoe de bioscoop midden in het hart van velen staat, bleek nog eens duidelijk tijdens de mobilisatie, toen een Belgische vluchteling, we meenen in Amersfoort, flauw was gevallen en nauwelijks weer bijkomend snel vroeg aan de om standers: .Is hier ook een cinema?'' De bioscoop kan zeer ten goede werken, doch ook andersom, al is hier in Nederland, met onze officieele keuringen, geen gevaar meer voor al te groote afwijkingen. We zijn met den aanvang van het najaarsseizoen eens wat gaan praten met den Rotterdanische cinema-expert, den heer André de jong, voorzitter van de afdeeling Rotterdam van den Nederlandschen Bioscoop Bond. „Zijn er nog noviteiten te wach ten." vroegen wij hem, „iets gloednieuws, waar de wereld over ver baasd zal staan „Voorloopig," aldusluidde het antwoord ongeveer .zal dit wel niet 't geval zijn, al kan er bij een bedrijf, dat zich steeds ontwikkelt, in de toekomst zeker méér verwacht worden op 't gebied van het stereos copische (verdiepte) beeld en de televisie (het „draadloozc" beeld). Voorts zal de talkie steeds verbeterd worden en zullen de scenario's (inhoud der films) nog menschelijker worden gemaakt." Volgens den heer de Jong is de zwijgende film ten doode opgeschreven. Zelfs de journaals en teekenfilms worden geleidelijk alle sprekend en zingeud. Wij informeerden nog, naar aanleiding dezer feiten, naar het lot der bioscoopmusici. Bepaald prettig is dat misschien niet. „Toch zullen er," zoo werd ons gezegd, „steeds, ondanks alle mechanisatie, musici noodig zijn voor bepaalde begeleidingen en muzikale aanvullingen en attractie." Van zelf kwam het gesprek nu op den vreemden malaisetijd, dien niemand kan verklaren, maar die er niettemin, helaas, is en we „Klein, maar dapper," zou men nan het aardige „Asta-iheater" aan de Hoogstraat met recht kunnen zeggen. De aardige piccolo, dien men in alle theaters aantreft en die beleefd en met gra cieus gebaar tot bioscoopbezoek uitnoodigt. liet mocbrne geboum nan het „Grand Theatre" is mei bekend by alb stadgenooten. Ook in het stadsbeeld is het een bekende getrouwe gemorden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 12