SP,rofessor SP,riem SP,ruttelt: ■c a (Roman door Grace d,Miller White Een fijne man Fijner nog dan Blackstone, zou ik zeggen. Welnu, die Rixby heeft z'n zoon genoeg dollars nagelaten, om de reis heen-en-terug naar de maan te kunnen maken 1" Rita stelde niet het minste belang in dollars. Zij viel hem in de rede. „Wacht asjeblief n oogenblik, Bilt I" smeekte ze, met bevende lippen. „Heb je met eigen oogen den brief gezien, dien grootmoeder aan Mr. Blackstone heeft gezonden Ach, ik wil heelemaal niet weggaan 1 Laat mij blijven, Bill I Heb je den brief niet gezien „Wis en zeker heb ik hem gezien onder brak hij haar. „Hij was in 't bezit van miss Blackstone en die heeft 'em mij laten lezen. Het was je grootmoeder's handteekening, daaraan was geen twijfel mogelijk. En je wilt de lieve gestorvene toch wel 'n genoegen doen, hè Rltie Zij moet een goede reden hebben gehad om Blackstone te kiezen, anders had zij het niet gedaan. Beste meid, je maakt me nog ziek, door zoo te blijven pruilen 1" Dit was de genadeslag. Rita zag nu duidelijk in, dat alle verder smeeken tevergeefsch was. HOOFDSTUK XIII. RITA VERLAAT HET HUIS VAN POCK. j~Vn volgenden morgen was Rita Holiday reeds bij de hand, toen de dag nog nauwe lijks was aangebroken. Ze had bijna geen oog dicht gedaan, 't Was de laatste morgen, dien zij bij Bill doorbracht. Hij stond in de keuken zijn gelaat te wasschen, toen zij ver scheen. De kleine man zag er even deerniswekkend uit als Rita zelf. „Ik heb aldoor aan je gedacht, sinds ik de laatste maal opstond om naar Benny te zien, Rita," zei hij, terwijl hij den handdoek weg legde. „Het arme kereltje had erge buikpijn. Ik moet dokter Rugby toch eens vragen, of Bella er wel goed aan doet, door het kind mee te laten proeven van alles, wat ze op tafel zet. Ik zou mijn hoofd wel willen ver wedden, dat ze 't koolwater door zijn keeltje heeft laten loopen. Ik heb haar dat ook gezegd, maar ze heeft me bijna levend gevild. „Houd je mond, Pock," zei ze, „en ga slapen." Maar m'n tong wou zich niet rustig houden. Ik praatte m'n keel heesch over de kwestie, of je misschien nog hier zoudt kunnen blijven. Maar wat hielp het Niets 1 Op één pujit nochtans had ik succes. Toen m'n vrouwtje iets in het midden bracht over de menschen, waar haar jongen mee zou moeten om gaan, toen kaatste ik den bal terug, en 't was misschien het eerste nijdige woord, dat ik tot m'n duifje gesproken heb „Bella", zeg ik, „de baby behoort voor de helft aan mij toe en Rita is altijd welkom om zich met dat gedeelte bezig te houden. Doe jij nu maar eigen goeddunken met de helft, die jou toebehoort." Bella is te eerlijk om te beweren, dat Benny heelemaal van haar was, dus kom maar wanneer je wilt, Rita. Mijn helft van Benny en ikzelf zullen altijd dolblij zijn je te zien. Maar nu, Ritie, wensch ik, dat je als een braaf meisje met de Blackstone's meegaat, en het laatste oogenblik niet gaat huilen, want dat zou ik niet kunnen ver dragen I We weten bovendien niet, wat de toekomst je nog voor geluk kan brengen, m'n kind." „Voor mij is er geen geluk meer weggelegd, ant woordde ze ontmoedigd, met krampachtig ver trokken gelaat. „Maar daar komt Bella aan 1" Te acht uur in den morgen verscheen de auto van miss Blackstone vóór het huis der Pock's. Bill had dien dag geen werk, hij was dus aanwezig om z'n kleine meid uitgeleide te doen. Bella ver scheen in de hall, waar Rita bezig was haar koffer te pakken. Een huivering doorvoer Bill, toen hij Henriëtte Blackstone gadesloeg, zooals ze daar stond, stijfjes in het zwart gekleed en den hoed met wiegelende roosjes op het hoofd. Ze zag er strenger en onge naakbaarder uit dan op den dag, dat hij de schik king met haar had getroffen. „Zij is een kreng," mompelde hij geheel ontmoe- »lt'elke overschoenen zal ik vandaag aantrekken F digd. Hoe vinnig waren haar oogen I Hoe wreed was haar mond I Het was, of zij Rita van top tot teen met haar blik wilde doorboren. Nu wenschte hij, dat hij nooit zijn toestemming had gegeven tot het weggaan van het meisje. Maar miss Blackstone had laten verstaan, dat zij haar misschien wel zou adopteeren. Ze zou een goed tehuis krijgen. Men zou haar dingen leeren, die een meisje behoort te weten. Maar toch had hij spijt over zijn toestem ming. Had hij de macht ertoe gehad, dan zou hij het contract hebben verbroken met de hooghartige dame, wier oogen voortdurend water afscheidden en wier hoofd aldoor op en neer schommelde. Innerlijk prevelde hij verwenschingen, terwijl hij naar Rita keek. Ze was zoo stil en bleek en star, en haar donker zigeunergezichtje stond onuit sprekelijk droef. Hij durfde geen woord van genegen heid tot het meisje zeggen in het bijzijn der statige oude vrijster, die op de achterbank van den grooten auto zat. Henriëtte nam Mrs. Pock van het hoofd tot de voeten op, toen Bill haar zijn vrouw voorstelde. „U begrijpt zeker wel, Mrs. Pock," zei miss Blackstone op strengen toon, „dat ik heel weinig weet van van Hoe heet het meisje ook eigen lijk weer „Rita," mompelde Bill. „Rita Holiday is haar volle, haar eigenlijke naam, mevrouw," voegde Bella erbij. „Ha juist 1 Rita Holiday 1" her- \1 r\ haalde Henriëtte. „Heeft ze nog IN O. S verwanten Bill schudde het hoofd en wierp Bella een zijde- lingschen blik toe. „Nee, ze staat moederziel alleen op de wereld," verzekerde Mrs. Pock. „Kom Ritie, begin nu niet zoo te beven. Je gaat niet naar de gevangenis Liever was Rita naar de gevangenis gegaan, als ze daarmee van die magere, verschrikkelijke vrouw had kunnen afkomen. Ze voelde zich zwak en angstig en stond op het punt, in tranen uit te barsten. „Vooruit, kind, stap in den auto I" riep Henriette driftig uit. „Warren, haal den koffer. Laat me niet wachten. Er is thuis volop te doen. Is dat al de bagage, die ze heeft, die ééne koffer Die vraag werd haar ingege ven, toen ze Warren den koffer naast zich op de chauffeursplaats zag zetten. „Ach, goeie genade," ging ze voort, „dat beteekent onge twijfeld, dat ik haar van top tot teen in de kleeren zal moeten steken. En dat, terwijl ik al zooveel geld aan liefdadigheid moet besteden I Maar dat komt er niet op aan I Is zij een goéd meisje, Mr. Pock „Ja, mevrouw," zei Bill, en hij voelde zich diep ongelukkig. Toen Rita in den auto klauterde, zag hij, dat zij zoo bleek zag als de witste wolk aan den hemel. Plotseling viel Bella een gedachte in. Was Bill eerlijk geweest tegenover miss Black stone Het gebeurde nogal eens, dat ze niet heelemaal op hem aan kon. Resoluut daalde ze de stoep af. Haar gezicht verried onverzettelijke rechtschapen heid. Bill kende dien blik en het was hem, of een ijzige wind hem doorvoer. Hij wist ook, dat als zijn vrouw eenmaal tot iets besloten was, hij niet hoefde te probeeren, haar tot andere gedachten te brengen. Goeie genade, wat wilde ze nu weer gaan zeggen „Ik ben een fatsoenlijke vrouw, miss Black stone," verklaarde Bella, toen zij bij het portier van den auto stond. Bill werd duizelig. Hij zag, hoe ze wan hopig naar passende woorden zocht. Bill wenschte uit al z'n macht, dat z'n aange beden vrouw een poosje haar tong mocht kwijtraken, ten minste totdat miss Blackstone was heengegaan. „Mevrouw," ging Bella met 'n slikbeweging voort, „ik zeide u, dat ik een fatsoenlijke vrouw ben, en dat is de waarheid. Heeft mijn echtgenoot u nog eenige bijzonderheid over Rita Holiday verteld „Neen, Mrs. Pock, behalve dan, dat ze zindelijk en een goede huishoudster was." Bella wierp haar man een vernietigenden blik toe. Wat een ellendeling was hij toch I Als ze maar eens met hem alleen was I Hij had haar plechtig verzekerd, haar recht in de oogen ziende, dat hij miss Blackstone met Rita's geschiedenis bekend had gemaakt, en dat de oude dame bij hoog en laag had betuigd, dat het haar geen steek kon schelen, al was het meisje de dochter van den grootsten tuchthuisboef. Bella keerde zich opnieuw naar het gelaat onder de roode roosjes. „Ik ben rechtschapen tot in het merg mijner beenderen," verkondigde zij op heeschen toon. „Niets of niemand kan mij doen zwijgen, als het mijn plicht is te spreken. Ik heb geen zin, nachten wakker te liggen, omdat ik niet eerlijk tegen u was. Ritie is een lief kind. Ze zal al uw woorden in acht nemen." „Dat is haar ook geraden," viel miss Blackstone haar in de rede. „O, maak u daarover niet ongerust," ging Bella met nadruk voort, „maar me dunkt, dat u toch moet weten, dat haar vader geen eerlijke reputatie had."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 8