bal op het dorpsplein en Zomeravond No. 29 blijven aan 't werk veelal op hun eigen lapje grond, dat in de vrije uren bewerkt moet worden. Een gebeurtenis vormen de openlucht-concerten van de plaatselijke gezelschappen. Die vindt men overal. Dan is er de sportniet alleen de gewone, maar ook de Zeeuwsche sport, zooals gaai-schieten en kolven, die in den zomer lustig doorgaan Vervelen doen de Zeeuwen zich niet gauw. Hier is niet de sfeer van rusteloosheid, die men in alle groote steden vindt, waar de menschen naar afwisseling en sensatie snakken. Men is tevreden met een wandelingetje en een buurpraatje. Ja tóch snakt men ook wel eens naar sen satie. Soms dreigt na een warmen dag een onweer, en dan staan op alle hoeken clubjes pratende menschen, die over zware onweeren van vroeger weten te spreken. Begeerig wordt de lucht af- gestaard, en velen ho pen in stilte, dat het eens ergens mag inslaan natuurlijk niet in een huis, maar in een ouwe schuur, die tóch goed verzekerd is. Er zijn ook menschen, die bijzondere behoeften hebben. Die maken groote fietstochten. Ook huren ze roei- booten en laten zich zalig drijven; Eén speelt sen- timenteele deunen op een harmonica, die het goed doen op het water. Anderen weer gaan eieren zoeken of met een lantaarntje in hun tuinen slakken steken. Vooral het laatste is een geliefkoosd werkje. De jongens gooien met hun petten naar vleermuizen, vangen schotevisch of hengelen. Jawel, daar hadden we bijna het visschen vergeten 1 Er wordt op sommige plaatsen veel gehengeld. Uren lang zit ten ze zwijgend aan den Avondstemming by zonsonder gang op de Zeeumsche wateren. VRIJDAG 3 OCTOBER 1930 verstoren op alle mogelijke manieren de avond rust. Verder in den zomer wordt er „gebogerd". Dat is een sport, waaraan geen enkele Zeeuwsche jongen ontkomt. In de verte oefent een lid van het fanfarekorps vroolijke tonen huppelen uit de klarinet, triller na triller ontsnapt. De vogels zijn al stilin het water onder de donkere, zwaar neerhangende boomen plassen bijna geruischloos de eenden, die wat nagenieten van de koelte. Het wordt frischjes; omslagdoeken worden opgezocht en de mannen loopcn een straatje om. De jeugd is al ter kooi en vele ouderen volgen alde deuren vallen toe. En nè tienen is er ook in den zomer in Zeeland niet veel drukte meer enkele auto's snorren door de leege straten, waar de rust al heerschtmorgen is het weer vroeg dag. v- B- kant, de geduldige peu- ëraars altijd in de hoop ééns den grooten paling op te halen, waarvan ze eiken nacht droomen. Maar meer geliefkoosd is de visscherij met het kruisnet. In het schemer donker drijven de zwarte bakken op het water niets verstoort de stilte dan het gepiep van het katrolletje, waarover het ophaaltouw loopt, en de zachte plons, waar mee het net in het water verdwijnt. Op de dorpen brengen de jongens de paarden naar de wei, spelen voet- Mcn is tevreden met een wan delingetje en een buurpraatje.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 3