-» No- 45 VRIJDAG 23 JANUARI 1931 895 is. Je zult vannacht hard meewerken, later zullen we wel zien." En zoo viel de lange, angstig bange nacht in. Van tijd tot tijd kondigde een dof gerommel aan, dat men met dynamiet weer een stuk rots had laten springen. Meer dan eens kwamen vermoeide, zwart berookte mannen uit de spelonk om een oogenblik uit te rusten. Blij waren ze dan met wat de vrou wen voor hen klaar hadden staan. 't Leek heel lang voor Tom Drummond kwam. 't was tegen twee uur, toen ze hem eindelijk zagen naderen. Hij was bezweet en bleek van vermoeid heid. Zijn voorhoofd trok in diepe rimpels, maar zijn oogen stonden hoopvol. Marcia, Leslie en Percival waren op dat oogen blik alleen. Ruth met Rebecca en Ennisvale waren naar Wold Hall-om meer brood en koffie. Marcia vloog naar hem toe met een onuitgesproken vraag in de oogen. De man keek haar aan en knikte. Begeerig strekte hij de hand uit naar den grooten kop koffie, dien Leslie hem toereikte. „Dank u wel. Mijn keel was totaal droog, 't Is warm werk. Ja, we vorderen. We zijn veel dichter bij. Maar een paar uur duurt 't minstens nog. We krijgen nog steeds geen antwoord op ons roe pen." „U kunt u niet verstaanbaar maken, bedoelt u „Ze moeten ons hooren, als mijn veronderstel ling juist is nu en dan verbeelden we ons een flauw geklop te hooren. Maar antwoord krijgen we niet. Dat maakt ons onge rust. Fergus zegt, dat ze in 't begin geregeld met elkaar in contact waren door een speci ale code. Maar nu geeft 't niets. We kloppen en kloppen, maar er komt geen antwoord. Later zullen we wel zien, wat dat betee- kent." Marcia was doods bleek. Volgens haar was er maar één en kele verklaring. Een paar uur geleden was de stem van haar man nog tot haar gekomen, helder en tamelijk krachtig. Wat had die stem tot zwijgen ge bracht? „Water?" vroeg ze met moeite. „We weten 't niet. De oude Barty, een man, die er verstand van heeft, gelooft van niet. Hij beweert, dat we 't water eerder laten zakken dan stij gen. Ik weet 't niet, maar Fergus is 't met hem eens. In alle ge val moeten we door zetten. Dood of levend, voor den ochtend heb ben we ze er uit." Marcia bedekte 't gezicht met beide han den en beefde van 't hoofd tot de voeten. Dood of levend 1 Dood of levend 1 Vreeselijk onderscheid I „Ik wou u juist vertellen, wat dien nacht op Wold Hall gebeurde. Ik rust in- tusschen wat uit en 't kort den tijd, voor ik Marcus bij u terug breng. Ik heb u ver teld of u weet 't van anderen, hoe 't begon, en hoe ik dik wijls in 't geheim hier verblijf hield, iedereen verwarde mij met Marcus. Luke Raleigh kwam dien nacht bij me om te kaarten. Hij had veel verloren en wilde revanche nemen. We konden 't over 't algemeen goed met elkaar vinden, maar hij was boos om 't verlies. Ik zocht zijn gezelschap, omdat ik met zijn zuster hoopte te trouwen. Ze hield van me, maar Luke wou er niets van weten vóór ik een nieuw leven begonnen was. We speelden dus dien nacht en ik won nog steeds. Hij werd roekeloos. Ik zette zijn verlies tegenover Ruth. Als hij won, kreeg hij zijn geld terug, als hij verloor, moest hij 't Ruth en mij niet meer lastig maken. Hij stemde toe en we speelden weer. Ik won. Hij was nog opgewondener door den drank. Hij was boos en beschuldigde mij van valsch spelen. Woedend kwam hij op me af. Hij sloeg 't eerst. Ik sloeg terug hij viel en kreeg een wonde aan 't hoofd. Maar hij kon nog rechtop zitten. Ik haalde water en een handdoek. In de gang kwam Ruth haastig op 't lawaai toeloopen. Ze was naar Wold Hall gekomen om te probeeren haar broer mee naar huis te krijgen. Ze kwam binnen en we verbonden de wonde. Op mijn verzoek ging Ruth daarna weg. Ik wilde haar zooveel mogelijk buiten de zaak laten." Ik vond Luke niet in staat 's nachts naar huis te gaan. Ik keek of hij in 't bed van Marcus kon Marcus was dien nacht op Falconer's Hall. Ik was boven, toen ik opeens een slag hoorde. Ik vloog naar beneden. Hij had 't verband van 't hoofd gerukt en dat in 't vuur gegooid. Hij lag F\jnp Uimanen. met 't gezicht voorover op den grond. Ik geloof, dat hij al dood was, voor ik bij hem kwam. Hij had me eens verteld, dat hij een hartkwaal had maar ik had nooit gedacht dat hij er zoo ineens aan sterven kon. Ik was bang. Ik begreep, waar 't op lijken kon. Ik raakte hem niet aan, maar vloog 't huis uit, naar dat van Eastlake. Dien nacht en den volgenden dag bleef ik daar. Daarna vluchtte ik. Marcus zocht me op en we regelden alles. Hij wilde even hard als ik, dat alles een geheim zou blijven mijn heimelijke bezoeken, de persoons verwisseling door de buren. Zijn alibi sprak hem van alle schuld vrij. Ik kreeg geld van hem en ge loofde hem. Ik ging naar Amerika en begon voor de zooveelste maal opnieuw. Maar dit keer had ik succes. Ik kan nu de menschen weer in de oogen kijken. Ik ben hier gekomen om de zaak voor Mar cus in 't reine te brengen. Ik had beter niet weg kunnen gaan en 't ineens onder oogen kunnen zien, daar Ruth haar broer na den slag van mij nog le vend had aangetroffen. Maar we kenden het humeur van den ouden man we wisten niet, hoe de rechtbank oorzaak en gevolg zou beoordeelen. Zelfs nu weet ik dat nog niet maar ik zal alles vertellen, daarna kan men zien, wat men met me doet 1" Hij wierp 't hoofd in den nek en keek hen om beurten aan. Marcia stak haar hand uit en legde die zacht op de zijne. „We zullen ons uiterste best doen mijn man en ik dat de zaak geen verdere gevolgen zal hebben. Hij heeft nog al invloed, ik ook. Uw werk dezen nacht maakt al uw daden van 't verleden goed." De man stond op. „Ik moet weg," zei hij kort. „Maar ik wilde u met eigen mond de heele ge schiedenis vertellen, voor u Marcus terug ziet en in geval mij daar beneden iets mocht overkomen." Hij strekte zijn hand uit en Marcia drukte die. Ze kreeg een kleur van pijn, zoo stevig als hij haar vingers omknelde maar ze liet niets merken, ze zou dien handdruk ook niet hebben wil len missen, en er ston den tranen in zijn oogen, toen ze hem zag weggaan. „Hij is bereid om zijn leven te geven voor dat van Marcus," dacht ze. Een heel uur en nog een kroop traag voorbij. Niemand kwam van den ge- stadigen voortgang vertellen. Ennisvale probeerde in den nieuwen mijngang af te dalen, maar de man nen waren al te diep. Hij durfde zich niet te ver -in de donkere tunnels wagen, ook wist hij niet, of er weer een ontploffing zou plaats hebben, en hij wilde niet noo- deloos gevaar loo- pen. Marcia kreeg 't be nauwd ze liep heen en weer en zag einde lijk 't eerste gloren van de opgaande zon. Ver weg op een boer derij kraaide een haan. (Wordt voortgezet)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 14