BERICHT DE INDRINGSTER No. 42 VRIJDAG 2 JANUARI 1931 827 eener stem hoorde, maar niets dan het beuken der vertoornde golven en het brullen en rumoeren van den storm kwam terug naar haar waakzame ooren. De pijn in haar been werd zóó hevig, dat nu en dan tranen zich tusschen haar oogleden drongen. Hoe dankbaar was zij nochtans voor den stalen ring Was die er niet geweest, dan zouden zij reeds lang in de zee zijn geslingerd. Ongetwijfeld hadden de Biackstone's Edmond reeds eerder vermist. Ach, niemand van die men- schen hield van hemI Niemand van hen gaf zich de moeite iemand te sturen om hem op te sporen. Zij hield van hem. Haar hart, geheel haar ziel was geconcentreerd op den jongeman, die bij vlagen het bewustzijn verloor en dan weer onder zwaar gekreun tot zichzelf kwam. Boven het geloei van wind en golven ving zij nu en dan zijn éénlettergrepige uitroepen op, en zij antwoordde op dezelfde manier. De dood was niet ver van hem af, daar was Rita zeker van. Het menschelijk lichaam kan niet Alles verdragen. Som tijds scheen zij zelf naar een ander plan van bewust zijn af te dalen, maar zij herwon zich steeds, wan neer zij ontdekte, dat haar armen neerzonkenzij herwon zich om een pijn naar lichaam en geest te lijden, die in één woord verschrikkelijk was. Het was een verlichting voor haar been, toen zij erin slaagde, met ééne hand den sleep van haar rok tusschen haar vleesch en den stalen ring te stoppen. Haar moed steeg met het verminderen van den doodsangst. Alsof zij het kostbaarste bezit vast hield, sloot zij haar armen strakker om Edmond heen. „Kus mij, lieveling!" barstte hij plotseling los. „Ik ben zoo koud! Ik ben als bevroren!" Er was geen verlegenheid meer in haar, toen zij haar lippen op zijn gelaat drukte. Hetgeen maan den van gewone kameraadschap wellicht niet zouden hebben gedaan, had hun geweldig avontuur op het vlot ten volle tot uitwerking gebracht.Liefde, vol-bloeiende liefde, bloesemde in hunne harten. Conventioneeie ideeën van tijd en maatschappe lijke positie verloren alle belang. Het was, of zij te zamen op weg waren naar een vreemd land een land, waarheen hun beider moeders hen waren voorgegaan. „Houd je gezicht tegen mijn arm, lieve jongen," sprak zij in zijn oor. „Het regent niet meer zoo hard als het gedaan heeft, maar de wind is erger. Zoo Kun je een minuut slapen „Neen zei hij rillend. „Neen, dat kan ik niet Maar ik voel me al heel wat beter. Hoe lief ben je M'n lieveling, ik zal je altijd noodig hebben ik zal je altijd beminnen." Hij was zóó lang rustig geweest, dat zij hoopte, dat hij in slaap was gevallen. Later kon zij zich niet herinneren, of zij zelf had gedut of niet. Zijn spreken deed haar met 'n schok tot de werkelijkheid terugkeeren. „O, lieveling, wat ben je toch goed voor me klonk het in haar oor. „En ik ben al warmer gewor den. Heb jij het erg koud, lieve Rita „Nee," verklaarde zij, „nee en zij was zich bewust, dat haar verzekering geen leugen was. Ondanks de angstige bezorgdheid voor hem, ondanks de folterende pijn, zong haar diepste wezen een lied van vreugde. Iemand hield van haar! Edmond had haar noodig Edmond beminde haar De vloek lag niet meer zoo zwaar op haar gekneusd en vernederd hart. De zure druiven, die door haar voorvaderen waren gegeten, lagen niet meer zoo scherp op haar tong. Dat haar prins haar liefhad, dat haar beminde haar noodig had, was een bewijs, dat zij recht had op een plaats in de wereld En vreemd genoeg, zoodra zij zich haar recht op leven bewust werd, was zij ook bereid te sterven. Niet in uren, dagen en jaren, maar in de extase van het offer zou zij haar leven voltooien en tot volmaking brengen. Zij hoefde dan geen rekening te houden met het verschil in maatschappelijke positie. Zij was dan niet gedwongen, aandacht te schenken aan Estelle Atherton's aanspraken. Edmond behoorde haar toe om te beminnen, te liefkoozen, om voor te leven, om voor te sterven 1 Toen scheen het plotseling, of het vlot zich wilde opstuwen tot den inktzwarten hemel. De schok, de hevige druk op haar met blaren bedekt been, ontrukte een kreet aan haar lippen. Daarna gebeur de er iets vreemds. De met ijzer beslagen vloer rees zachtjes op een opkomende golf, en werd niet meer teruggetrokken door de ankers. Onmiddellijk en met huiveringen, die haar lichaam tot ijs deden verkillen, werd Rita zich bewust, dat het vlot was losgebroken van z'n kabels. De vloed was op z'n hevigst, en de wind, die zoo mogelijk nog woester was geworden, had jongeman en meisje en vlot losgelaten over het kokende water van de baai. Rita liet haar laatste restje hoop varen. Er was geen kans, dat zij nu nog gered werden. Zelfs al zou heel de Blackstone-troep naar de kust rennen, dan konden zii toch niets uitrichten. De beweging van het vlot, hoewel het nog op razende wijze stampte en slingerde, was nochtans gelijkmatiger dan toen de ankerkettingen zoo voortdurend z'n bewegingen belemmerden, en zij was daar dolblij om Zij wist nu althans, dat Ed mond minder zou lijden. Allerlei gedachten schoten door haar brein. In welke richting zouden wind en getij hun plompe vaartuig voeren Zouden zij recht op Long Island afgestuurd worden Zij had geen middel om dit uit te maken. Het eenige, dat zij zeker wist, was, dat zij zich verwijderden van de plaats, waar elk oogenblik hulp had kunnen opdagen. Nieuwe gevaren, vreemd en vreeselijk, doemden voor hen op. Een zwaar, geheel doorweekt houtblok stiet tegen het vlot met een geweldigen bons, en beide jonge menschen, met hun zenuwen tot het uiterste gespannen, schreeuwden tegen den storm in. „Goede God, help onsstamelden Edmond's lippen. „Goede God, help ons dit was een gebed. Deze gedachte schoot door Rita's geest, en terwijl zij heen en weer schoven op het woelige water, bad zij uit het diepst van haar hart zonder ophou den „Goede God, help ons Eensklaps sloeg haar iets in het gelaat, een scher pe tik, een felle slag. Na het eerste oogenblik van verbazing bemerkte zij, dat Edmond uit al zijn macht haar middel greep, en over haar schouder hing een van de reddingstouwen, die vastgemaakt waren aan den rand van het vlot. Een touw Zij was als tot nieuw leven ontwaakt „Hou je stevig aan mij vast, Edmond!" huilde zij. „Hier is een touw." Zij speelde het klaar, het zware natte touw rond haar eigen lichaam en dat van Edmond te winden. Zij knoopte het op onhandige wijze. Vervolgens aangezien ze uitgeput was, strekte zij zich uit op het vlot met Edmond's hoofd op haar arm en haar been nog altijd in den stalen ring. Niet dat zij sliep. Zij was klaar wakker. Iets in haar binnenste gloeide als een lichtsignaal. Dat touw was het ant woord op Edmond's gebed op hóór gebed Wellicht dat zij in haar bovenmenschelijke inspanning, aangespoord door haar onbaatzuchtige liefde voor Edmond, een glimp vatte van de waar heid, dat God den mensch altijd helpt in zijn Weer kunt U eenige genoeglijke en on derhoudende avonden doorbrengen met de lezing van het nieuw verschenen boek van de Hollandsche Bibliotheek: door de bekende Engelsche schrijfster L. G. Moberly. Evenals vorige malen waarborgen wij U van haar een span nend verhaal. De schrijfster heeft door haar prachtige romans in Engeland grooten naam verworven. Goedkoope exemplaren tegen den zeer lagen prijs van 15 ct. kan men bekomen bij onze bezorgers, agenten en administratie. In gebonden prachtdeeltjes stellen wij be schikbaar voor 70 ct. per stuk. Wanneer toezending per post verlangd wordt, gelieve men respectievelijk 5 en 10 cent voor porto-kosten in te sluiten. uitersten nood. Wie zal het zeggen In elk geval vond zij kracht en vertroosting in die gedachte. En aan het „God, help ons klampte zij zich vast met al de kracht van haar ziel. In diepe duisternis stortte het stampende vlot zich voorwaarts. De chaos van geluid, veroorzaakt door het nooit eindigend conflict tusschen wind en golven, was ontzettend. Nooit had een zóó verschrikkelijke nachtmerrie den slaap eens men schen gekweld. Plotseling, even onverwacht als een bliksem flits, spreidde een zoeklicht z'n lichtende stralen over de eindelooze uitgestrektheid van duisternis, die vóór hen lag. Daar schoot doorRita's brein een zin, dien zij eenmaal had gelezen „Waar het licht verschijnt, wijkt de duisternis." Zoo was het Heerlijke waarheid Plotseling vond zij ook de kracht om haar hoofd op te richten, en met smeekende oogen en een „God help ons" op de lippen, volgde zij den feilen straal, terwijl deze het hevig bewogen water be roerde, als een duiveltje van licht, dat verstoppertje speelde met den storm. Zou hun benarde positie erdoor openbaar worden Zouden de uitzenders van dien straal, wie zij ook waren, Edmond en haarzelf zien Terwijl de gloeiende stift nu hier, dan daarheen verschoof, kwelde Rita zich met vermoedens en veronderstellingen. Leefde er ergens iemand, menschlievend en onverschrokken genoeg om het woedende water te trotseeren en hen te redden In een uiterste oplaaiing van hoop klampte zij zich vast aan het ééne gebed „Goede God, help ons Goede God, help ons Eindelijk had de verblindende straal hen gevon den, en Rita, half overeind in het volle licht, wuifde verwoed met haar arm. Schreeuwen was waar schijnlijk nutteloos, maar toch schreeuwde zij zóó hard als waarschijnlijk nog nooit een meisje gedaan had. Later kon zij zich niet meer met nauwkeurig heid herinneren, hoe zij eigenlijk gered waren. Zij herinnerde zich alleen, dat ze over de golven een boot in hun richting had zien stevenen. „Iemand komt om ons te helpen, liefste," schreeuwde zij in Edmond's oor. Toen volgden de gebeurtenissen elkaar snel op. Zij zelf was bijna even hulpeloos als Edmond, toen zij aan boord van een groote motorboot werden genomen. Zij kende niemand van de mannen, die hen hadden gered. Maar bij het licht van een lantaarn, die aan een haak hing, zag zij op een reddingsboot in groote letters „De Vliegende Havik" geschilderd. Het kon haar weinig schelen, hoe de naam van de boot was. Edmond zou naar een warm bed worden gedragen. Het „Goede God, help ons I" had haar beminde gered I HOOFDSTUK XXXI IN DE MOTORBOOT TTita Holiday strompelde achter de twee mannen aan, die Edmond Rixby in 'n hut droegen. Het „zak-en-asch-costuum" zwiepte rond haar beenen en het water gutste uit haar kousen. Heur haar, een massa van ebbenhouten krullen, liet het water in beekjes over haar gelaat stroomen. Zij keek toe, terwijl Edmond in één van de kooien werd gelegd, en een man een deken over hem heen spreidde. Wat zag hij ontzettend bleek I Zij moest een snik onderdrukken. Was hij sterk genoeg om de uitputting te overwinnen, die hem van het be wustzijn had beroofd Behalve zijzelf en Edmond drongen zich nog drie mannen in het kleine vertrek, ruwe mannen in zeemansplunje^ De geur van slechte tabak vergiftigde de atmosfeer. „Hola, Wallie, neem jij het stuur over," beval een korte, gezette man. „En zeg tegen Kresserie, dat hij naar hier komt." De jonge zeeman, tot wien deze woorden werden gericht, was nog slechts een knaap in leeftijd, maar het woeste leven had reeds harde lijnen rond zijn mond gegrift. „All right, Rufe," zei hij en grijnslachte tegen Rita, terwijl hij zich naar het dek begaf. De man, die Rufe werd genoemd, nam het meisje van het hoofd tot de voeten op. (Wordt voortgezet)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 7