e iv
VRIJDAG 9 JANUARI 1931
No. 43
De klompjes gaan er in paren
En jammer de menschen ook:
't Verstand komt niet voor de jaren,
De liefde Wat vuur en wat rook 1
Een dooie boel. Daar komt
op een dag de fotograaf
bij me en zegtHier
heb ik een serie stillevens
voor je. Stillevens vraag
ik. Maar m'n goeie man, wat moet ik daarmee doen Daar kun je tóch
niks over schrijven.
Jawel, zegt ie. Dan moet je de plaatjes maar eens goed bekijken.
En gelijk had ie. Een stilleven is een raar ding. Het lijkt dood en (dus) stil,
maar toch zit er leven in, als je goed kijkt. Neem b.v. dat hoekje met die vuil-
Rust van lange, verre tochtd
*^.|s dat even pech?
nistonen die kist met afval. Zie je, hoe die poes daarnaast»
te loeren Nou weet je alweer, dat je niks van je gading mei
in die ton of kist kunt vinden, want dat heeft poes er zeker!
uitgehaald. En het gekke van 't geval is nou eigenlijk, dat f
zoo'n plaatje leuk moet vinden, terwijl je in de werkelijl
heid zoo'n zootje vlug voorbij loopt.
Een stilleven kan ook een heel tragische geschiedenis aai
duiden. Daar ligt 'n fiets, 'n mand ernaast, 'n kool en 'n
appels. De jongen-van-dé-fiets lift misschien in 't ziekend'