VROUWENLEVEN Wïntermantels Potten, pannen, ketels en alle keuken gerei worden steeds prachtig helder door even gebruik te maken van 6% VRIJDAG 14 NOVEMBER 1930 No. 35 De mantels, welke Vrouwe Mode ons voor het a.s. winterseizoen voorschrijft, kenmerken zich door zeldzaam gracieuze lijn en rijke bontgarneering. Zoowel sport- als namiddag-model len hebben een breeden overslag, zijn aan de taille een weinig ingenomen en zijn naar onderen toe klokkend. Wat de lengte betreft, deze is ongeveer 30 c.M. van den grond. De mantels, welke voor de ochtend uren bestemd zijn, worden hoofdzakelijk uit diago naal- en tweedstoffen vervaardigd. Meestal zijn ze voorzien van een bijpassende peau de suède ceintuur, een bontkraag of bontcravatte. Heel dikwijls worden ze vergezeld door een barethoed, een tasch en schoenen van dezelfde stof. Laatst genoemde meestal in combinatie met box-calf of lakleder. Ter garneering van dit soort mantels worden hoofdzakelijk kortharige bontsoorten gebezigd, zooals breitschwanz, caracul en astrakan. Beige-bruin en grijsachtige tinten genieten voor de ochtenduren de voorkeur. Wat de namiddagmantels betreft, deze zijn haast zonder uitzondering getailleerd, hebben een breeden, schuinoploopenden overslag en zijn van achteren vaak langer dan van voren. Het „redin- gote"-model, op een dubbele rij knoopen sluitend, is wederom zeer modern. Als materiaal voor gekleede mantels gelden ve lours, en echt of imitatie breitschwanz als het aller nieuwste. Waar het de garneerende bontsoorten aangaat, noemen we slechts de voornaamste, n.l. vos, lynx, caracul, astrakan en breitschwanz. Kragen en mouwgarneeringen bieden dit jaar de grootste verscheidenheid. Op sportmantels wordt de „Russische kraag" veel toegepast, zoo genoemd, omdat hij doet den ken aan de kragen, welke de jassen der Russische officieren indertijd garneerden. Geheel nieuw zijn de bontkragen, welke van achteren een plooi vormen (zie fig. 3 van onze illu stratie). Deze kragen glijden niet van den schouder af en geven een aardig silhouet. Behalve dit soort kragen worden er veel gewone shawlkragen, opstaande kragen en bontcravatten gedragen. Pelerine- en cape- effecten worden, evenals van den zomer, veel toegepast. De mouwgarneeringen getuigen van de onuit puttelijke fantasie der ontwerpers. Meestal wordt 1. Chique mantel van grijsachtig tweed, gegarneerd met peau de suède-ceintuur, kraag en manchetten van glanzend zwart bont. 2. Mantelcostuum van donkerrood fluweel. Het rokje is in vorm geknipt, en het manteltje met zwart bont afgezet. 3. Mantel van groen Smyrna velours met kraag en „mousque- taire" manchetten van grijs persianer. 4. Elegant namiddag ensemble,bestaande uit: klokrokje en nauwsluitenden driekwart mantel van grijs breitschwanz, rijk met vossenbont gegarneerd. 5. Gekleede mantelvanzwartewolstof met grijze bontgarneering de mouw versierd met stukken bont, op origineele manier aangebracht. Behalve zwart, zal er dezen winter veel grijs, bruin, rood en groen gedragen worden. Zwarte mantels worden meestal met grijs, zwart of wit bont gegarneerd. Enkele modellen worden met bont in dezelfde tint versierd, hetgeen lang niet altijd tot gelukkige resultaten leidt, vooral niet wanneer de mantel groen of rood is. Tot de allernieuwste snufjes behooren de mantels, welke er uitzien als een costuum, bestaande uit drie-kwart mantel en klokrokje. Vele nieuwe creaties zijn geheel zonder sluiting ze moeten om de figuur gedrapeerd, en door de draagster dicht gehouden worden. Het dichthouden van den mantel geeft ongetwijfeld een aardige lijn, doch is vooral in een klimaat als het onze hoogst onpraktisch. Wat zal de draagster b.v. moeten beginnen, wanneer ze genoodzaakt is met de eene hand haar parapluie op te houden en de andere hand door een kinderknuistje in beslag genomen wordt MARGUERITE HAGEDOORN. Een product der Sunlight Zeep Fabrieken

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 16