door E. Everett Green
V
794 VRIJDACt 19 DECEMBER 1930 No. 40
De Bronzen Man
Ze zag met een enkelen oogopslag, dat iets
hem hinderde en ze strekte haar handen
naar hem uit, maar wachtte tot hij zou be
ginnen te spreken.
,,Wat hoor ik allemaal over Marcus, Marcia?"
vroeg hij. „Jij hebt er natuurlijk ook over hooren
spreken."
„Waarover, Ennisvale?"
„Over die misdaad op Wold Hall, waarvan Mar
cus beschuldigd is, hoewel 't schijnt, dat hij een
alibi
„Maar dat is bewezen 1"
„Dus je weet 't Dan verwondert 't me, dat je
er zoo kalm over spreekt. Wat zegt Marcus er van
tegen jou Ik heb gehoord dat hij zijn bekenden
er met geen enkel woord over gesproken heeft.
Hij zwijgt, en 't blijkt, dat hij zoo gevreesd wordt,
dat men er nooit over durft spreken tegenover hem.
Maar achter hem om praat men genoeg."
„Wat zeg men dan
„Dat 't er op Wold Hall een paar jaar vreemd is
toegegaan. Dit vreemde eindigde met een moord
en de moordenaar is nooit ter verantwoording
geroepen. Ik beweer, dat als Marcus Drummond
niet aan den moord schuldig is, hij zich wel aan
andere misdaden zal hebben schuldig gemaakt.
Ik begrijp niet, dat er na den moord niet meer
ruchtbaarheid aan gegeven werd. Nu praten de
menschen er genoeg over. Vertel me eens, Marcia,
wat weet jij er van Je weet, dat ik graag 't beste
van Marcus wil denken. Maar toen hij in onze
familie wilde trouwen, had hij moeten zorgen, dat
hij jou een onbevlekten naam had kunnen aan
bieden. 't Was al vernedering genoeg voor een
Defresne om met een Drummond te trouwen,
maar we hadden toch minstens 't recht te verwach
ten, dat de naam Drummond onbesmet was."
Marcia werd om beurten rood en bleek. Ze steun
de haar elleboog op den schoorsteenmantel en
keek haar broer aan. Leslie Moncrieff, die juist
de kamer binnenkwam, hoorde de laatste opgewon
den woorden van den jongen man.
„Wat is er?" vroeg ze.
Haar binnenkomen verbrak de spanning. Ennis
vale begroette haar, even klaarde zijn gezicht op.
Maar 't was slechts de stilte, die den storm vooraf
ging, want toen de eerste begroeting voorbij was,
zei hij tegen 't jonge meisje
„Ik heb verschillende praatjes gehoord en wil
onderzoeken of ze waarheid bevatten. Weet jij er
iets van Weet je, dat Marcus een ver van smet
teloos verleden achter zich heeft en dat alleen
zijn geld hem voor de gevangenis heeft bewaard
Zijn alibi schijnt bewezen, maar waarom is alles
zoo geheimzinnig met betrekking tot hem Weet
jij iets van de geschiedenis
„Ik heb wel iets gehoord," antwoordde Leslie met
'n vluggen blik op Marcia, „maar dorpspraatjes
hebben niet veel aantrekkingskracht voor me."
,,'t Zijn meer dan dorpspraatjes, 't Is een leelijke
geschiedenis, die opheldering behoeft. Ik ben geen
man om van een molshoop een berg te maken ik
vraag alleen een verklaring. Marcia, je man heeft
die hoogstwaarschijnlijk aan jou gegeven. Je hoeft
niet te herhalen wat hij allemaal over dat onder
werp verteld heeft. Maar ik vraag je alleen, is
deze verklaring je voldoende en zou hij dat ook
voor anderen zijn
Marcia wierp 't hoofd in den nek en haar donkere
oogen begonnen te gloeien.
„Ik heb Marcus nooit om een verklaring ge
vraagd," zei ze heel rustig, maar met iets hoog
hartigs dat Ennisvale nog nooit in zijn zuster
gemerkt had. Verwonderd, verontwaardigd zelfs,
hij haar aan.
el je, dat je deze praatjes ook gehoord
r dat je niets gevraagd hebt
cia, dan doe je heel verkegrd."
gen niet neer, maar ze antwoordde
„lk weet, wat je denkt," barstte Ennisvale
opeens uit. „Je denkt, dat, al vraag je er naar, ie
toch geen antwoord krijgt. Je man zou je toch
niet in zijn vertrouwen nemen."
„Mis I" riep Marcia en in haar toon lag iets van
triomf. „Integendeel, ik weet, dat ik maar een
enkele vraag heb te stéllen om een bevredigend
en uitvoerig antwoord te krijgen."
„En waarom vraag je 't dan niet?"
„Omdat, als 't beter was, dat ik 't wist, mijn man
't me zeker verteld zou hebben."
„Geloof je dat
„Ja."
Ongeduldig haalde Ennisvale de schouders op.
„Ik heb je vroeger nooit voor dwaas versleten,
Marcia."
Ze antwoordde niet. bleef alleen kaarsrecht staan.
Ze wist, dat haar broer driftig kon zijn en dat zelf-
beheersching niet zijn sterkste eigenschap was.
Maar een oogenblik later was hij zichzelf weer.
„Neem me niet kwalijk, Marcia, ik had dat niet
moeten zeggen. Maar ik heb reden om boos te zijn.
Vertel me dit geloof je, dat, als je hem een
vraag zoudt stellen, Marcus je die naar waarheid
'zou beantwoorden?"
Haar stem was heel kalm, toen ze zei
„Daar heb ik zijn woord op. Hij heeft me zelf
gezegd, dat ik hem vragen kon, wat ik wou. En
voor de rest, ik geloof niet, dat mijn man met leu
gens kan omgaan."
„Dan sprak Ennisvale, „ligt je weg duidelijk
voor je. Morgen neem ik je mee naar Wold Hall
en daar zul je hem om een verklaring verzoeken.
Ik zal tevreden zijn, als jij dat bent. Tenminste,
ik zal 't probeeren. Natuurlijk, als je me de heele
geschiedenis kunt vertellen
„Dat is onmogelijk, Ennisvale, want ik ben niet
van plan Marcus iets te vragen."
„Wil je niet
„Neen, ik weiger absoluut."
„Je wilt dus niet met me mee naar Wold Hall
„Neen."
„En de reden?"
„Ik vertrouw mijn man volkomen. En hiermee
beschouw ik de zaak als afgedaan."
Ze keerde zich om en statig als een koningin
verliet ze de kamer.
Hulpeloos keek Ennisvale Leslie aan. Is ze
gek
„Ik weet 't niet een beetje misschien maar
't is een edel soort krankzinnigheid. Oh, Ennisvale,
zie je 't dan niet aankomen Als je 't niet ziet, wil
ik 't je in je stemming van vandaag niet duidelijk
maken."
SomberTtleef hij voor zich uit staren, toen barstte
hij uit
„Als zij 't niet wil, dan doe ik 't zelf 1"
HOOFDSTUK XXI
HET WOEDEN VAN DEN STORM
De twee mannen stonden vlak tegenover elkaar
inde werkkamer van Wold Hall,waar Ennisvale
zijn zwager was komen overvallen. Dat was nu
een half uur geleden, de avond viel, maar daar de
kamer door de brandende haardblokken in den
haard fel verlicht werd, merkte men dat niet.
Ennisvale had een kleur en hij keek boos. Marcus
daarentegen was even bedaard als altijd. Op geen
enkel punt had hij zijn tegenstander iets toege
geven. Geen woord geen enkele blik, waardoor
hij zich had kunnen verraden.
,,'t Spijt me, dat je 't zoodanig opneemt," sprak
Marcus rustig, zijn stem was koud als staal. „Ik
ontken niet, dat er 't een en ander gebeurd is in
't verleden, dat me spijt. Maar ik geef geen enkele
verklaring aan jou. Dat hoofd- -I c
stuk uit 't verleden is gesloten. IN O» ID
Een persoon in heel de wereld
heeft 't recht om 't te weten en dat is mijn vrouw.
Heb je volmacht van haar
Deze vraag kwam er onverwacht uit, ze werd op
heel anderen toon gesteld. Ennisvale voelde 't
verschil. Maar hij wilde zakelijk blijven. Hij wilde
zich niet tot zachtere gevoelens laten verleiden.
„Ik kom niet namens haar. Zelf wil ze de vraag
niet stellen, die ik me, als haar broer, genood
zaakt voel wel aan je voor te leggen. Ik ben haar
wettige beschermer
„Neem me niet kwalijk," antwoordde Marcus
en 't leek of zijn gestalte zich nog meer rechtte,
„haar wettige beschermer ben ik."
„En je bedriegt haar en weigert haar recht te
erkennen."
„Ik bedrieg haar niet en ik wil haar geven, wat
ze vraagt. Als ze zoo verstandig is om niets te
vragen, leg ik me daar graag bij neer."
„En jullie leeft voort, terwijl een kloof jullie
gescheiden houdt, wat haar ongelukkig maakt I"
barstte Ennisvale uit. Nog wist hij zich in te hou
den, maar hij voelde, hoe zijn verontwaardiging
de overhand kreeg.
't Gezicht voor hem verried geen enkele emotie.
Marcus stond met zijn rug naar 't vuur 't schijnsel
viel op Ennisvale's gelaat, dat rood was en opge
wonden. Misschien was hij de eenige in de familie,
die niet wist, waarom Marcia met dezen man ge
trouwd was en onder welke voorwaarden. Ze had
niet gewild, dat men 't hem vertellen zou. Ze wilde
niet, dat hij zou weten, welk een verandering 't in
zijn leven maakte, dat zij de hypotheek in handen
had. Hij wist wel, dat hun omstandigheden veel
gunstiger geworden waren na 't huwelijk van zijn
zuster, maar Ennisvale was een geboren aristocraat
en was ten volle overtuigd, dat Marcus 't meest bij
't huwelijk gewonnen had. Hij had een lady De
fresne tot vrouw gekregen. Zijn familie werd daar
door veredeld, zooals zijn geld dat nooit had kunnen
doen. Als Marcus Drummond dat niet begreep,
was 't alleen, omdat hij van afkomst een plebejer
was. Was hij niettegenstaande zijn onbuigzaam
heid en ijzeren wil in zijn hart ook nog een lafaard
Was hij bang voor openbaarmaking? Ennisvale
overdacht de heele situatie. Zijn brein werkte ra
zend vlug. Er was maar een heel korte pauze,
voor hij weer sprak. Maar in dien tijd was zijn
toon heelemaal veranderd. Van een impulsieve
woede had hij een ijzige koelheid aangenomen, zelfs
klonk er minachting in door.
„Ik begin 't nu te begrijpen," zei hij langzaam.
Weer gaf Marcus geen antwoord. Hij wilde geen
ruzie maken met den broer van Marcia. Hij mocht
Ennisvale graag. De jongeman had iets jongens
achtig openhartigs, wat den ouderèn man aantrok.
Niettegenstaande zijn verontwaardiging zag hij
er dien avond heel jong uit.Hij leek juist zooveel op
Marcia, dat haar echtgenoot zijn zwager niet de
deur kon wijzen, zooals hij stellig een ander zou
gedaan hebben.
„Aan Marcia wil je dus de heele geschiedenis
vertellen, maar je bent bang haar met je schuldig
geheim te bezwaren. Heb ik tot zoover gelijk
„Als 't geheim een schuldig geheim is maar
dat laat ik aan je zuster ter beoordeeling over
dan heb je gelijk."
„Een geheim, waarin sprake is van een moord,
beschouw ik zeer zeker als een schuldig geheim,"
sprak Ennisvale,nog steeds zijn uiterste best doend
om kalm te blijven. „En een man kan gerust zijn
vrouw in vertrouwen nemen, daar zij de eenige
is in heel de wereld, die niet tegen hem mag ge
tuigen. Ik feliciteer je met je scherpzinnigheid."
Een oogenblik heerschte doodsche stilte in de
kamer, alleen verbroken door de zware ademhaling
der beide mannen. Toen nam Marcus 't woord
„Heb je nog iets anders te zeggen
„Neen."