No. 37
VRIJDAG 28 NOVEMBER 1930
733
Je apprecieert je man niet half genoeg, 't Kan
best zijn, dat Marcus 't beter vindt om 't geheim
te bewaren toch wil hij 't je op jouw verzoek
vertellen, liever dan dat jij verdriet hebt. Ik weet
niet wat je meer verlangen kuntals ik in jouw
plaats was, zou ik niets vragen en hem ver
trouwen
Dat was nu juist, wat Marcia deed maar ze
wilde dat zelfs niet aan Leslie vertellen. Ze ver
langde heelemaal niet, dat Marcus 't haar uit
eigen beweging vertellen zou, ze voelde nu wel,
dat haar vertrouwen in hem groot genoeg was om
de kloof tusschen hen te overbruggen. Als zij hem
vragen stelde, was dat misschien een bewijs van
wantrouwen en haar trots en haar fijngevoeligheid
verwierpen de gedachte een vertrouwen te vragen,
dat niet vrijwillig gegeven werd.
„Percival Eastlake vertrouwt hem," vervolgde
Leslie met verhoogde kleur. „In de paar oogen-
blikken, dat we met elkaar spraken, bleek dat
meer dan eens. Hij mag jou ook, Marcia. Hij
had 't over je. 't Meisje noemt je de mooie Dame.
Waarom zou hij zich zoo met dat kind opsluiten
We moeten hem de volgende week op 't tuinfeest
uitnoodigen. Ik sprak er over, maar hij schudde 't
hoofd, 't Kind wilde dolgraag. Ik beloofde haar
een invitatie. Kunnen we hem niet overhalen
Dien zelfden avond vroeg ze 't ook aan Marcus.
Ze vertelde haar avonturen, maar met de noodige
terughouding. Wel weidde ze uit over Dale Farm
en de bewoners.
Marcus luisterde, zooals gewoonlijk, zwijgend
toe, ntJ en dan vroeg hij iets, maar hij stelde geen
bovenmatig belang in 't verhaal. Toen ze Hill
Top Farm noemde, keek hij zijn vrouw aan.
„Heb je Leslie niet gewaarschuwd?"
„Jawel, Marcia heeft me verteld, dat er een
nijdige oude man woonde, maar dat was juist een
reden te meer. Ik houd van alles, wat anders is
dan gewoon. Ik heb hem ook gezien hij kon
zoo van 't tooneel geloopen zijn Je woont in een
interessante streek, Marcus, die telkens nieuwe
verrassingen biedt. Ik heb ook kennis gemaakt
met je vriend, Percival Eastlake.
Marcia had me heelemaal niet verteld,
hoe aantrekkelijk hij was't Moest
hem verboden worden om heelemaal
alleen in dat leuke huis te wonen.
Dat zag ik ook. Tot het kruispunt
hebben we samen gereden, 't Is een
huis als in een droom, maar mannen
moeten geen droomleven leiden. Ik
heb 't hem gezegd. Marcia moet hem
eens wakker maken. Volgende week
moet hij op de buitenpartij komen.
Marcus, jij moet 't hem zeggen ik heb
nu eenmaal 't gevoel, als jij wat wilt,
dan gebeurt 't ook." Lachend keek ze
hem aan, maar toch lag er een ern
stige klank in haar stem.
„Ik wil graag mijn best doen,"
lachte Marcus, „maar dan moeten
jullie me helpen."
En zoo gebeurde 't, dat Marcia en
Leslie den volgenden middag naar
't schiereiland reden; juichend werden
ze door 't kleine meisje begroet en
die juichkreten brachten Percival naar
buiten. Toen hij zag, wie er waren,
verhaastte hij zijn voetstappen.
Marcia deed 't woord.
„Ik kom uit naam van mijn man
en ik spreek ook uit mijn naam. Hij
heeft me verteld, dat u nog nooit
op Falconer's Hall geweest bent. We
vinden, dat dit veranderd moet wor
den. Zooals u weet, geven we vol
gende week een tuinfeest. De jeugd
wordt ook uitgenoodigd. We hadden
uw pleegkind er ook graag bij en
u op de eerste plaats. De vermoeienis
voor u zal veel minder groot zijn,
wanneer u 'n paar dagen onze gast
wilt zijn."
't Meisje, dat zich aan Leslie had
vastgeklampt, klapte in de handjes
en haar oogen schitterden als ster
ren.
„Oh, Liefste, gaan we Moedertje,
zeg toch aan Liefste, dat hij 't doen
moet I Hij zal alles doen, wat u zegt
ik weet, dat hij dat doen zal 1"
Leslie lachte. Ze was niet verlegen, omdat 't
kind haar nog steeds in verband bracht met dat
geheimzinnige leven, dat achter haar lag. Ze kende
nu de reden, 't Had een schakel gevormd tusschen
haar en den kluizenaar van 't moment af, dat ze
zijn ernstige oogen gezien had, toen hij op den
drempel stond van Rebecca Dugdale's keuken.
Later hadden ze gesproken over Estelle Enderby
en haar jeugd. Op den terugweg had hij haar
verteld van zijn broer en de tragedie, die zijn eigen
leven verduisterde.
„Ik zou 't heel prettig vinden, als u kwam,"
zei ze Percival aankijkend, „U bent de vriend van
Marcus, en u hoort erbij, 't kind zal 't ook goed
doen."
„Goed, ik kom," antwoordde Percival met een
bereidwilligheid, welke Marcia verbaasde na alles,
wat ze van hem gehoord had „ik dank u, dat u
zoo op mijn gezelschap gesteld bent."
Nu ze hun boodschap gedaan hadden, bleven ze
niet langerze wisten, dat hij zich niet zou terug
trekken.
Hij kwam op den vastgestelden tijd. Alsof 't
vanzelf sprak, nam Leslie de zorg voor 't kind op
zich. 't Kleine ding had de gewoonte iedereen van
wie ze hield, een naam te geven, en zooals ze Marcia
de „mooie Dame" noemde, zei ze tegen Leslie
„moedertje".
„Wat komt 't er op aan," zei ze tegen Percival,
die er aanmerkingen op maakte. „Ik lijk op haar
moeder en dat is genoeg. We kunnen een kind nu
eenmaal niet veranderen 1"
Wanneer Marcus Drummond iets deed, dan
deed hij 't goed. De toebereidingen tot 't feest
waren grandioos. Marcia had er geen drukte mee
gehad. Haar man had 't een en ander met haar
besproken, maar alle moeite had hij op zich ge
nomen. 't Was geen overdadig pronken, maar
alles was uitstekend verzorgd.
Marcia had dus niets anders te doen dan de
gasten te ontvangen. Ze deed 't op haar eigen
statige manier en Marcus stond naast haar, kalm,
waardig en zelfbewust.
O/i <le groentemarkt te Dordrecht-
Leslie had op zich genomen zich met de kinderen
te bemoeien. Zoodoende kwam ze overal en hoorde
meer dan ze gedaan zou hebben, wanneer ze zich
bij feen bepaald clubje grooten had aangesloten.
Ze zag, dat de verschijning van Percival Eastlake
ook ieders verbazing wekte. In den middag, toen
't meisje zich even in een rustig hoekje had terug
getrokken om uit te rusten, zetten twee dames zich
in de buurt neer zonder Leslie op te merken. Ze
luisterde niet naar 't gesprek tot ze den naam
Percival Eastlake hoorde noemen. Toen werd ze
opmerkzaam. Een van de dames zei
„Ja, dat is allemaal erg mooi, maar waarom dan
dat kluizenaarsleven na zijn terugkomst De
treurige dood van zijn broer en zijn eigen gezond
heid verklaren wei iets maar ik heb altijd gedacht,
dat er meer achter stak. En in welke verhouding
staat hij tot Marcus Druommnd
„Wei, als je mijn meening vraagt, dan zeg ik je
ronduit, dat ik vast overtuigd ben, dat er een band
tusschen die twee bestaat, waarvan men niets
weet, maar die een hoop duidelijk zou maken."
„Vertel 't me dan, alsjeblieft 1 Denk je
bedoel je, dat Percival Eastlake iets te maken
heeft met met wat twee jaar geleden op Wold
Hall gebeurd is
„Twee en een half jaar. 't Gebeurde in Februari,
als ik me goed herinner 1 Er werd een man dood
gevonden hoogstwaarschijnlijk vermoord; dat
blijft een open vraag, want de doctoren hebben
verklaard, dat hij een hartkwaal had. 't Is bewezen,
dat Marcus dien heelen nacht op Falconer's Hall
geweest is. Maar 't werd een heel schandaal en op
raad van zijn ouders ging hij eenigen tijd naar 't
buitenland, tot de praatjes gesust waren. Bijna
onmiddellijk na zijn vertrek vertrok Percival
naar West-Indië. Pas was Marcus terug of hij
ging hem achterna en bracht hem terug als een
wrak. Sindsdien heeft Percival 't leven geleid van
een kluizenaar, blijkbaar om geen andere reden,
dan dat zijn broer jaloersch was om't feit, dat Perci
val zijn vrouw kwam opzoeken. Uit jaloezie schijnt
die broer zich dood gedronken te hebben. Natuur
lijk een treurige geschiedenis maar
dat verklaart toch niet genoegzaam
't teruggetrokken leven van Percival.
Ik kende zijn broer en hem al als
kinderen. Ook Marcus Drummond
heb ik zien opgroeien. Hun ouders
waren onze vrienden. Hij had zich
niet van alle oude bekenden hoeven
terug te trekken, tenzij
„Ga door alsjeblieftWat denk je?"
,,'t Is misschien allemaal theorie
maar ik heb me steeds verbeeld, dat
Marcus weet, wat er dien nacht op
Wold Hall gebeurd is en dat hij iemand
beschermt."
„Maar dan toch niet Percival East
lake
„Ik weet 't niet. Misschien wel. Ze
zijn altijd heel groot met elkaar ge
weest. En je weet, in dien tijd moet
er sprake geweest zijn van twee man
nen ik bedoel, dat, daar Marcus niet
op twee plaatsen tegelijk kon zijn,
iemand meer voor zijn persoon is aan
gezien dan hem waarschijnlijk lief was.
„Maar ze lijken heelemaal niet op
elkaar."
„Niet precies; maar voor Percival
ziek werd, was hij even groot en recht
als Marcus. Ze hadden alle twee bruin
haar en schitterende oogen en be
denk wel iedereen geloofde, dat
alleen Marcus in staat was om een
zeker zwart paard te berijden, dat al
menigen staljongen van zijn rug ge
gooid had. Maar ik weet toevallig,
dat Percival dat beest evengoed be
rijden kon. Ik heb het met mijn eigen
oogen gezien. Daarom
„Maar je gelooft toch niet Dien
nacht Denk je dan
Ik meen niet meer dan wat ik zeg.
Deze twee jonge menschen waren
boezemvrienden. Ze hadden geen ge
heimen voor elkaar. Ze waren altijd
samen. Roland, de oudste broer, was
altijd een woeste jongen. Men dacht,
dat Percival heel naders was, maar
wie weet (Wordt voortgezet)