door E. Everett Green V 712 VRIJDAG 21 NOVEMBER 1930 No. 36 De Bronzen Man Marcia zei voor 't oogenblik niets meer. Zelfs aan Leslie kon ze niet gemakkelijk vertellen, welke last haar drukte. Ze begreep zichzelf immers niet Hoe kon ze dan wllen, dat een ander het wel deed Leslie dacht diep na. Eindelijk zei ze „Ik ga een dezer dagen ook eens naar Hill Top Farm. Niemand zal weten, dat ik van Falconer's Hall kom. Als je je man niets vragen wilt, kan ik misschien wel iets definitiefs te weten komen. Als je de geschiedenis wilt weten, Marcia, zal ik probeeren om er achter te komen." „Ik weet eigenlijk niet of ik wel iets hooren wil, wat Marcus me niet vertellen wil," antwoordde ze na een kleine pauze. En toen ze dat hoorde, knikte Leslie goedkeu rend en lachte in zichzelf. Haar vroolijk humeur kwam terug. Ze begon onmiddellijk er op los te babbelen over allerlei onverschillige onderwerpen Marcia begon te vertellen over de mijnen. „Marcus heeft den laatsten tijd een hoop te stellen met het werkvolk. Ik hoop niet, dat hij gevaar loopt Leslie wierp haar een vluggen blik toe. „Gevaar loopen herhaalde ze. „Ik hoop 't niet, maar ik weet 't niet. Soms wou ik wel eens, dat hij niet zonder mij naar Wold Hall ging. 't Is een eigenaardig huis, ik voelde me er vreeselijk gedrukt. Oh, Leslie, ik ben toch zoo blij, dat je gekomen bent 1 Ik heb zoo naar iemand ver langd om mee te praten. Probeer alsjeblieft te weten te komen of Marcus eenig gevaar dreigt. Soms geloof ik wel, dat ik behalve dat niets meer hoef te weten." HOOFDSTUK XIV EEN ONTDEKKINGSREIS Z~\p Marcia's paard reed Leslie 't steile ruiterpad op, haar gezicht stond ongewoon ernstig. „Hij houdt van haar van 't eerste oogenblik af, dat ik hen samen zag, heb ik daaraan niet meer getwijfeld," zei ze in zichzelf, „en hij heeft zich voorgenomen om ook haar liefde te winnen. Hij doet 't op zijn eigen manier, maar ik geloof dat 't hem zal lukken. Marcia verlangt er naar hem te kunnen liefhebben, maar ze is er zich nog niet van bewust. Ik weet zeker, dat iets in zijn persoon haar aantrekt. Maar ze is vreeselijk trotsch en haar trots houdt haar terug. Liefde was niet in 't contract. Ik geloof niet, dat ze zich zijn liefde voor haar bewust is. Ze is boos, omdat hij haar niet vertelt, wat dat geheim is. Stilzwijgen tegenover een vrouw als Marcia is tamelijk gevaarlijk, ik hoop, dat hij 't weet." Leslie was al veertien dagen op Falconer's Hall en over 't algemeen gingen de dagen gezellig voor bij. Gastheer en gastvrouw waren alle twee even erg op haar gezelschap gesteld. Ze hadden eenige diners gegeven ter eere van hun gast en waren met hun drieën ook al een paar maal terug gevraagd. De levendige Leslie viel overal in den smaak. Ze boezemde niet 't ontzag in, wat Marcia deed. Maar ze was ook niet de vrouw van den man, die zoo ieders nieuwsgierigheid had opgewekt en zoo ge beurde 't, dat ze meer hoorde over Marcus Drummond dan Marcia en wat ze hoorde, ver baasde haar niet weinig. Een oude dame had de heele geschiedenis aldus in een paar korte zinnen samengevat ,,'t Schijnt mij altijd, dat Marcus Drummond een dubbele natuur heeft, namelijk de Marcus, die voor zijn huwelijk vijf jaar lang onafgebroken in de mijnen werkte en de man, die af en toe een bezoek bracht op Falconer's Hall. Ik ben geen vrouw, die aan alle praatjes geloof slaat. Sommigen beweren zelfs, dat Marcus Drummond op twee plaatsen tegelijk kan zijn en dat hij, al is 't niet op een bezem steel, dan toch op een betooverd paard door de lucht rijdt. Men beweert, dat hij 't met den duivel houdt en na zonsondergang durft men niet meer langs Wold Hall. Natuurlijk is dat dom bijgeloof van 't volk maar toch is 't een en ander gebeurd, dat den eigenaar van 't huis niet tot eer strekt. Maar ik wil niets over hem zeggen. U bent zijn gast." En juist om dat laatste had Leslie niet willen aan dringen, hoewel haar nieuwsgierigheid in de hoogste mate was opgewekt. Ze dacht onder 't rijden over dit alles na. Marcus en Marcia waren naar een plaatselijk feest gereden, waar hij de openingsrede moest houden. Leslie had gevraagd om niet mee te hoeven. Maar ze was niet van plan om thuis te blijven. Ze had een plan, dat ze ten uitvoer wilde brengen. Ze kende nu de omstreken. Terwijl ze verder ging, zag ze de plek, waar Marcia gesproken had met Mark Raleigh. Maar dien dag was er geen kind. Ze ging door tot den top van den heuvel en zag toen de kleine boer derij voor zich liggen. „Ik kan me best begrijpen, dat de mannen hier ruw worden in deze woeste omgeving," peinsde ze, terwijl ze om zich heen blikte. „Ik zou me zelf voelen als een man uit de middeleeuwen en weer tot allerlei primitieve gewoonten terugkeeren. Is 't deze omgeving, die Marcus maakt tot wat hij is een man uit een ander tijdperk Wat zou er op Wold Hall voorgevallen zijn Drinkgelagen en dobbelen.Woeste karakters bij elkaar in een een zaam huis, misschien kwam 't tot vechtpartijen. Nog geen sterveling heeft 't woord „moord" tegen me genoemd maar soms kreeg ik 't gevoel, dat men 't op de punt van de tong had. Misschien hoor ik hier op Hill Top Farm de waarheid. Als iemand op Wold Hall vermoord is, dan moet 't een van de Raleighs zijn, die hier wonen." Zoo dacht Leslie, terwijl ze er over nadacht, wat ze nu 't eerst moest doen. Voor zoover ze wist, was ze heelemaal alleen op de uitgestrekte heide. Daarom schrok ze vreeselijk, toen een ruwe stem haar aansprak een stem, die uit den grond scheen te komen. „Bent u de vrouw van den schurk, die in dat slechte huis woont, dat u daar ziet Terwijl deze woorden gesproken werden, kwam een reusachtige gestalte tusschen twee steenblok ken te voorschijn. Leslie zag een langen, bejaarden man, sterk en gespierd, maar toch ietwat gebogen, met vurige oogen en harde stem. Leslie's angst bedaarde al gauw. Eigenlijk was ze blij om deze ontmoeting. „Neen, ik ben niet lady Marcia Drummond ik ben haar vriendin. En waarom spreekt u zoo leelijk over haar man Hij lijkt me heel vriendelijk en oprecht." Een verachtelijk lachje krulde om 's mans lip pen. In 't dialect der streek, dat Leslie soms moei lijk verstaan kon, nam hij opnieuw 't woord, zijn woorden kwamen zonder aarzelen of nadenken. „Een vriendelijk man I een oprecht mensch 1 Luister naar deze woorden, o rechtvaardigheid 1 als er tenminste op deze wereld rechtvaardigheid bestaat 1 Hij, die van zijn jeugd af in dit huis, aan dezen haard welkom geweest is I Hij, die kwam en ging naar 't hem goed dacht geen zoon kon meer bemind worden dan hij I Hij noemde zichzelf een vriend spaar me voor zulke vrienden I Hij won 't hart van mijn zoon. Hoewel Luke anders een sterk karakter had, was hij als was in de handen van Mar cus. Hij hield van zijn vrouw, maar ik geloof, dat Marcus meer invloed op hem had dan zij. Toen werd 't kind geboren en de moeder stierf. Marcus Drum mond speelde de rol van medelijdenden vriend en de vriendschapsband werd nog nauwer toegehaald. Ik dacht aan geen kwaad." „Wanneer was dat vroeg Leslie, toen de oude man even stilhield om adem te scheppen. Voor hij antwoordde, maakte hij eerst nog een dreigend gebaar naar Wold Hall. „Acht jaar geleden is het kind \T i-t geboren. Van kind af aan begon de IN O» II slechte invloed, die de oorzaak was van mijn jongen's dood. Vijf jaar geleden gingen Sir Robert en zijn vrouw verhuizen naar Falconer's Hallen Marcus bleef alleen in 't oude huis. Dat was 't begin maar 't kwam niet allemaal tegelijk. Hoe 't begon, weet ik niet, maar geleidelijk kwam er een verandering. Eerst was ik blind, maar later gingen mij de oogen open. Mijn zoon gaf niets meer om 't land niets meer om 't vee bemoeide zich nog nauwelijks met zijn eigen kind. 't Leek of hij betooverd was. Hij sprak er van om rijk te wor den lachte hardop, wanneer hij sprak van alles, wat hij dan doen zou zijn zoon zou een rijkelui's opvoeding krijgen. Maar intusschen leende hij van iedereen geld, ik wist daar niets van. Onze naam was goed. Hij was mede-eigenaar van de boerderij. Hij verkocht een deel van 't vee en ik dacht, dat hij 't geld naar de bank bracht. Maar ik zag steeds minder van hem naarmate de jaren verliepen. Wold Hall had hem heelemaal opge- eischt. Wat hij daar deed ben ik nooit te weten gekomen zal ik ook nooit te weten komen. Marcus was er niet. Tot 's avonds Iaat was hij in de mijnen en toch en toch werden mijn zoon en hij op alle uren van den dag en den nacht samen gezien, altijd spelend, dobbelend alles was goed, indien 't maar om geld ging. Anderen werden er ook in betrokken, maar niet in die mate. Er waren nachten, dat 't huis tot den volgenden ochtend ver licht was. Ik heb 't gezien meer dan eens." „Maar," weersprak Leslie, „mijnheer Drummond heeft altijd even hard gewerkt. U kunt aan zijn gezicht wel zien, dat hij zich aan geen uitspattingen heeft schuldig gemaakt. Ik begrijp u niet. Geen mensch kan een zoodanig leven leiden, zonder er de sporen van te vertoonen." „Marcus Drummond is geen man hij is een duivel," schreeuwde plotseling de oude man. „Hij is een duivel of wordt door den duivel beheerscht Laat ze maar pratenHij had een prachtig alibi den nacht, waarin mijn jongen vermoord is op Wold Hall. Meer dan twaalf menschen beweerden, dat hij den heelen nacht op Falconer's Hall ge weest was er niet vandaan was gegaan. Maar wij weten 't beter wij, die hem gezien hebben. Deze oogen, oud als ze zijn, zagen hem duidelijk 't huis binnengaan, toen 't donker was. Anderen zagen hem ook. Als hij niet, zooals sommigen beweren, op de vleugelen van den wind kan komen, dan heeft de duivel er voor gezorgd, dat men hem ook op Falconer's Hall meende te hebben gezien. Maar ik vraag ieder verstandig mensch Als Marcus Drummond niet op Wold Hall-is geweest, hoe heeft mijn zoon dan dien nacht den dood gevonden? Hij werd gevonden met een wonde aan 't hoofd. De kamer vertoonde de sporen van een worste ling. De lamp was omgegooid, er waren bewijzen genoeg om hem te veroordeelen 1 Maar hij was rijk en kon een losprijs betalen. Zijn vader en moeder zwoeren, dat hij niet van Falconer's Hall was weg geweest. Wie zou luisteren naar een paar arme boeren 't Was donker, zeiden ze, men kon zich licht in den persoon van een man vergissen. Als er geweld gepleegd was als 't geen ongeluk geweest was tengevolge van dronkenschap want zoo verlangden ze 't te doen voorkomen dan moest de schuldige de een of andere vreemdeling zijn, die 't huis was binnengedrongen of misschien door mijn zoon was binnengelaten, wetend, dat er geld te vinden was. Ze besmeurden den naam van den verslagene om den levende te redden de levende, die rijk was. Oh, ik weet, wat u zeggen wiltmaar u behoort tot hun stand, Wij weten beter. Zou 't In den doofpot gestopt zijn als de Drummonds niet rijk en machtig waren geweest Mijn jongen moest een bevlekten naam meenemen naar 't graf want toen kwam er veel uit en ik, die rijk had kunnen zijn, bleef arm achter. Maar ik weet, wie mijn jongen ten onder heeft gebracht en hem

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 12