door E. Everett Green 772 VRIJDAG 12 DECEMBER 1930 No. 39 De Bronzen Man Maar, Leslie, hoe kan ik 't je dan zeggen vroeg Marcia ernstig. „Vraag alsjeblieft geen raadseltjes, Marcia. Die heb ik nooit kunnen oplossen. Ik voel alles meer. Ik zie nu al, hoe 't wordt. We zullen een alleraardigst leven hebben samen. Hij heeft een heerlijk humeur en ik ben ook nog al gemakkelijk om mee om te springen. Iedereen zal ons sympa thiek vinden en de meesten zullen ons benijden. Marcia, 't is even idyllisch als op 't tooneel. Ik heb net een gevoel of de menschen in hun handen zullen klappen en we hand in hand nog eens voor 't voet licht zullen moeten treden. Maar een mensch wil nu eenmaal niet leven als in een blijspel, waar iedereen 't ware doet en waar in de laatste acte alles goed afloopt. Begrijp je me „Ik geloof 't niet. Zeer zeker is een gelukkig huwelijk een der mooiste dingen, die er op de wereld bestaan." „GelukkigMaar geef nu eens een definitie van geluk daar gaat 't juist om. Er zijn zooveel soorten geluk. Sommigen zijn gelukkig met de zegeningen, die ik juist heb opgesomd, en verlangen niet meer. Maar maar ik geloof niet, dat ik er mee zou kunnen volstaan. Ik geloof niet, dat 't voor mij genoeg is, Marcia, en voor jou evenmin." „Laat mij er buiten, Leslie," viel Marcia haastig in de rede. „Ik ben geen geschikt voorbeeld." „Jij bent met een man getrouwd," sprak Leslie heftig opeens „een man, die een geheim met zich omdraagt. Wat zou mij dat laatste kunnen schelen, als ik er van verzekerd was, dat hij steeds als een man gehandeld had?" Leslie zweeg. Met groote oogen staarde ze strak voor zich uit. Marcia keek haar doordringend aan. „Ennisvale is nog jong," zei ze, „hij heeft nog weinig meegemaakt. Hij is niet opgegroeid in de ijzermijnen van de Drummonds toch geloof ik, dat je nooit tevergeefs een beroep op hem zoudt doCn, Leslie Maar plotseling zweeg ze, want Leslie sprak ze sprak eigenaardige woorden en ze had een droo- merigen blik in de oogen. „Ik dacht niet aan Ennisvale," zei ze. Toen zei Marcia niets meer en een diepe stilte heerschte in de groote kamer. Van buiten klonk 't geluid van de voetstappen van Marcus, die heen en weer liep met zijn gast. Toen de stappen aan 't andere einde van 't terras waren en de heeren haar dus niet konden hooren, liep Marcia plotseling naar Leslie toe en legde de hand op den schouder van haar vriendin. „Wat je ook besluit," zei ze en haar stem klonk vreemd heesch, „maak nooit de vreeselijke fout om te trouwen zonder liefde Leslie keek op en probeerde de gedachten van de ander te lezen. „Je gelooft dus in liefde in 't huwelijk Bijna zonder 't te willen, ontsnapte 't meisje die vraag. Marcia deed een stap terug, ze was heel bleek. „Ja, daar geloof ik zeer zeker in," antwoordde ze langzaam. „Ik geloof niet in een huwelijk in een echt huwelijk zonder liefde." Toen liep ze den tuin in, maar ze voegde zich niet bij de beide wandelaars. Vlug ging ze 't trapje af en verdween in den donkeren tuin. HOOFDSTUK XIX PERCIVAL EN LESLIE ("\h, Liefste, we zijn terug. Moedertje is er ook bij, en ze wil zoo dolgraag een kopje thee. Ga toch gauw mee naar 't hek I" Opgewonden kwam 't meisje naar Percival toe^ gevlogen. Twee uur geleden was Ennisvale haar komen halen voor een autoritje en nu bracht hij haar terug. Ze trok Percival mee en voor hij nog goed wist, wat er met hem gebeurde, stond hij al naast den auto. Ennisvale en Leslie, die ook van de partij geweest waren, staken hem de hand toe. „Ah, goedenmiddag Eastlake," nam Ennisvale 't woord. „We snakken naar een kop thee. Mogen we dus onszelf inviteeren „'t Zal me een feest zijn," antwoordde Percival, „maar daar er weinig gasten op 't schiereiland komen, hoop ik, dat u genoegen zult nemen met wat we u aan te bieden hebben." Uiterlijk bedaard liep Leslie naast haar gastheer, maar inwendig stormde 't en ze gaf zich een flink standje. „Dwaas kind," mopperde ze. „Ik dacht, dat je er al overheen was. En nu alleen maar bij 't zien van hem, voel je je al ellendig Bah Een man met een knap uiterlijk, maar met 't karakter van een lafaard 1" Tot nu toe had ze nog maar alleen de ontvang kamer gezien van Percival's huis, maar nu ging hij hen voor naar den prachtigen tuin. Midden op een uitgestrekt grasveld droeg Perci val stoelen aan en Leslie nam in een gemakkelijken rieten fauteuil plaats en leunde achterover. Ze keek om zich heen en haar blik bleef rusten op Percival, die zijn pleegkind wenken gaf, hoe ze thee moest zetten. Hij keek haar niet aan, maar stond over 't kind heen gebogen. Zijn gezicht had een zachte uitdrukking, maar toch vond ze 't een krach tig gelaat. Leslie was een van de vrouwen, die zacht heid alleen kunnen apprecieeren in een man, wan neer die karaktertrek gepaard gaat met flinkheid en vastheid van wil. KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE Marcus Drummond, de zoon van den rijk geworden mijnbe- zitter Robert Drummond redde als zestien-jarige jongen op een bergtocht in Zwitserland het dochtertje van Lord St. Barbe, Marcia Defresne. Bij die gelegenheid voorspeltdejongen.dat zij eens samen zullen trouwen. Na tien jaren is de adellijke tamilie St. Barbe totaal verarmd. Om haar familie te redden, vooral ook om haar broer Viscount Ennisvale te kunnen laten studeeren, stemt Marcia toe in een huwelijk met Marcus Drummond. Hij verklaart haar, dat hij haar redder van tien jaar geleden is. Desondanks kan Marcia geen liefde voor hem gevoelen en beschouwt zij hun huwelijk, dat kort daarop wordt voltrokken als een „verstandshuwelijk". Zij nemen hun intrek op Falconer's Hall, een landgoed in de buurt van de mijnen, waarvan Marcus eigenaar is. Op een van haar ritten in den omtrek ontmoet Marcia een knaap, Mark Raleigh, die haar vertelt, dat Marcus Drummond zijn vader heeft ver moord. Marcia tracht aan de misdaad van haar man niet te gelooven, doch zij slaagt hierin slechts ten deele, vooral als Marcus haar verbiedt om alleen een bezoek te brengen in de streek, waar de oude boer Ebenezer Raleigh (vader van den vermoorde) woont. Na deze ontmoeting komt Marcia terecht in een verlaten woning in den omtrek, waar Percival Eastlake, vriend van Marcus, en een hartkwaallijder, met een klein meisje een kluizenaarsleven leidt. Marcia verzorgt den patient en naar huis teruggaande, bemerkt zij Marcus te paard, met vóór zich den kleinen Mark Raleigh. Thuisgekomen vertelt Marcus zijn vrouw de geschiedenis van zijn vriend Eastlake. Het kleine meisje is Percival's nichtje, dat hij, op verzoek van haar moeder, Estelle Enderby, die met zijn broer Roland was ge trouwd, tot zich heeft genomen. Het kind is wees. Percival voelt zich echter onteerd, omdat zijn komst in Afrika, waarheen zijn broer getrokken was, diens jalouzie heeft wakker geroepen. Hierdoor geraakte Roland nog meer aan den drank, dan reeds het geval was en hij stierf tengevolge van een aanval van delirium.De kleine Marcus Raleigh is een speelkameraadje van „Schatje," gelijk Percival Eastlake zijn nichtje noemt. Tot haar teleurstelling spreekt Marcus Marcia niet over zijn verhouding tot Raleigh.Tijdens de visite's, welke Marcia ontvangt, zinspelen de gasten steeds op een geheim van Wold Hall, het huis, dat Marcus nabij zijn mijnen bezit, dat hij steeds bewoonde vóór zijn huwelijk en ook nu nog gebruikt als hij langeren tijd van huis moet. Marcia bezoekt met haar man de mijnen en bemerkt, dat er moeilijkheden zijn met de arbeiders. Zij gaan samen naar Wold Hall, waar Eastlake en zijn nichtje hen reeds wachten. Thuisgekomen van Wold Hall, dat haar een huis met een geheimzinnige historie schijnt, vindt Marcia een telegram van haar beste vriendin Leslie Moncrieff, die komt logeeren. Een der volgende dagen vertelt Marcia haar, dat Marcus be schuldigd wordt zijn besten vriend te hebben veimoord. Leslie ontmoet op een rit Ebeneger Raleigh, die de beschuldiging volhoudt, dat Marcus zijn zoon heeft vermoord. Later treft zij Ruth Raleigh, de vrouw van den vermoorde, die zegt niet te gelooven in Marcus' schuld. Op den terugweg verdwaalt Leslie en komt terecht op „Dale Farm," waar Rebecca Dugdalo, de nicht van de vrouw van Roland Eastlake, woont. Deze beschuldigt Marcus zijdelings van den moord. Op een tuin feest hoort Leslie echter wantrouwen uiten tegen Percival Eastlake. Zij vraagt hem of Marcus de schuidige Is, waarop hij ontkennend antwoord. Ennisvale St. Barbe komt op be zoek. Hij maakt Leslie het hof. die echter in haar hart van Percival houdt. Hier was een man, die een ge- \T 1 A zicht had, dat vertrouwen afdwong lNO» It een man om te achten om lief te hebben. En toch en toch hoe kon men op zoo'n manier aan hem denken Had hij niet iets gedaan, dat laag was en verachtelijk? Verborg hij zich niet achter de kracht en de edelmoedigheid van een man, dien hij zijn vriend noemde Waar om zou ze niet probeeren om van dezen man te weten te komen, wat Marcus haar niet wilde ver tellen Als hij wist, wat er dien vreeselijken nacht gebeurd was, waarom zou hij 't dan voor haar verzwijgen Voorzichtig wachtte ze haar kans af en toen Ennisvale met 't kind wegging om den tuin te be kijken, terwijl de thee stond te trekken, begreep ze, dat nu 't geschikte oogenblik gekomen was en diplo matiek bereidde ze den aanval voor. „Uw pleegkind is een schatje. Ze praat en doet of ze in 't sprookjesland is opgegroeid. Maar wat doet u met haar, wanneer ze ouder wordt „Ik heb mezelf al meermalen die vraag gesteld maar we hebben nog tijd. Ze is pas zes geworden. En ze is niet bij andere kinderen ten achter. Ik geef haar zelf les." „Nee, achter is ze zeer zeker niet. Ik vind juist, dat ze in heel veel opzichten haar leeftijd vooruit is. Ze hoort en ze ziet zoo veel. Tof dusverre lijkt alles haar een droomwereld. Maar hoe lang kan dat nog duren „Ik hoop nog een paar jaar. Het leven kan nog hard genoeg voor haar worden. Ik wil niet, dat haar droom voor den tijd verscheurd wordt. Sommigen van ons blijven lang hun idealen en phantasieën behouden. Maar zeer weinig menschen weten hun heele leven die heerlijke opgewektheid en hun jonge illusies te behouden." Even bleef zijn blik op Leslie rusten. Ze voelde een rilling door zich heen gaan. Ze moest wel op merken, dat zijn laatste woorden haar karakter gegolden hadden. Maar ze liet niets merken en juist door de inspanning, die dat haar kostte, was haar toon koel. „Misschien komt de ontgoocheling voor haar vroeg genoeg doordat ze de bewoners van Hill Top Farm kent." Verwonderd keek hij haar aan. „Waarom denkt u dat ,,'t Kind komt er dikwijls. Ze speelt met den kleinen jongen. Mark weet te veel of te weinig. Te zijner tijd zal hij zijn vriendinnetje vertellen, wat hij gehoord heeft. De droomen van 't kind zullen plaats moeten maken voor de harde wer kelijkheid van de een of andere tragedie nu nog een geheim. Mijnheer Eastlake, beseft u wel, dat 't laatste hoofdstuk van 't drama nog niet geschre ven is Ze had 't kind gebruikt als middel om tot haar doel te komen, 't Kwam niet in haar op om te denken, dat 't leven van 't kind veel treuriger zou worden, wanneer haar theorie waar bleek, dan wanneer alles bleef, zooals 't nu was. Ze had Per cival duidelijk gemaakt, dat ze een voorgevoel had van naderend onheil en dat was haar voorloopig genoeg. Hij keek haar strak aan. Zijn gezicht stond heel ernstig Er was iets uitdrukkelijk vragends in zijn blik, zooals ze eenige dagen geleden Marcus ook had zien kijken, toen ze 't gesprek op hetzelfde onderwerp had gebracht. Ze wachtte niet tot Percival iets zeggen zou. Vlug, hartstochtelijk stootte ze uit „Zoo lang Ebenezer Raleigh overtuigd blijft, dat Marcus Drummond de moordenaar van zijn zoon is, zoo lang ben ik overtuigd, dat Marcus' veiligheid gevaar loopt. Ik ben bij de boerderij geweest. Ik heb Ruth Raleigh gesproken. Ik geloof, dat er een complot bestaat. Ik ben er van over tuigd, dat hij 't ook weet. Maar hij is een dapper man - en dappere menschen zijn dikwijls onvoor-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 12