(Roman door Grace cMiller White
Te drommel-nog-toe, aan jou zou 'n mans
kerel z'n oogen uitkijken, meissie," bulkte
hij. „Hoe kwamen jullie toch in 's hemels
naam met dat vlot op zee verzeild Het
was een echte bof, dat wij jullie in de gaten
kregen." Daarna, zonder af te wachten of Rita
zou spreken, ging hij voort„Heilige Moses, je
beeft als een rietje! Je zult eens goed moeten
opdrogen, of anders wacht je de doodkist, kleine
puk! Heb ik geen gelijk, Mike?"
„Wis en waarachtig, Rufe," gaf Mike toe, ter
wijl hij zijn vingers door zijn dicht lichtblond haar
liet glijden. Hij wierp Rita een doordringenden
blik toe en z'n oogen flikkerden. „Maar zoo'n aar
dige juffrouw zullen we niet in den steek laten
kijk dus maar niet of je je laatsten vriend op aarde
verloren hebt. We zullen het je gezellig maken op
„De Vliegende Havik"Sjonges, kaptein,
zie eens wat 'n fijne waternimf we uit zee hebben
opgehaald 1"
Deze laatste uitroep was gericht tot een man,
die juist de hut was binnengetreden. Hij schoot
een feilen blik op Rita af uit zijn sombere, don-
kere oogen. Toen keek hij Edmond aan.
„Een mooie vangst voor een stormachtigen
nacht, Mike," stemde hij toe. „Goeie genade,
de jongeman is toch zeker niet dood
„Nou, kaptein, dót niet," antwoordde Mike,
met sympathie in zijn stem, „maar hij heeft 'n
leelijken opstopper tegen z'n been gekregen en hij
is door en door koud. Hij deed het best een slok
whisky te nemen, Jack, en dat natte sportpakje
moet hij zoo spoedig mogelijk uittrekken."
Weer concentreerde Kresserie zijn woesten
blik op Rita.
„Zeg ereis, meissie, waar komen jullie twee
duiveltjes eigenlijk vandaan vroeg hij.
Van de vier zeelieden joeg deze wilde donker-
oogige man Rita het meest schrik aan. Zij vond
zijn optreden wreed en zijn woorden onvriendelijk.
Ze had het gevoel, alsof ze 'n zware prop moest
inslikken, die echter telkens terugkwam en haar
niet met rust liet.
„Kom, kom, m'n vischje," bromde hij, „ik
zal je werkelijk niet met huid en haar opeten.
Hoe is zijn naam En hoe is de jouwe
Hij strekte een zwaren arm naar haar uit en
zij kromp van angst ineen.
„Je doet haar doodelijk schrikken, kapitein,"
riep Mike uit, en Rufe Macpel schaterde, alsof
men hem op z'n elleboogsbeentje had gekitteld.
Zich van Edmond's legerstede verwijderend,
deed Mike een paar stappen in de richting van
het sidderende meisje.
„Zeg tegen kaptein Kresserie je naam, kleine
roódborst," vleide hij. „Op „De Vliegende Havik"
kennen we graag de namen van al de menschen,
die op bezoek komen. We zijn allemaal je vrienden,
meisje," en hij gaf haar een jolig knipoogje, dat
Rita's hart goeddeed en het lichter maakte. Een
glimlach kon zij nog niet over haar lippen krijgen,
maar de tragische uitdrukking in haar oogen
werd 'n beetje verzacht.
Wij hij en ik wij waren op het vlot, toen
het losbrak," bekende zij schuchter. „Hij is Ed
mond Rixby, meneer, en ik ben Rita Holiday."
Een vreeseiijke verwensching ontsnapte aan
kaptein Kresserie's mond. Rita kromp ineen,
alsof hij haar een slag had toegebracht. Waarom
werd hij zoo kwaad Wat had zij gedaan om hem
zulk 'n leelijk woord te ontlokken Zij waagde
het, hem van onder haar wimpers aan te zien.
Hij stond naar Edmond te staren, en zijn donker,
wreed gelaat rimpelde zich, alsof 'n groote smart
hem in haar greep had.
„Goeie gerechtigheid, dat noem ik boffen,
Rufe 1" schreeuwde Mike. „De dag is aangebroken!"
Een klokkend geluid van Rufe, en Kresserie
legde hem met 'n scherpen snauw het zwijgen op.
Hij wendde zich weer tot Rita.
„Komaan, meisje, zie dat je andere kleeren
aantrekt, als je geen doodelijke kou wilt oploo-
pen zei hij stuursch. „Mike, breng haar naar een
andere hut en geef haar 'n stel van Mulberry's
kleeren. Hij zal ze nooit meer noodig hebben,
nu hij „De Vliegende Havik" verlaten heeft.
Droog daarna haar spullen in de machinekamer.
„En ondertusschen, Rufe, trek dien jongeman
dat natte sportcostuum uit, geef hem warme klee
ren en verbind z'n been. Maak voort, Mike
„Bestig, meneer," antwoordde Mike. Wederom
zag Rita, hoe hij haar met 'n glimlach 'n knipoogje
gaf. „Volg me maar, prinsesje, en wanneer de
jonge meneer daar je weer terugziet, zul^ je de
leukste kleine zeeman van Long Island Baai zijn.
Rita volgde hem de deur uit naar het donkere
dek. Zij was blij, dat hij en niet een van de anderen
was afgevaardigd om haar droge kleeren te geven.
Zij vond Mike vriendelijker dan den kaptein en
den diklippigenRufe met zijn sluwen,loerenden blik.
„Geef mij je arm, prinses, en ik zal je geleiden,"
zei Mike met een bulderstem. „Ik heb geen zin,
je voor den tweeden keer uit het water te halen.
Hier zijn we er alSchiet nu die hut binnen en ik
ga aanstonds de spullen halen. Over den jonge
man hoef je je niet angstig te maken. Als je droog
bent, kun je naar hem teruggaan, als die jonge
snoeshaan je zoo na aan het hart ligt. Wacht nu
daarbinnen even, tot ik een costuum voor je heb
gehaald uit de kamer van den kaptein."
Hij voegde de daad bij het woord en verscheen
spoedig met een erg gekreukte plunje, die klaar
blijkelijk door een scheepsjongen waren gedragen,
en nadat Rita zich vlug had gekleed, verscheen
zij op het dek met haar druipend „zak-en-asch"-
gewaad in de hand.
De wind was gaan liggen en dwars over den
hemel zag men een baan van wit licht, die aan
duidde, dat de maan ergens achter de wolken
scheen. Mike wachtte op haar.
„De jongeman ligt warm in z'n nestje, meissie,"
zei hij haar. „Ze hebben hem een heeten groc ge
geven." Hij aarzelde even, en terwijl hij zijn hand
op haar arm legde, voelde Rita die hand beven.
Hij wankelde, maar herkreeg spoedig z'n zelf-
beheersching. Toen siste hij haar plotseling in het
oor: „Zij zullen jou ook een teug geven. Maar
denk erom niet inslikken
Rita stond verstijfd.
„SsttSpreek niet!" waarschuwde Mike, toen
een man verscheen uit de hut, waar Edmond
sliep. „Ik kom, Rufe. Ik vertelde juist aan het
prinsesje, dat we niet vóór den dageraad de kust
zullen bereiken."
Rufe ging opzij om hen te laten passeeren.
Mike moest haar in letterlijken zin staande hou
den, terwijl hij haar voortduwde. Zijn sissende
woorden „Niet inslikken 1" hadden het laatste
beetje van haar kracht weggenomen. Zij ving
Rufe's misdadigen blik op en huiverde.
„Zij heeft het koud ook," lachte Rufe. „Ach,
wat 'n aardig klein meisje is datTe drommel,
je bent zoo mooi als 'n schilderijtje, m'n kind 1
Kom, geef 'n ouwen zeerob 'n zoen en ik zal je 'n
glaasje geven, waarvan je heelemaal zult opkik
keren en tot morgen vroeg zult slapen. Eén klein
zoentje, m'n schattebout
Rita greep Mike's arm.
„O, mijnheer, vraag hem toch asjeblief, dat
hij mij niet kust," hijgde zij.
„Ais hij het mocht probeeren, sla ik hém de
hersens in," antwoordde Mike norsch. „Maak dat
je wegkomt, Rufe. Deze jongedame is gast op
„De Vliegende Havik" en zij zal keurig behandeld
worden, zoolang ik hier ben. Als ik een woord
tegen Jack kik over de beleediging, die je deze
jongedame hebt aangedaan, dan dan laat hij
geen stuk van je héél."
Rufe droop mopperend af.
Tien seconden later stapte Jack Kresserie de
hut binnen.
„Hoe voel je je nu, juffie?" Hij boog zijn ge-
taanden kop en keek haar met een waakzamen
blik van onder zijn ruige wenkbrauwen aan. „Ha,
verkleumd van de kou, zooals ik Ol
zie! Welnu, ik kan je een drankje 1NU. ^1
brouwen, dat je het gevoel zal
geven, alsof je in het veeren bed van je groot
moeder ligt. Mike, neem die spullen mee en hang
ze te drogen. En ga tegen Wallie zeggen, dat-ie
goed uit z'n doppen kijkt."
Vervolgens stevende de kaptein naar de kooi
en boog zich over Edmond.
Terwijl zij haar kleeren in Mike's uitgestrekte
hand overgaf vloog Rita werkelijk bijna uit haar
vel, toen hij haar heimelijk in een vinger kneep.
Een oogenblik later bevond zij zich alléén met
Jack Kresserie, als men den slapenden jongen in
de kooi niet meerekent. Jack keerde zich vlug om,
zoodra de deur was gesloten.
„Familie van Blackstone, nietwaar die
jongen snauwde hij.
Rita hield haar oogen strak op hem gericht.
Er was iets in zijn leelijk gezicht, dat haar bijna
krankzinnig maakte van angst. Zij knikte.
„Stiefzoon klonk het met 'n grom.
Weer boog Rita haar hoofd. Zij had ontzettende
oogenblikken doorgemaakt, maar nog geen enkel
als dit. Het was zoo duidelijk, dat die donkere
man Edmond haatte.
„O, wees goed voor hem," stamelde zij heesch.
„Hij is zoo ziek, en zijn moeder is pas gestorven!"
De opgekropte emoties ontlastten zich in een vloed
van tranen.
„O, ik zal goed voor hem zijn, twijfel daar niet
aan 1" viel hij haar norsch in de rede, „en voor
jou ook. En nu ga ik iets voor je klaarmaken, dat
je zenuwen zal kalmeeren."
Met 'n bruuske beweging keerde hij zich tot
de flesschenplank en begon onder de flesschen te
zoeken. Hij pikte er een uit en las het etiket.
Terwijl hij dit deed, sprak hij over z'n schouder
„Je moet het je niet aantrekken, dat mijn man
nen je zoo bewonderen, meissie I Je bent wót 'n
aardig zeemeerminnetje. Wat nu Rufe betreft,
hij is erg op het vrouwvolk verzot, maar Mike
moet er niets van hebben. Geef Mike z'n zuig-
flesch, en hij zal gaan slapen als een lammetje."
Hij lachte. Rita vond het een akeligen lach. „Met
zuigflesch bedoel ik den drankflacon. Mike houdt
erg veel van z'n likeurtje."
Toen begon hij met uit 'n flesch druppels in
een glas te laten vallen.
„Maar alle scherts terzijde, juffie, Mike is een
echte onvervalschte Ier," hernam hij. „In het
drinken kan niemand tegen hem op. Ziezoo
Nu een scheut whisky erdoor en klaar is Kees.
Rye of Scotch
„ik weet het niet," prevelde Rita.
„Dan zal het Rye zijn," besliste hij, en hij
stortte een groote hoeveelheid van het vocht
in het glas, dat hij vasthield. „Het zal de kou
uit je botten verdrijven. Het is hetzelfde als die
jongen daar gekregen heeft, alleen niet zoo sterk.
Een beetje pepermunt om je maag te versterken
en een stukje gember om je te verwarmen. Ziezoo
Drink dat nu eens fijn op En kruip dan in die
andere kooi om eens flink uit te rusten."
Het was een lange en niet onvriendelijke toe
spraak, en toch wemelden bezorgde gedachten
door Rita's brein. Mike's waarschuwing „Niet
inslikkenscheen te weergalmen in haar oor,
alsof een stem ze herhaalde. Als zij het brouwsel
dronk, zou zij in slaap vallen, juist als Edmond.
Zij mocht dat niet doen. Zij moest wakker blijven,
gereed voor wat wellicht nog kon gebeuren.
Kresserie hield haar het glas vóór.
Zij nam het aan en staarde in z'n donkere diep-
ten.
„Ik zou het niet zonder water kunnen drinken,
stamelde zij. „Och, kan ik asjeblief niet 'n glas
water krijgen
„Wis en waarachtig," antwoordde de kaptein.
„Water is het goedkoopste ding, dat er bestaat.
Je kunt er twee krijgen, als je wilt, ja een emmer
vol."
Hij ging naar den hoek van de hut, zocht daar
een kruik uit, die hij op een omslachtige manier