No. 29
VRIJDAG 3 OCTOBER 1930
573
kleur, die erg goed bij haar blonde teint en haren
kwam. Het soort van meisje waarvan iedere
dominee zegt, dat zij een goede huisvrouw en een
goede moeder zal worden, kalm, opgewekt en
evenwichtig, maar vooral, hoe zal ik het zeggen
gul dat lijkt mij het beste woord ervoor, 't Was
een warm werkje, dat zij te verrichten had, en
ik had een, beetje medelijden met haar, zooals
ze daar druk bezig was boven dien smoorheeten
rooster. Maar dat was natuurlijk juist een van de
dingen, die Ulric hadden aangetrokken.
Sinds dien dag bleef ik dikwijls naar haar staan
kijken, en ik noemde haar „Hulda" in mijn ge
dachten. Op zekeren dag was ik wat vroeger klaar
dan gewoonlijk en toen ik het restaurant verliet
stond Ulric nog voor het raam te kijken. Ik ging
naast hem staan. Zijn oogen hingen weer onafge
broken aan haar met dien vreemden, zoekenden
blik.
Hulda scheen ons niet te zien. Die meisjes raken
er op den duur wel zoo aan gewend,dat zij niet meer
letten op de menschen, die naar haar staan te
kijken. Maar af en toe moeten zij toch wel even naar
het publiek kijken, dat is iets wat je niet laten
kunt in dergelijke omstandigheden, geloof ik.
Zoo ging het met Hulda ook. Zij keek op en door
het raam juist in de oogen van Ulric. Haar oogen
waren groot en keken frank, zonder aarzeling.
Maar een oogenblik tater sloeg zij ze weer neer, nam
den lepel weer op en bloosde, 'n Diepe blos, die tot
zelfs onder haar witten hoofdband kroop. Het
kwam mij voor, dat Ulric er een beetje van opkik
kerde. Ik had 'n gevoel alsof ik geen recht had om
dat te zien, of ik een indringer was en maakte mij
gauw uit de voeten.
Den dag daarop moest ik de stad uit en het
duurde drie weken voor ik weer in Los Angelos
terugkwam. Ik had het al dien tijd veel te druk
gehad om mij ook nog maar het bestaan van Ulric
en Hulda te herinneren. Den eersten morgen echter
dat ik wéér door de South Spring Street liep, schoot
mij alles weer te binnen. Voor „Bucher" stond ik
stil, en toen ik Ulric zag, merkte ik direct, dat er
iets aan hem veranderd was. Hij was een beetje
dikker geworden en zijn vel scheen niet meer zoo
strak om zijn gezicht getrokken. Hij werkte aan de
zeilen van een plezierjacht. Opeens keek hij door het
raam naar buiten, iets wat ik hem nog nooit had
zien doen. En meer noghij glimlachte tegen iemand,
Ik schrok en dacht een moment, dat het lachje
voor mij bestemd was. Herkende hij zijn dagelijk-
schen bewonderaar na een afwezigheid van drie
weken Maar toen bemerkte ik opeens, dat er
iemand vlak voor mij stond. Onopvallend deed
De A'gin hü Coblenz.
Het liefelijke dorp Gernxbach aan hel rioiertje de Murg in hel Zmarie Woud.
ik een stap vooruit en keek de rij kijkers langs.
Daar stond Hulda. Zij droeg een donkerblauw,
nauwsluitend mantelpakje, en 'n donkerblauw
vilthoedje, waaronder haar oogen ook donkerder
leken. Haar blik was strak op Ulric gericht en
ze lachte rustig en blij terug tegen hem.
Ik kon daarna niet langer blijven kijken. Het
was mij of ik er 't recht niet toe had. Ik liep door
naar mijn restaurant, en al spoedig kwam Hulda
het meisje aan het fornuis vervangen.
Toen ik klaar was en de straat op ging, stond
Ulric voor het raam. Ik deed mijzelf geweld aan
om door te loopen, maar ik kon niet, ik moest
blijven staan. Hulda was druk bezig, en deed net
of ze niet wist, dat hij daar stond. Maar hij wist,
dat ze dadelijk zou opkijken en lachen. Ik wist het
ook en al verwenschte ik er mijzelf om, ik bleef
erop wachten
Er kan heel wat gebeuren in drie weken, en het
viel mij niet moeilijk mij voor te stellen hoe of het
gebeurd was. De dingen gingen heel snel in hun
werk daarna.
Een paar dagen later was er bij „Bucher" geen
Ulric te zien. Niets anders dan een uitgehold stuk
ijs, en daarin een paar oesters. Ik ging er binnen
en vroeg aan het meisje, dat mij bediende, wat er
met hem gebeurd was.
„O, die ijsbeer antwoordde zij gedienstig. „Ja,
die is weg. Hij beweerde, dat hij een baan had ge
kregen op een ranch in Californië. Ik denk, dat het
hem op den duur toch te koud werd, altijd met het
ijs om te gaan."
Hulda was ook verdwenen, zooals ik wel gedacht
had.
„Zij is getrouwd," antwoordde het meisje, dat
mij iederen morgen m'n broodje en m'n koffie
bracht, op mijn vraag. „Het was een lief kind, ik
hoop dat ze een goeien man heeft getroffen. Zij
vertelde ons, dat ze naar Californië gingen, ergens
waar 'n jong echtpaar gevraagd werd. Zij hield erg
van den buiten, ze kwam van het land, ziet u.
Ik mag lijen, dat het hun daar goed gaat
Ik was een beetje van streek van binnen, hoe
een verstokte vrijgezel ik overigens ook ben. Het
stemde me ook weemoedig, te bedenken, dat Ulric
en Hulda nooit zullen weten, dat ik alles heb gezien
en meegeleefd en dat ik ze van ganscher harte
geluk wensch