DOOR J. P. BALJÉ
Een
(&)ostersch Q^Iysterie
694
VRIJDAG 14 NOV EM BKR 1930
No. 35
mektoub
Alexandrië, de Oostersche stad, stad van my
sterie, lag vóór hen Het doel van hun reis
was bereikt. De vijf vriendenBen Daniels,
Lewis Richardson,Jack Befford, Edgar Holmes en
Dick O'Connor, hadden lang beraadslaagd, waar
heen ze hun reis zouden maken. Allen waren er
vópr, en tevens in de gelegenheid, eenige maanden
weg te blijven. Edgar Holmes en Ben Daniels,
die niets omhanden hadden beiden gingen
voor welgesteld door spraken zelfs van een
half jaar of nóg langer. Na breedvoerige discus
sies werd tenslotte besloten naar het mysterieuse
Oosten te gaan, en daar lag Alexandrië nu vóór hen
Zij hunkerden er naar, avonturen te beleven,
echte, geheimzinnige Oostersche avonturen, vol
mysterie, griezeligheid, spanning.... Vlug zoch
ten zij hun hotel op en verfrischten zich wat.
Nog denzelfden avond van hun aankomst be
zichtigden zij de stad. Men kón immers niet weten,
mogelijk was het lot hun gunstig gezind, konden
zij al direct „in relatie treden" met de occulte
machten, en een tipje van den sluier oplichten,
waarin het verre, zoowel als het nabije Oosten
gehuld is! Maar.... zij werden teleurgesteld!
Een week verliep, en niets wees erop, dat hun ver
blijf in Alexandrië in iets zou afwijken van een
gewoon vacantie-uitstapje.
Lusteloos en teleurgesteld slenterden zij op ze
keren avond door de straten van de stad, allen
min of meer in een geprikkelde stemming. Een
oude bedelaar vervolgde hen nu al sinds tien mi
nuten hardnekkig, liep nu eens voor de voeten
van Jack Befford, maakte het dan weer Dick
O'Connor lastigDat begon Lewis Richardson
te vervelen.
Driftig stapte hij op den viezen oude af, en
gaf hem een schop, zoodat de
grijsaard zich in het stof wen
telde. Zijn gelaat vertrok zich
in een woedenden grijns, zijn
oogen schoten vuur en met
gekromden rug, zijn vuisten ge
bald, het schuim op de lippen,
stond hij voor het vijftal.
„Vervloekt zult gij zijn, on-
geloovige honden Moge Allaha
u straffen! Geen jaar zult gij meer
leven, dót staat in de sterren ge
schreven Gij zijn vinger wees dreigend op
Lew Richardson gij zult de eerste zijn."
Hevige haat was op zijn gelaat te lezen.
„Gij zijt de tweede 1" wendde hij zich tot O'
Connor, en tot Jack Befford „Gij de derde
Toen keerde hij zich tot Edgar Holmes en Ben
Daniels. „Gij beiden zult het langste leven, maar
des te erger zal uw angst zijn, als uw vrienden
vallen Eer een jaar verloopen is, zal ook uw ver
vloekt lichaam tot stof vergaan zijn." Hij wees
op Ben Daniels. „Gij zult als vierde vallen en de
andere effendi zal de laatste zijn."
De gestalte van den bedelaar stond nu hoog
opgericht voor hen, en in zijn oogen lag een valsche
uitdrukking.
„Mektoubliet staat geschreven I" mom
pelde hij nog. Toen keerde hij zich om, en verdween.
Even bleven de vrienden hem nakijken, toen
schudden zij het gevoel van afschuw, dat hen bij
het prevelen der vervloeking van den oude be
vangen had, af.
„Bah, wat een kerel sprak Edgar Holmes
zachtjes, „die lui hebben iets in hun oogen, dat
je onder den indruk van hun woorden doet komen,
al zijn die ook nog zoo absurd. Ik heb er voor
vanavond genoeg van en ga terug naar ons hotel
om een stevigen cocktail te drinken."
Een maand was voorbijgegaan. Lewis Richards
en Dick O' Connor waren weer naar Europa
teruggekeerd, daar hun zaken een langer verblijf
in Alexandrië niet toestonden. De drie anderen
waren nog achtergebleven, daar niets hen naar
Engeland terugriep.
Avondstemming aan de Theems. Op
den achtergrond de Londensche Black-
l'riars Bridge en het Parlementsgebouw.
Op hun gemak rookten
zij hun cigaretten op het
terras van hun hotel, toen
er een telegram voor Ben
Daniels bezorgd werd.
Vlug scheurde deze het
open en onder het lezen werd
hij doodsbleek. „Van Dick
O'Connor," zei hij. „Lewis
Richardson is in de Middel-
andsche Zee overboord ge
slagen en verdronken 1"
„Nummer een zei Ed
gar Holmes verschrikt.
„Arme Lew!" Zwijgend
staarden zij voor zich uit.
In aller gedachten doemde
de dreigende gestalte van den
bedelaar weer voor hen op.
„Mektoub.... het staat
geschreven.... klonk hun
als een dreiging in de ooren.
Zij huiverdenondanks
de hitte.
Zes weken later lazen zij
in een Parijsche krant, dat
de bekende zakenman Dick
O'Connor bij een wilde fuif
in een beroerte was ge
bleven. Men schreef zijn
plotseling overlijden toe aan
overmatig gebruik van cock
tails in de laatste paar
weken.
De stemming van de
drie vrienden werd ernstig.
Voor het eerst begonnen zij te gelooven aan een
noodlot. Zij spraken er van, hun verblijf aldaar
op te breken, maar Ben Daniels wilde er niets
van weten.
„Men ontkomt zijn noodlot toch niet,"monterde
hij hen op, „hier of elders, als we er aan gelooven
moeten, gaan we toch En bovendien, wie zegt,
dat het niet een toevallige samenloop van om
standigheden is Wie zegt, dat die ellendige
bedelaar daar invloed op heeft Laten we ons
dóór maar niets van aantrekken
Zoo bleef men nog
Toch, het scheen, alsof de bedelaar wel degelijk
gelijk zou krijgen. Op een jachtpartij in de buurt
van Alexandrië hadden Edgar Holmes en Ben
Daniëls, die hun vriend Jack Befford kwijt waren
geraakt, hem eindelijk teruggevonden, roerloos,
met het gelaat voorover op den grond liggend
het heft van een dolk stak uit zijn rug
Verlamd van schrik hadden zij het niet kunnen
aanzien, hoe hun vriend werd weggedragen zij
waren vooruitgeijld, terug naar Alexandrië. Po
gingen om het raadsel op te lossen,leidden tot
niets. Men kwam niet te weten, wie de dader was.
En het lichaam van hun vriend was den volgenden
dag spoorloos verdwenen
„Het staat geschreven....!" kreunde Edgar
Holmes, toen hij met zijn vriend Ben alleen in
het hotel zat. „Kerel, zoo langzamerhand wordt
het ook onze beurtAls de bedelaar gelijk heeft,
zou jij nu moeten volgen, en dón.... ikzelf.
Beloof mij, beste jongen, neem je in acht. Het
moge egoïstisch klinken, maar zoolang jij leeft,
heb ik nog het geruste gevoel, dat er geen on
middellijk gevaar voor mij dreigt. Neem je in
Godsnaam in acht, doe me een plezier, en ga niet
alleen uitZijn stem was smeekend.
„Beste kerel, ik wil je dat met genoegen beloven,
als ik je daarmee gerust kan stellen. Maar ik heb
het idee, dat we er niet aan zullen ontkomen.
Eerst beschouwde ik alles als een lugubere grap,
als een machtelooze bedreiging van een zwakzin
nigen Oosterling. Thans zie ik den ernst ervan
maar al te duidelijk in."