DE WEDDENSCHAP Door Alida van Reijn V 714 VRIJDAG 21 NOVEMBER 1930 No. 36 Van het stoomschip ..Aquitania" af werd deze foto nan Manhattan, de noorstad nan New-York, genomen. Stella streek met haar vingers door haar dik, zwart haar en vroeg „En hoe denk je, dat hij mij vindt Tom, haar broer, antwoordde dadelijk „Niet aardig 1" Stella keerde zich kwaad naar hem toe en was woedend, omdat hij glimlachte. „Wat „Ik zei niet aardig," herhaalde hij. „John Keene heeft een hekel aan moderne meisjes en aangezien jij wel héél modern bent je weet wel, bobbed haar, cigaretten, korte rokken, enz. 1" „Zoo...." mompelde Stella. „Is hij van die soort. Eén van die superieure wezens „Neen, dat is hij ook weer niet. Ik geloof, dat hij niet veel om vrouwen geeft en jouw type. Tom grinnikte. „Zooals ik al zei, hij heeft niet veel met de moderne vrouw op." „Oh hmStella bekeek gedurende eenige oogenblikken aandachtig haar gezicht in den spiegel. „Ik denk," zeide zij langzaam, „dat jouw John Keene eens een lesje moet hebben, broerlief." Tom keek verbaasd op. „Bedoel je, dat je met hem gaat flirten, beste kind Dat zal je toch niet gelukken 1" „Luister eens, Tom," zeide het meisje koel. „Ik wed om een paar nieuwe schoenen voor jou of een doos handschoenen voor mij, dat ik binnen een maand John Keene aan mijn voeten heb 1" „All right," antwoordde Tom kalm. „Ik neem het aan ik heb juist een paar nieuwe schoenen noodig." Zijn oogen schitterden van pret, terwijl hij een cigaret opstak. „Ik zal Keene vanavond aan je voorstellen." Aldus werd Stella dien avond voorgesteld aan John Keene, terwijl Tom met heimelijk genoegen de beide menschen gadesloeg. Stella was verwonderd over den indruk, dien de vriend van haar broer op haar maakte. Zij had zich een ruwen, nogal onbeschaafden man voor gesteld, na zijn tienjarig verblijf in Afrika. Zij zag een goed gekleeden en flink gebouwden man met een diepe, aangename stem en correcte manieren. Niettegenstaande dit alles, zette Stella haar voornemen door dezen man in haar netten te verstrikken. Het moet gezegd worden, dat een charmant persoontje als Stella onweerstaanbaar kon zijn. Na verloop van drie weken echter antwoordde zij haar broer op zijn vraag, luchtig, dat zij spoedig haar handschoenen gewonnen zou hebben, of schoon zij daar in 't geheel niet zoo zeker van was. „Zoo 1 Nu, als je er in slaagt, John Keene aan je voeten te brengen, heb ik bewondering voor je, mijn waarde zuster!" verklaarde Tom. Juist op dit oogenblik slenterde Keene de kamer binnen. Even vroeg Stella zich af, of hij Tom's woorden gehoord kon hebben. Doch hij liep rustig op hen toe en inviteerde Stella voor een ritje in zijn auto. Lachend keek zij naar hem op en zeide „Heel graag, wanneer gaan we?" Zij zat op een punt van de tafel, genietend van haar sigaret. Uitdagend keek zij hem aan. Doch de donkere oogen van John Keene beantwoordden dien blik rustig en zonder eenige schittering. Zij was er nog altijd niet zeker van of deze ernstige, knappe man van haar hield. Zij ver langde er naar te weten, of zij hem onverschillig was of dat „Als u klaar is," antwoordde hij rustig. „O, ik zal binnen tien minuten klaar zijn. Zij gleed van de tafel, glimlachte naar Keene, blies den rook van haar sigaret in Tom's gezicht en danste de kamer uit. Tom keek haar met gefronst voorhoofd na. Hij keurde haar optreden meestal af en vond zijn vriend te goed voor zijn uitdagende zuster. Hij wierp een vluggen blik naar John. Er was geen glimlach in de donkere oogen, doch ook geen blik van spot of sarcasme. Hij begreep zijn vriend niet. Hij wist even weinig van dezen man als zijn zuster; toch had hij hem soms naar Stella zien kijken. „Zij moest er mee ophouden," bedacht Tom wrevelig, „ik had nooit die weddenschap met haar moeten aangaan." Een uur later verscheen Stella en mompelde een excuus. „O, 't geeft niets," antwoordde Keene droogjes „wij hebben toch geen haast." Stella genoot van den rit in zijn wagen. Het was een mooie zomermorgen en 't meisje snoof begeerig den frisschen wind in. Toen zij een huis op den top van een heuvel voorbij reden, wendde zij het hoofd naar hem toe en zeide „Dat is uw huis, nietwaar?" Keene knikte. „Een vreemde plaats om u te verbergen, Mr. Keene." „Verbergen?" herhaalde hij. „Verbergt u zich dan niet „Voor wien Waarvoor „Een grooten, bleeken man met rood haar en een litteeken over zijn linkerwang." Het gezicht van den man scheen plotseling te bevriezen. Hij keerde zich van haar af en vroeg koel „Wat bedoelt u eigenlijk, miss Wayne?" Stella haalde haar schouders op. „Twee dagen geleden hoorde ik iemand zeggen, dat hij er heel wat voor over had John Keene te vinden," zeide zij. „Het was een lange, bleeke man met rood haar." „Waar zag u dien man vroeg Keene scherp. „Oh, in een van de lanen." „Heeft u gezien, waar hij heen ging?" „Neen, het interesseerde mij niet zoo heel erg." Zij was er nu zeker van. De man naast haar had een geheim. Waarom had zijn stem zoo scherp geklonken Vrees Zij kon een gevoel van haat tegen dezen koelen, gesloten man niet onder drukken. Hoe kwam het, dat hij haar zoo dikwijls haar weddenschap deed vergeten Zij legde haar hand op zijn arm en zeide zacht „Ik bedoel dat niet zoo, Mr. Keene." Hij keek neer op dat lieve gezichtje naast zich, de onweerstaanbare oogen, de roode lippen, het zwarte, krullende haar..

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 14