No. 33 VRIJDAG 31 OCTOBER 1930 655 „Je moet me goed begrijpen, Marcia. Zoolang je nog niets wist, stond de zaak heel anders. Eastlake was je onbekend en kon je geen belang inboezemen. Daarom respecteerde ik den wensch van Percival om geen nieuwe kennismakingen aan te knoopen. Maar nu je een deel weet, moet je alles hooren. Dat is, wat ik bedoel, met geen geheimen hebben, maar toch moest ik toestemming van Percival hebben om 't fe te vertellen. Men mag niemand's vertrouwen schenden." Ze zei niets. Ze keek naar de zon. 't Werd lan- zamerhand duister, 't Was niet gemakkelijk haar gedachten te lezen. Marcus, die over 't balcon leunde, was ook in zijn eigen gedachten verdiept en op zijn gewone, duidelijke ma nier begon hij zijn verhaal. „Ze waren met hun tweeën Roland en Percivak Percival is een ja^r jonger dan ik. Roland was een paar jaar ouder. Als kinderen wa ren we al vrienden. De oude heer Eastlake was een gepensionneerd Indisch ambtenaar, die rijk ge worden was. Zijn vrouw was ge storven en hij verlangde naar rust. Hij kocht 't schiereiland en bouwde 't huis, dat je gezien hebt. De jongens gingen gewoon naar school, maar hielden heel veel van hun ouderlijk huis vooral Percival. Roland gaf er minder om, maar er was een magneet. Estelle En- derby was een van de mooiste meisjes, die ik ooit gezien heb. Ze kwam uit een dier oude boeren families, die niettegenstaande hun ruwheid, edel, trotsch bloed in de aderen hebben. Toen Estelle wees werd, kwam ze in huis bij de Dale's van Dale Farm en bij de Raleigh's van Hill Top Farm, die familie van elkaar zijn. Roland werd verliefd op haar. Toen de oude Eastlake stierf, verdeelde hij zijn bezittingen gelijkelijk onder zijn beide zoons. Roland was daar boos om, omdat hij meende, dat hij als oudste 't meeste gekregen zou hebben. Ik geloof, dat dit 't begin was van zijn wrevel ten opzichte van zijn broer. Later werd zijn wrok nog veel grooter, toen hij Percival en Estelle er van verdacht genegenheid voor elkaar te koesteren." Marcia luisterde aandachtig toe. Ze keek Marcus recht in 't gezicht. „Was dat zoo vroeg ze. „Daar de vrouw dood is en omdat jij mijn vrouw bent, Marcia, durf ik je wel te vertellen, wat ik voor de waarheid houd. Percival heeft Estelle nooit anders beschouwd dan als een vrien din en als de toekomstige echtgenoote van zijn broermaar ik geloof, dat 't meisje Percival ver koos boven den vurigen, heerschzuchtigen Roland. Je zult moeilijk kunnen gelooven hoe aantrekkelijk Percival een paar jaar geleden was. En hij ver moedde nooit iets hij was jonger dan zij en in sommige opzichten erg kinderlijk voor zijn leef tijd hij behandelde haar voorkomend en wekte dé jalouzie op van Roland, die toch nog verstandig genoeg was zich daarvoor te schamen. Hij vertelde mij alles en ik noemde hem ronduit een dwaas. Maar tenslotte werd de toestand onhoudbaar en Roland hakte den knoop door en trouwde hals over kop met Estelle, verkocht zijn deel van de erfenis aan Percival en ging met zijn vrouw naar andere landen. Maar door zijn vurig temperament kwam Roland steeds in andere moeilijkheden. Hij raakte aan den drank, wat in een heet klimaat fataal is voor een mensch. Ze vestigden zich op een eiland in West-Jndië, waar hun kind geboren werd en waar alles weer een tijdje goed ging. Maar plotse ling, twee jaar geleden, toen ik in 't buitenland was, kreeg Percival een brief van Estelle, waarin ze hem smeekte, over te komen. Ze was ziek, haar man had slechte vrienden, 't Kind kon niet tegen 't klimaat en ze had niemand om haar te helpen. Als ik hier geweest was, had ik Percival aangeraden om voorzichtig te zijn maar hij dacht aan geen gevaar. Als hij ooit van Roland's afgunst had afgeweten, beschouwde hij die toen als afgedaan. Hij aarzelde geen oogenblik. Hij maakte de noodige toebereidselen en vertrok. Een paar maanden later kreeg ik een telegram van hem om te komen. Toen ik er kwam waren Roland en zijn vrouw allebei dood en Percival lag op sterven. Er hing iets geheimzinnigs over de heele episode, ongetwijfeld was er iets vreeselijks ge beurd." „Marcus, wat bedoel je ik weet niet alles want Percival is zeer gesloten en spreekt er nooit over. Maar 't schijnt, dat Roland, opgewonden door de plotselinge komst van zijn broer, nog erger aan den drank is geslagen en tengevolge van een deliriumaanval plotseling gestorven is. Percival was ernstig ziek geworden door den schok en toen ik aankwam, was er weinig hoop op zijn herstel." 7 Gezellige opanthoud. „En Estelle en 't kind „Ik heb mijn verhaal niet in de goede volgorde verteld. De arme jonge vrouw stierf onmiddellijk na Percival's aankomst en 't onschuldige kind was onbewust oorzaak van de vreeselijke scène, die volgde. Ze was bij haar moeder in de kamer, toen Percival, afgehaald door een bediende, want Estelle had haar man- niet durven zeggen, dat ze naar haar zwager geschreven had, binnenkwam en de stervende vrouw strekte de armen naar hem uit met den kreet „Liefste". Ze was zich misschien niet eens meer bewust, wat ze zei. 't Kleine ding liep weg, om haar vader de komst van den on bekende te gaan vertellen 't eenige, wat ze wist was, dat hij op „pappie" leek en dat haar moeder hem „Liefste" genoemd had. Roland, die zooals gewoonlijk half dronken was, ging onmiddellijk naar de kamer van zijn vrouw, waar Percival ook was. Maar een blik -op diens gezicht waar schuwde hem zich in te houden. Estelle lag op sterven en toen ze nog met haar zwager alleen was, had ze hem gevraagd de zorg voor 't kind op zich te nemen. Hij had beloofd 't kind niet met haar vader alleen te laten. Ik geloof, dat dit de eenige reden was, waarom de arme moeder hem gevraagd had te komen. Maar Roland koesterde zijn wrok en dronk nog meer om zijn leed te verzetten. Eindelijk kwam 't tot een uitbarsting met 't zoo even al vertelde noodlottige gevolg." „En toch spreek je van een wolk „Ik zeg, hoe hij het zelf opneemt. Roland had in zijn dronken buien Percival verdacht gemaakt bij zijn vrienden, die hem allemaal met een schuinsch oog aankeken. Hij was niet schuldig aan den dood van zijn broer maar men meende, dat Roland in zijn wanhoop zooveel gedronken had, dat hij gestorven wasen toen ik aankwam, beschouwde men Percival als een schurk." „Wat een schande," barstte Marcia verontwaar digd uit. „Ja, voor degenen, die de heele geschiedenis kennen, maar Roland's vrienden hadden natuurlijk alles maar van één kant gehoord. Gelukkig bracht Percival er 't leven af, maar hoewel alles al meer dan een jaar geleden is, sinds ik hem en 't kind naar 't schiereiland bracht, is hij nog slechts een wrak van wat hij geweest is. Toch gaat hij vooruit en de doctoren beweren, dat hij nog eens volkomen herstellen zal. Maar ongelukkig heeft Percival gehoerd, waarvan men hem. beschuldigt en hij voelt zich onteerd. Ais hij sterker wordt, zal dat wel minder worden, maar 't afgezonderde leven, dat hij leidt, deugt niet voor hem. Ik wil hem graag uit zijn afzondering halen, en daarom ben ik blij dat jullie kennis gemaakt hebt. Ik hoop, dat je hem nog eens zult opzoeken en dat we er in slagen zullen hem geleidelijk weer naar Falconer's Hall te brengen." Marcia staarde voor zich uit in de vallende duisternis. ,,'t Is niet goed voor 't kind, alleen met oudere menschen op te groeien. Heeft ze geen speel kameraadjes van haar eigen leef tijd „Ebenezer Raleigh heeft een kleinzoon, waar ze wel mee om gaat." ,,'t Kind van een boer? Daar hoort ze toch niet bij ,,'t Was de wensch van Estelle ze verzocht 't hem, toen ze hem met de zorg van 't kind belastte. Estelle Enderby en Ruth Raleigh waren boezemvriendinnen zus ters haast. Ik heb je al verteld, dat dit soortboeren edel blbed in de aderen heeft. Ze vonden het prettig, dat de kinderen ook vriendschap zouden sluiten. Bui ten den kleinen Mark kent ze geloof ik geen andere kinderen en ze speelt graag met hem." Hardop zei Marcia niets meer, maar in haar hart herhaalde ze voortdurend de woorden, die gaar een bespotting leken „Een man mag geen geheimen hebben voor zijn vrouw." En Marcus had deze woorden nog geen half uur geleden ge sproken I HOOFDSTUK XI EEN MAN VAN KARAKTER C^\f Marcia een man getrouwd had, over wiens ver- leden een schaduw lag of dat zulks niet 't geval was, of ze nu achtervolgd werd door een schrik beeld, dat gegrond was of niet, ze had in alle geval weinig tijd om tot een beslissing te komen of ze 't geheim zou probeeren te ontsluieren want de buren begonnen lady Marcia Drummond visites te maken om voor zichzelf eens te zien welke vrouw de jonge mijneigenaar gekozen had. Tot groote verwondering van Marcia verscheen haar man bijna altijd in den salon, wanneer er bezoekers waren. Ze had 't hem niet gevraagd, daar ze overtuigd was, dat 't hem zou vervelen, omdat hij zelf gezegd had, dat hij geen gezelschaps- mensch was. Maar Marcus gaf heel veel tijd aan zijn vrouw. De grootste drukte op de mijn was voorbij als hij er heen moest, deed hij dat meestal heel vroeg in den morgen, lang voordat Marcia op was en in den regel was hij voor de lunch terug om met haar de bezoekers te ontvangen, als hij haar niet op een tochtje meenam. Marcia was een fijne opmerkster en spoedig begreep ze, dat haar man nog meer een voorwerp van belangstelling en nieuwsgierigheid was dan zijzelf. Ook bleek, dat Marcus, hoewel hij zijn heele leven in deze streek gewoond had, bijna evenzeer onbekend was met de buren als zijn jonge vrouw. Men kende hem, omdat men zijn ouders kende en herinneringen aan hem had als kind. Maar 't bleek Marcia, dat gedurende de jaren, die Sir Robert en lady Drummond op Falconer's Hall gewoond hadden en Marcus op Wold Hall verblijf gehouden had, hij voor deze menschen, die hem nu met een zekere nieuwsgierigheid en voldoening opnieuw welkom heetten, zoo goed als een vreemde ling was. Marcia zag dikwijls, hoe vooral de dames hem onderzoekend opnamen, alsof ze hun oor spronkelijke meening toetsten aan de sterke persoonlijkheid, die voor hen stond. Menigeen sprak met hem over Wold Hall, maar in 't begin altijd omzichtig, als vreesden ze zich op gevaarlijk terrein te bevinden. Marcia moest wel de manier bewonderen, waarop hij hen allemaal te woord stond. (Wordt voortgezet)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 15