door E. Everett Green
V
De Bronzen Man
Ruth wist alles want na verloop van tijd
hadden ze zich verloofd en we hoopten,
dat die liefde, welke hij oprecht meende, een
gunstigen invloed op zijn karakter zou heb
ben. Luke wist 'took hij was aan Tom verknocht
maar andere kennissen, die Tom maakte, verander
den op Wold Hall den nacht in den dag, ze geloof
den, dat Marcus hun gastheer was. In de flauw ver
lichte kamers, blauw van tabaksrook, leek Tom
in een pak van Marcus, ook sprekend op zijn neef."
„Maar waarom stond Marcus dat toe
„Om Tom te beschermen, die geregeld in de een
of andere moeilijkheid verkeerde. Marcus, die zijn
eigen krachtigen wil kende, wou niet beseffen, dat
in Tom een zelfde ijzeren wil huisde. Als ze samen
waren, was Marcus Tom de baas, maar zoo gauw
hij hem zijn rug had toegekeerd, was er geen hou
den meer aan. Maar Marcus hield vol. Daar hij
Tom in bescherming genomen had, voelde hij zich
tot op zekere hoogte verantwoordelijk, 't Geheim
moest bewaard blijven, want als Sir Robert er
achter kwam, was 't met 't goede leventje van Tom
gedaan. De ouders hoorden wel over Wold Hall
mompelen. Maar ze zagen Marcus dikwijls genoeg
en wisten, wat hij in de mijnen presteerde. Ze
maakten zich dus niet al te ongerust. Tom was er
ook niet altijd. Soms bleef hij maanden weg. Maar
zoo gauw hij er was, begon onmiddellijk 't wilde
leven. Eindelijk kwam de nacht van Luke's dood.
Marcus zal je dat verhaal zelf wel eens vertellen.
Dit kalmeerde en beangstigde Tom, hij vluchtte
en we hoorden nooit meer iets van hem. Als Marcus
veroordeeld was, hadden we moeten spreken.
Maar daar zijn alibi overtuigend kon bewezen wor
den, wilde hij van geen bekendmaking der ware
toedracht hooren. 't Geheim moest bewaard blijven.
Dat is de heele geschiedenis, Leslieen nu Tom
teruggekomen is, hoop ik, dat hij 't geheim op
zijn eigen manier zal ontsluieren."
„Oh," riep Leslie, „ik ben zoo blij, dat Marcia
hem vertrouwd heeft. Zij had gelijk en wij ver
gisten ons 1 Ze vertrouwde hem en nu krijgt ze
haar belooning." Plotseling keek ze Percival aan
en angstig stootte ze uit„Ze zullen hem toch nog
wel tijdig bereiken— zeg, dat 't kan
„Ik hoop 't," antwoordde hij zacht. „Als ten
minste deze manier van hem te naderen 't water
niet nog hooger zal doen stijgen."
„Denk je, dat 't mogelijk is?"
Ik vertrouw van niet. Ik weet alleen, dat Marcus
wanneer ze er vroeger over spraken, 't nooit durf
de probeeren, omdat een oude man hem eens ge
waarschuwd had, dat men nooit kon weten of een
ontploffing door dynamiet veroorzaakt, geen
watervloed veroorzaken kan."
Leslie werd heel bleek en vroeg niet verder.
HOOFDSTUK XXVIII
EEN STRIJD OP LEVEN EN DOOD
LJeel den nacht door ging de verwoede strijd
verder 'n gevecht voor de levens van 't kleine
aantal stoere mannen, aan beide kanten van hun
levend graf een gevecht, dat den mannen en
vrouwen, die den strijd van verre of van nabij
meemaakten, tot hun dood zou bijblijven.
Marcia schrok nauwelijks, toen Leslie en Perci
val onder leiding van den kleinen jongen, plotse
ling de eenzaamheid, die ze nu met Ruth Raleigh
deelde, kwamen verstoren. Eerst had ze gedacht,
toen ze de voetstappen hoorde naderen, dat 't de
reddingsbrigade was en luid roepend was ze naar
voren geloopen.
„Gauw toch I Gauw toch Ik hoor zijn stem niet
meer 1 Ga naar hem toe. Blaas toch dien verschrik-
kelijken scheidingsmuur op 1 Ik moet naar mijn
man
Maar voor nog die vertwijfelde kreet was wegge
storven, had Leslie al beide armen om haar heen
geslagen; en terwijl Percival zich gejaagd tot Ruth
wendde om nadere inlichtingen, probeerde Leslie
Marcia te kalmeeren en toen hoorde ze, hoe 't kwam
dat haar anders zoo beheerschte vriendin zich nu
zoo wanhopend liet gaan.
„Er is iets verschrikkelijks gebeurd," snikte
Marcia. „Oh, ik weet 't ik weet 't. We hebben
met elkaar gesproken. Het leek wel, alsof zijn stem
van heel ver kwam, maar ik kon hem toch goed
verstaan. Later heb ik hem weer geroepen, maar
ik kreeg geen antwoord meer. En toch weet hij,
dat ik hier ben, dat ik de wacht houd, tot ze hem
bereikt hebben mijn liefste, mijn man Oh, Leslie
help me help me dan toch 1 lk kan 't niet langer
uithouden. Ze zeggen, dat 't water stijgt, 't wreede,
zwarte water, ze zullen stikken, ze zullen allemaal
verdrinken 1 En 't is er pikdonker en misschien
hebben ze geen eten meer. Oh, mijn liefste mijn
eigen liefste 1" Ze beefde als een espenblad. Leslie
drukte haar steeds dichter tegen zich aan en
fluisterde
„We moeten bidden, Marcia bidden, 't Is 't
eenige, dat we nog doen kunnen. God alleen kan
ons nog helpen. Je kent toch den psalm „Uit de
diepte heb ik mijn stem tot u verheven, Heer" 1"
Deze woorden uit den mond van de altijd even
vroolijke Leslie misten hun uitwerking niet op
Marcia. Haar beven werd minder en met kalmere
stem zei ze
„Ik weet 't. Ik heb al gebeden. Oh, Leslie, we
hebben zoo gebeden, Ruth en ik. Oh, ais God eens
mijn gebed verhoort als Hij mijn man eens aan
me teruggeeft 1"
KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE
Marcus Drummond, de zoon van den rijk geworden mijnbe-
zitter Robert Drummond, redde als zestien-jarige jongen op
een bergtocht in Zwitserland het dochtertje van Lord St. Barbe,
Marcia Defresne. Bij die gelegenheid voorspelt de jongen, dat
zij eens samen zullen trouwen. Na tien jaren is de adellijke
familie St. Barbe totaal verarmd. Om haar familie te redden,
vooral ook om haar broer Viscount Ennisvale te kunnen laten
studeeren, stemt Marcia toe in een huwelijk met Marcus
Drummond. Hij verklaart haar, dat hij haar redder van tien
jaar geleden is. Desondanks kan Marcia geen liefde voor hem
gevoelen en beschouwt zij hun huwelijk, dat kort daarop
wordt voltrokken, als een .verstandshuwelijk". Zij nemen hun
intrek op Falconer's Hall, een landgoed in de buurt van de
mijnen, waarvan Marcus eigenaar is. Op een van haar ritten
in den omtrek ontmoet Marcia een knaap. Mark Raleigh,
die haar vertelt, dat Marcus Drummond zijn vader heeft ver
moord. Marcia tracht aan de misdaad van haar man niet te
gelooven, doch zij slaagt hierin slechts ten deele, vooral als
Marcus haar verbiedt om alleen een bezoek te brengen in de
streek, waar de oude boer Ebenezer Raleigh (vader van den
vermoorde) woont. Na deze ontmoeting komt Marcia terecht
in een verlaten woning in den omtrek, waar Percival Eastlake,
vriend van Marcus, en een hartkwaallijder, met een klein
meisje een kluizenaarsleven leidt. Marcia verzorgt den patient
en naar huis teruggaande, bemerkt zij Marcus te paard, met
vóór zich den kleinen Mark Raleigh. Thuisgekomen vertelt
Marcus zijn vrouw de geschiedenis van zijn vriend Eastlake.
Het kleine meisje is Percival's nichtje, dat hij, op verzoek van
haar moeder, Estelle Enderby, die met zijn broer Roland was ge
trouwd, tot zich heeft genomen. Het kind is wees. Percival voelt
zich echter onteerd, omdat zijn komst in Afrika, waarheen zijn
broer getrokken was, diens jalouzie heeft wakker geroepen.
Hierdoor geraakte Roland nog meer aan den drank, dan reeds
het geval was en hij stierf tengevolge van een aanval van
delirium. De kleine Markus Raleigh is een speelkameraadje van
„Schatje", gelijk Percival Eastlake zijn nichtje noemt. Tot haar
teleurstelling spreekt Marcus Marcia niet over zijn verhouding
tot Raleigh. Tijdens de visites, welke Marcia ontvangt, zinspelen
de gasten steeds op een geheim van Wold Hall, het huis, dat
Marcus nabij zijn mijnen bezit, dat hij steeds bewoonde vóór
zijn huwelijk en ook nu nog gebruikt als hij langeren tijd van
huis moet. Marcia bezoekt met haar man de mijnen en bemerkt,
dat er moeilijkheden zijn met de arbeiders. Zij gaan samen naar
Wold Hall, waar Eastlake en zijn nichtje hen reeds wachten.
Thuisgekomen van Wold Hall, dat haar een huis met een
geheimzinnige historie schijnt, vindt Marcia een telegram
van haar beste vriendin Leslie Moncrieff, die komt logeeren.
Een der volgende dagen vertelt Marcia haar, dat Marcus be
schuldigd wordt zijn besten vriend te hebben vetmoord. Leslie
ontmoet op een rit Ebenezer Raleigh, die de beschuldiging
volhoudt, dat Marcus zijn zoon heeft vermoord. Later treft
zij Ruth Raleigh, de vrouw van den vermoorde, die zegt niet
te gelooven in Marcus' schuld. Op den terugweg verdwaalt
Leslie en komt terecht op .Dale Farm," waar Rebecca Dugdale,
de nicht van de vrouw van Roland Eastlake, woont. Deze
beschuldigt Marcus zijdelings van den moord. Op een tuin
feest hoort Leslie echter wantrouwen uiten tegen Percival
Eastlake. Zij vraagt hem of Marcus de schuidige is, waarop
hij ontkennend antwoordt. Ennisvale St. Barbe komt op be
zoek. Hij maakt Leslie het hof, die echter in haar hart
van Percival houdt. Het komt tusschen Leslie en Percival
en tusschen Ennisvale en Marcus tot stormachtige scènes,
die echter geen opheldering brengen over de vraag of Mar-
cia's man schuldig is aan moord of niet. Plotseling heeft er
een ontploffing in de mijnen van Marcus plaats. Marcia snelt
er heen om haar man bij te staan. Inmiddels komt het tus
schen Leslie en Percival tot een gesprek, waarbij de onschuld
van den man blijkt. Een tweede ontploffing volgt. Het leven
van Marcus loopt gevaar, vooral daar ook zijn vijand de
oude Raleigh in de mijn heeft weten door te dringen. Temid
den van deze verwarring verschijnt dan Tom Drummond, een
neef en dubbelganger van Marcus ten tooneele. Zijn komst
brengt hulp voor de mannen in de mijn en licht in den moordzaak.
„Marcia, geloof't toch. Hoop'tXT
riep Leslie. „Je mag den moed lNO. \J
niet opgeven. HoorDaar nade
ren voetstappen 1 De mannen zijn al vlak bij. Ze
zullen Marcus intijds bereiken 1 Ik voel 't. We hoe
ven nu niet meer lijdelijk af te wachten. Zij zullen
werken en wij kunnen hen helpen. Er zijn altijd
dingen genoeg, die een vrouw onder zulke omstan
digheden doen kan."
De ooren van Leslie hadden haar niet bedrogen.
Met drie van de meest ervaren mijnwerkers kwam
Tom terug gelijk met den ploegbaas en Ennisvale.
De nauwe spleet werd nu helder door de meege
brachte lantarens verlicht. Een geroezemoes van
stemmen vulde de ruimte. Tom sprak nadrukkelijk
met een bevelenden klank in zijn stem, zoo gelijk
aan dien van Marcus, dat Marcia ademloos toe
luisterde en ze merkte op, hoe hij de inenschen
onder zijn invloed wist te brengen net als Marcus.
Hij vertelde, hoe Marcus en hij als jongens deze
plek ontdekt hadden. De mannen kwamen dich
terbij, stelden zelf een onderzoek in, probeerden
door te roepen contact te krijgen met de levend
begravenen. Maar hoewel Tom telkens en telkens
den doordringenden kreet uit zijn jongelingsjaren
herhaalde, werd geen enkel antwoord vernomen en
't krachtige gelaat van den man werd bleek bij de
gedachte, dat Marcus iets overkomen was. Of hij
was genoodzaakt geworden weg te gaan van de
plek, waar hij met zijn vrienden kon spreken of hij
was te uitgeput om terug te roepen.
„We moeten alle mogelijke moeite doen om hen
te bereiken," zei Tom ten slotte. „Jij beweert,
Fergus, dat 't langs den anderen kant nog zeker
drie dagen duurt
„Zeker niet korter," antwoordde de man, wiens
vermoeid gezicht en rood omrande oogen verrieden,
dat hij zich geen seconde rust gegund had na de
catastrophe, ,,'t Werk vordert maar heel langzaam
en 't opblazen moet buitengewoon voorzichtig,
gebeuren en met lange tusschenpoozen. Na iedere
ontploffing stijgt 't water meer. Dat hebben ze ons
door signalen laten weten. Je bent bang om iets te
doen en aan den anderen kant durf je den moed
niet opgeven. Ik zou mijn rechterhand geven
„Je benteen beste kerel," sprak Tom, „en we zul
len zorgen, dat meneer Marcus iets te weten komt.
't Is duidelijk dus, dat redding van dien kant te
laat komt. Iets moet geriskeerd worden en ik
neem de verantwoording op me. Ik ben de naaste
bloedverwant van Marcus. Ik heb jullie verteld,
wat ik weet, dus oordeelen jullie zelf. We moeten
aanpakken, jongens. Ik weet, dat jullie me niet
in den steek zult laten en als 't mogelijk is, zal
't ons lukken."
Een instemmend geroep volgde. De nauwe spe
lonk herhaalde den roep eenige malen. Marcia
snikte. Uit de schaduw, waar ze zich had terugge
trokken, kwam ze naar voren en hardop, zonder
dat ze precies wist, wat ze zei, sprak ze
„Redt mijn man voor me, en ik zal jullie zegenen
tot mijn dood toe. Jullie hebt zelf vrouwen en
jullie weet, welke haar gevoelens zijn, als het 't
leven van haar man betreft."
Eerbiedig keken de mannen haar aan.
„'t Is een moedige dame," zeiden ze tot elkaar.
„Ze had mee naar beneden willen gaan om de
jongens moed in te spreken. Ze is een waardige
vrouw voor meneer Marcus. Als 't eenigszins kan
redden we hem terwille van haar 1"
Nog meer voetstappen werden gehoord en met
een lantaren in de hand wees kleine Mark trotsch
den weg aan een aantal gespierde mannen.
Nu kwam de tijd, dat de vrouwen weg moesten,
want de mannen hadden alle ruimte hard noodig.
Leslie nam Marcia stevig bij haar arm en fluisterde
„We moeten gehoorzamen en weggaan. Maar we
hoeven niet werkeloos te blijven. De mannen zul
len af en toe moeten rusten. Laten we zorgen, dat
ze dan iets warms krijgen. We zullen koffie zetten
en brood klaar maken. We zullen ook niet met ge
vouwen handen lijdelijk blijven toezien. Er is
werk voor ons allemaal. Eigenlijk moest je naar
bed, Marcia, maar ik begrijp, dat 't je onmogelijk