No. 36
VRIJDAG 21 NOVEMBER 1930
713
daarna vermoord en ik zal hem volgen als een
schaduw tot ook zijn lot voltrokken is, onverschil
lig op welke manier dat tot hem komt. Eens zal
de wraak mij het middel daartoe wel aan de hand
doen."
Leslie rilde. Er klonk zoo iets dreigends in de
stem van den vreeselijken ouden man. Terwijl hij
die woorden sprak, keerde hij zich om en was spoe
dig uit 't gezicht verdwenen. Leslie's paard, ang
stig alsof 't beest een naderend onheil voorvoelde,
zette 't op een loopen en volgde 't pad, dat naar de
boerderij voerde, 't Meisje zag toen, dat een lange
statige vrouw met ernstige oogen en iets waardigs
over zich aan 't einde van 't pad stond en haar
oogen met de hand tegen de zon beschuttend, naar
iets scheen te kijken.
't Volgend oogenblik bracht Leslie haar pony tot
staan en sprak een verontschuldiging maar de
ernstige vrouw in wier oogen een angstige uitdruk
king lag, viel haar in de rede
„Was u 't met wie vader heeft staan praten
Neemt u hem zijn heftigheid niet kwalijk. Hij heeft
veel verdriet gehad en dat heeft zijn stempel op
hem gedrukt, 't Spijt me, dat hij u lastig gevallen
heefthij moet vreemdelingen niet met zijn ver
haal vervelen."
„Hij sprak, omdat ik hem zei, dat ik van Fal
coner's Hall kwam", antwoordde Leslie. „Ik zei,
dat ik de vriendin was van lady Marcia Drummonds
en dat haar man me ook sympathiek was."
„Marcus Drummond is een edel, hoogstaand
mensch," sprak de vrouw heel ernstig. „Maar vader
begrijpt 't niet 't is zijn schuld niet. Hij kan 't
niet weten 1"
Ruth Raleigh want dit was de naam van de
vrouw, klemde de handen stijf ineen. Leslie keek
haar aan en zag de holle wangen, de diepliggende
oogen. Ze las daarin een hunkerend verlangen en
ze vroeg zich af wat de levensgeschiedenis van deze
vrouw wel zijn kon.
„Uw vader sprak over den treurigen dood van
zijn zoon. Ik had al iets daarvan hooren mompelen.
Hij denkt, dat Marcus Drummond de dader is."
„Ik weet 't. Hij vergist zich. Marcus Drummond
was ver weg. Ik geloof nooit, dat hij vermoord is.
Luke was op 't slechte pad geraakt. Oh, God, weet
ik dat niet 't beste I" Een ontzettend pijnlijke trek
gleed over haar gezicht „maar 't was niet de
schuld van Marcus. Wantrouw hem niet. Laat
zijn vrouw niet haar geloof in hem verliezen, wat
ze ook van hem hoort. Het heeft hem vijanden
bezorgd. Mijn vader zelf is de ergste. Maar ik weet
't beteren hij wil me niet gelooven. Door zijn
woest leven had Luke een hartkwaal gekregen.
Hij heeft ruzie gemaakt oh ja, daar waren
bewijzen van. Maar ik
geloof niet, dat hij
vermoord is. Hij was
opgewonden mis
schien had hij weer
te veel gedronken.
Misschien ook, dat hij
veel verloren had en
daarover wanhopig
was. Wie weet het
Hij is dood. Wie kan
't dus precies zeggen
Maar Marcus Drum
mond was ver weg,
toen dit gebeurde. Dat
tenminste is bewezen,
welk ander geheim er
dan ook nog onopge
lost is gebleven."
Ze was even heftig
in haar verlangen om
Marcus vrij te pleiten
als haar vader om hem
te beschuldigen. Leslie
vond de geschiedenis
eer geheimzinniger
worden dan duidelij
ker. Wat waren deze
boeren voor Marcus,
wat was hij voor hen,
dat hun levens zoo
samengeweven waren?
Toen ze zich die vraag
stelde, kwam de vrouw
een stap dichterbij.
„Als u bevriend bent
met Marcus Drum
mond, waarschuwt u hem dan want hij komt
nooit hier, ik kan 't hem niet laten weten dat
Ebenezer Raleigh' de menschen in de mijnen tot
staken aanzet. Ik weet niet, wat hij precies wil,
maar hij probeert de mannen voor zijn wraak te
gebruiken. Laat Marcus op zichzelf passen I Vroe
ger dacht hij nooit om zichzelfmaar nu heeft hij
een vrouw om aan te denken. Laat hem voor
zichtig zijn, want de slag kan vallen op een
oogenblik, dat hij er niet aan denkt t"
Ze keerde zich om en liep vlug wegen Leslie,
die 't gevoel kreeg, dat ze nu genoeg gezien en
gehoord had, liet haar pony den weg naar huis
inslaan, ze keek heel ernstig en de alles overheer-
schende gedachte was
„Zou ik openhartig met Marcus durven spreken?
Kan hij 't raadsel oplossen en zelfs al kan hij 't,
zal hij 't dan willen
HOOFDSTUK XV
OP DALE FARM
T" eslie had langs denzelfden weg terug willen gaan,
'-J maar ze was zoo in gedachten verdiept, dat
ze niet op den weg lette; 't paard koos zelf de rich
ting en opeens zag 't meisje dat ze, inplaats van den
heuvel af te rijden, zich in Oostelijke richting
voortbewogen. Maar 't paard draafde verder en
Leslie, die nergens een levend wezen zag, meende
't beste te doen met zich door 't paard te laten
leiden, ,,'t Beest moet toch nu zoo langzamerhand
den weg wel geleerd hebben," mompelde ze, „en
zelfs als 't ergste gebeurt en we verdwalen, dan
zal Marcus ons wel vinden voor we van honger en
dorst omkomen. Marcus heeft toch iets over zich,
dat je onmiddellijk vertrouwen inboezemt. Ik
weet zeker, dat Marcia 't ook zoo voelt en dat dit
de grootste factor in haar leven is, hoewel ze dat
niet weet. Als ze haar geloof in hem maar bewaren
kan, wat ze hoort of zich verbeeldt, tot alles in
orde is."
Leslie reed door en opeens zag ze een kleine
vallei voor zich met groene weiden, waardoor een
klein stroompje liep en daarachter een kleine
boerderij, niet somber zooals Wold Hall en Hill
Top Farm, maar heelemaal begroeid met wilde
rozen.
„Dat is zeker Dale Farm, waar Marcus over
sprak, toen we de kaart bestudeerden. Ik geloof,
dat de Daugdales daar wonen. Zou ik daar een
glas melk kunnen krijgen Ik heb vreeselijken
dorst en ik ben erg moe. Ook weet ik niet, wat de
kortste weg naar huis is."
't Was een aardig huis in 't midden van een
ouderwetschen tuin, maar Leslie had weinig tijd
De trnctatie.
om dit alles op te merken, want een lange vrouw
met grijs haar en groote angstige oogen, kwam naar
haar toe een vrouw, die haar herinnerde aan
Ruth Raleigh, hoewel de eerste, bruiner van tint
was.
Naarmate ze dichterbij kwam, verdween de
angstige uitdrukking van het gezicht. Ze maakte
een buiging voor 't meisje met een waardigheid,
die Leslie nog niet dikwijls gezien had.
„Neemt u me niet kwalijk, mevrouw," zei ze
met een diepe welluidende stem, die afstak bij het
harde dialect uit de streek „maar een oogenblik
was 't me net of mijn gestorven nicht weer tot 't
leven was teruggekeerd. Ten deele was 't echter
de zon achter u, waardoor jk niet duidelijk uw
gezicht kon onderscheiden, want nu is de gelijkenis
niet meer zoo groot. Maar toch, 't is dezelfde blik,
dezelfde groote oogen en dezelfde kleur haar
ze was tenger en elegant en ze had dezelfde houding.
Neemt u me niet kwalijk, dat ik zoo vrijuit praat,
maar misschien heb ik u bang gemaakt, omdat ik
zoo verschrikt naar u toekwam."
„U hoeft heelemaal geen excuses te maken,"
antwoordde Leslie vriendelijk. „Ik ben bang, dat
ik treurige herinneringen bij u heb opgewekt."
„Neen, het doet mijn oude oogen goed," ant
woordde de vrouw, „want nu zie ik haar weer voor
me, zooals ze in haar meisjestijd was zoo'n
lief schepseltje. En nu ligt ze in het graf recht
over de zee een graf, dat ik nooit zien zal, hoe
wel ik evenveel van haar hield als van een dochter
arm schaap."
Leslie begon te begrijpen. Marcia had haar de
geschiedenis van den kluizenaar van 't schier
eiland verteld.
Ernstig keek ze de vrouw aan en terwijl haar
heele manier van doen medegevoel uitdrukte,
vroeg ze
„Lijk ik dan zooveel op Estelie Enderby
„Hebt u over haar gehoord?"
„Ja, ik logeer hier in de buurt op Falconer's
Hall. Ik ben de vriendin van mijnheer Drummond's
vrouw. Ik heb van mijnheer Eastlake gehoord
en diens droevige geschiedenis. Ik herinner me nu
gehoord te hebben, dat Estelie hier gewoond heeft.
Wat een mooie omgeving I Hoe heeft ze hier ooit
weg kunnen gaan I"
„Ik wou, dat ze 't niet gedaan had!" sprak
Rebecca Dugdale hartstochtelijk en de tranen
kwamen haar in de oogen. „Ik ben er van 't begin
af tegen geweest. Maar hij hield van haar on
stuimig als een wervelwind als u dat begrijpt.
Ze kwam er heelemaal door uit haar evenwicht.
Er zijn mannen, die op zoo'n manier een meisje
het hof maken en haar zoo winnen. Maar 't is niet
altijd de veiligste ma
nier. Ik vertrouwde
't niet."
Plotseling verande
rde de vrouw van
toon, keek Leslie recht
in 't gezicht en vroeg
kort
„Maakt hij haar
gelukkig
Leslie liet zich op
den grond glijden en
met haar vriendelijk
lachje zei ze
„Ik was eigenlijk
gekomen om u 'n glas
melk te vragen. Ik ben
verdwaald. Als ik hier
een poosje mag uitrus
ten en tegelijk wat
met u praten
„U bent me even
welkom als de bloe
men In Mei," sprak
Rebecca en met ver
heffing van stem riep
ze een jongen om het
paard naar stal te
brengen, waarna ze
haar gast voorging
naar de koele zit
kamer.
De ramen, die bree-
de vensterbanken had
den vol kussens, ston
den wijd open.
(Wordt voortgezet)