door E. Everett Green
V
834 VRIJDAG 2 JANUARI 1931 No. 42
De Bronzen Man
En je denkt, dat onze vriendschap de reden
is, waarom ik me achter zijn rug zou verber
gen te ziinen koste? Denk je, dat mijn
hand Luke Raleigh getroffen heeft, en
daar Marcus zijn alibi heeft kunnen bewijzen,
't me niets kon schelen, wat men in de buurt
over hem mompelde of dat ik hem gerust
zou overlaten aan de wraak van den half krank
zinnigen Ebenezer
Leslie aarzelde nu. Iets in zijn klaren, open blik
vaagde haar achterdocht weg.
„Ik dacht, dat jullie 't misschien in 't begin't
beste gevonden hadden, en dat Marcus je nu dwong
vol te houden. Maar ik kon de gedachte niet ver
dragen, dat je zelf niet handelend optrad. Ik
wilde, dat je voor de waarheid opkwam en de con
sequenties aanvaardde. Vergeef me, dat ik je
verkeerd beoordeelde.
Ze strekte haar hand naar hem uit. Hij greep
die en zijn oogen straalden.
„Ik ben blij, dat ik 't nu weet. Ik voelde dat ik
je ongenoegen had opgewekt en was bang, dat ik
dat verdiende. Misschien kan ik je nu nog niet
tevreden stellen, want zonder goedvinden van Mar
cus kan ik je nog geen nadere uitlegging geven."
„Ook niet om hem uit doodsgevaar te redden?"
Percival keek haar aan.
„Als je doelt op de wraakplannen van Ebenezer
Raleigh kan zelfs dat hem niet redden."
Vragend keek ze hem aan. ,,Ook niet, als hij
weet dat een ander 't gedaan heeft
„Hij zou 't niet gelooven. Niets kan hem over
tuigen, tenzij de dader te voorschijn komt."
„Laat die dan komen."
„Dat is onmogelijk."
„Is die dan ook dood?"
„Ik weet 't niet. Hij is uit onzen gezichtskring
verdwenen. Ik heb nooit meer iets van hem gezien
of gehoord sinds dien nacht."
„Maar Marcus weet die 't Kan die hem niet
terug laten komen
„Ik weet 't niet. Marcus heeft zijn geheimen
zelfs voor mij. Ik weet niet of de man nog leeft
of dat hij dood is."
Leslie dacht na. Een nieuw licht scheen op 't
geheim te vallen. Hier op dezelfde plek, waar
eenige jaren geleden de tragedie zich had afge
speeld, beloofde ze zichzelf 't raadsel te ontsluie
ren, dat Marcus bedreigde misschien hem al ten
ondergang gebracht had.
„Hij zal 't Marcia vertellen 1" zei ze zacht.
„Marcia moet 't hem vragen."
Ernstig keek hij haar aan.
„Ja aan zijn vrouw zal hij 't vertellen,"
antwoordde hij. „Wanneer je Marcus zult leeren
kennen, zooals ik hem ken, Leslie, dan zul je
merken, dat hoe hard en onwrikbaar hij ook
schijnt, hij een zeer onbaatzuchtig, edel vriend is,
en als hij eenmaal aan iemand zijn sympathie of
zijn liefde heeft gegeven, hij voor die iemand ook
alles over heeft. Men heeft hem niet gauw, maar
als men hem heeft, dan heeft men hem voor goed."
„Dat weet ik," zei Leslie. „Van onze eerste ont
moeting af heb ik dat al gezien. En hij houdt van
Marcia."
„Met een liefde, waarmee slechts weinig vrouwen
bemind worden."
Hun oogen ontmoetten elkaar. Een electrische
trilling scheen van hart tot hart te gaan. Leslie
kreeg een vuurroode kleur, terwijl Percival bleek
werd. Zwijgend keken ze elkaar een oogenblik
aan, toen wendden ze den blik af. Marcia kwam
naar hen toe en haar angstig vertrokken gezicht
scheen Leslie een berisping, dat ze zich zelf zoo
gelukkig kon voelen onder deze omstandigheden.
„Ik kan hier niet blijven!" barstte Marcia uit.
„Ik moet dichter bij de mijn zijn. Wold Hall is
veel te ver weg. ik moet van minuut tot minuut
weten, wat er gebeurt. Dat kunnen we alleen op
de plek zelf. Ennisvale gaat met me mee. Leslie,
je vindt 't toch niet erg om alleen te blijven
Maar ik moet er heen. Wil je terug naar Falconer's
Hall De auto wacht nog. Ik heb alles hier, wat
ik vannacht noodig heb. De auto kan teruggaan.
Ik blijf."
„En ik ook," antwoordde Leslie onmiddellijk.
„Ik heb ook mijn toiletbenoodigdheden meege
bracht. Alsof ik je in zoo'n tijd alleen zou kunnen
laten, Marcia 1 Wanneer jij naar de mijn gaat,
ga ik met je mee."
„Jullie kunt daar niets doen," mengde zich nu
Ennisvale in 't gesprek. „Laat mij gaan met
Eastlake. We zullen jullie geregeld op de hoogte
houden, 't Is geen plaats daar voor jullie."
Ennisvale keek rond naar Percival, als wilde hij
hem vragen hem te steunen; en toen ze de richting
van zijn blik volgden, zagen ze een kleine gedaante
uit de richting der mijnen zich vlug naar Wold
Hall voortspoeden.
,,'t Is Mark Raleigh," riep Marcia. „Hij brengt
nieuws," en gevolgd door de anderen, vloog ze 't
kind tegemoet.
Ze ontmoetten elkaar op de plek, waar de
jongen even stilstond om adem te scheppen. Hij
keek Percival aan, die de eerste was om 't onheil
spellende te begrijpen van de mededeeling, welke
't kind in zijn groote opwinding er hakkelend uit
stootte
„Grootvader is naar de mijn, naar grooten Mar
cus. Hij is nu beneden. Hij kwam niet mee naar
boven I"
Percival's gezicht veranderde.
„In de mijn, Mark? Maar hoe kon hij beneden
komen Alleen mijnwerkers mogen in de kooi."
„Hij deed 't toch. Hij heeft met een ander van
kleeren verwisseld. Ze stonden om de kooi heen
gedrongen. 't Ging heel vlug. Ik zag 't. Hij trok
een ander zijn jas aan en zette zijn pet op. Als
anderen 't ook gezien hebben, wisten ze er van af.
Toen ging de kooi naar beneden. Grootvader gingen
mee. Bij de tweede ploeg. Als groote Marcus hem
gezien had, zou hij hem teruggestuurd hebben.
Al gauw kwam de eerste kooi weer boven half
stikkend kwamen een paar man van de reddings
brigade op met tien mannen, die ze gevonden had
den. Ik weet niet of er dooden bij waren. Maar
grootvader kwam niet terug. Ik liep naar mammie
Ruth en vertelde 't haar en zij stuurde me naar u.
Ze zei, dat u stellig hier was als ik u bij de mijn
niet zag. En dus kwam ik hier."
Marcia keek naar Percival, als wilde ze van hem
een nadere verklaring; maar hoewel hij heel ern
stig keek, zei hij niets. De angst voor het behoud
van haar man werd elk oogenblik grooter. Hij was
daar in 't hart van de aarde, omringd door gevaren,
die zij slechts flauw vermoeden kon. Enj nu bleek
't, dat zijn doodsvijand ook beneden was de
man, die belust was op wraak 1 Had ze eigenlijk
nog wel een verklaring noodig om haar de zaak
duidelijk te maken
„We moeten onmiddellijk naar de mijn," zei ze
doodsbleek, maar uiterst kalm. „De baas van 't
werkvolk moet daarmee op de hoogte gebracht
worden. Niemand, die niet tot de reddingsbrigade
hoort, mag naar beneden. Mijn woord moet ge
wicht in de schaal leggen. Misschien is 't leven
van mijn man nu wel in groot gevaar."
Met ernstige, begrijpende oogen keek 't kind
haar aan.
„Grootvader zal hem kwaad aoen, ais hij daar
kans voor ziet. Moeder zegt 't en ik heb 't hem zelf
ook meermalen hooren vertellen. Als hij nu met
grooten Marcus in de mijn is, dan neemt hij zijn
kans waar."
„Er is geen seconde te verliezen," zei Marcia.
Op hetzelfde oogenblik kwam Block, die bij de mijn
achtergebleven was, hard aanloopen.
,,lk kwam u zeggen, mylady,"
hijgde hij, „dat de eerste ploeg, IN O» 1/
die naar beneden gegaan is, weer
boven is gekomen behalve meneer Drummond, ze
hebben meer dan de helft van de mannen, die na de
ontploffing niet meer vluchten konden, meege
bracht. Drie zijn er dood, en drie zwaar gewond;
de rest zal wel in leven blijven. Maar de lucht be
neden is erg slecht, hoewel ze zooveel mogelijk
frissche lucht toevoeren."
„Waarom kwam mijnheer Drummond ook niet
mee
„Zeker, omdat hij begreep nog niet weg te kun
nen. De mannen zijn bang voor rook en 't gevaar
van een plotselingen watervloed. Een paar ande
ren zijn naar hem toegegaan; maar als hij boven
komt, durft niemand 't reddingswerk aan."
Opeens dreunde de aarde onder hun voeten,
een dof rommelend geluid scheenj.tliep uit den grond
te komen. De woorden bestierven Marcia op de
lippen. Ieder werd lijkbleek van ontzetting. Alleen
't kind kon de woorden uiten
„Dat is een tweede ontplofing I"
HOOFDSTUK XXIV
BEGRAVEN
l~\e auto reed in razende vaart van Wold Hall naar
de mijnen langs denzelfden weg, dien Mar
cus honderden malen had afgelegd, net zoo lang
tot elke steen hem bekend voorkwam. Zou Marcus
ooit weer dien weg gaan
Percival Eastlake had geprobeerd om Marcia
gerust te stellen. Hij had haar verteld, dat deze
ontploffing heel goed in een ander gedeelte van de
mijn had kunnen plaats vinden dan waar de red
dingsbrigade aan 't werk was. Nog veel theorieën
had hij ten beste gegeven en angstig had ze toege
luisterd, probeerend de vaktermen, die hij gebruik
te, te verstaan en ze was er zich van bewust, dat
hij wel met kennis van zaken sprak maar niette
genstaande dit alles, hamerde een enkele vraag
haar voortdurend in de hersens
„Zal ik hem ooit terugzien Zal ik hem nooit
terugzien Zal hij 't ooit weten Nee, hoe kan hij
't weten, als hij nooit meer terugkomt dat hij me
geleerd heeft, wat hij gezegd had te zullen doen
toen ik 't niet mogelijk waande dat ik van hem
houd dat ik van hem houd 1"
Stil herhaalde ze deze woorden in zichzelf. De
anderen durfden hun gedachten niet hardop uit
te spreken, ze zagen haar doodsbleek achterover
leunen, gisten wel half en half de gevoelens, die
haar bestormden, maar durfden niets te vragen of
te zeggen.
„Zou ze werkelijk zooveel om hem geven
vroeg Ennisvale zich af. Ik had nooit gedacht, dat
Marcia zoo gauw te veroveren was. Ze trouwde,
zooals zooveel meisjes uit onze kringen, omdat
Marcus een goede partij was. Eens dacht ik, dat
Marcia anders zou zijn. Ze weigerde hem naar 't
geheim te vragen, toen ik 't haar verzocht. Was
dat een teeken van haar vertrouwen in hem Ik
heb 't nooit in dat licht bekeken. Ik geloof werke
lijk, dat ze van hem houdt, 't Zou juist iets zijn
voor een karakter als 't hare."
En Ennisvale keek zijn zuster aan met een nieu
we belangstelling en angstig vroeg hij zich af, wat
het lot zou zijn van den man met zijn ijzeren wil
en onwankelbaren moed, die zich in doodsgevaar
begeven had en die daad misschien nu al geboet
had met zijn leven.
„Stel je voor, dat Marcia nu al weduwe is 1"
Een week geleden nog zou Ennisvale de bevesti
ging van dit vermoeden heel kalm hebben opge
nomen. Hij zou gedacht hebben dat Marcia in zeer
gunstige omstandigheden achterbleef. Ze was nog
schatrijk, jong en zou de heele wereld nog voor zich
hebben. Zoo zou hij Marcia's weduweschap eenige
dagen geleden opgenomen hebben. Hoe kwam 't,
dat hij 't nu niet meer kon Waarom werd hij zelf