ffl
door E. Everett Green
De Bronzen Man
HOOFDSTUK XXX
Z „LIEFSTE"
oo gauw 't zonder gevaar gebeuren kon,
werd Marcus naar Falconer's Hall vervoerd.
Toen hij over den drempel gedragen werd, wisselde
hij een blik met zijn vrouw en zij alleen verstond de
fluisterende woorden
„Ons huis nu, Marcia." Ze begreep onmiddellijk
zijn bedoeling. Dat wat vanaf haar trouwdag 't hare
was geweest, werd nu gemeenschappelijk bezit.
Ze waren één er was nu geen sprake meer van
mijn en dijn.
Tom Drummond bleef op Wold Hall, als plaats
vervanger van Marcus. De twee en een half jarige
ballingschap had den man geen kwaad gedaan.
Hij had zijn tijd niet in ledigheid doorgebracht en
verschillende mijnen gezien in West Amerika,
waar hij fortuin maakte, matigheid leerde en zelf-
beheersching. 't Werk hier was niet nieuw voor hem.
Het werkvolk mocht hem graag. Zijn plotselinge
verschijning op dien beteekenisvollen avond en de
succesvolle redding van de mannen, die zonder
zijn hulp verloren geweest
waren, hadden hem in
eens populair gemaakt.
Het kostte 't werkvolk
geen moeite in hem hun
chef te erkennen. Marcus
had verscheidene plan
nen, waarin hij hulp aan
zijn neef met persoon
lijkgemak kon verbinden.
Als hij zijn intrek nam
op Falconer's Hall, bracht
dat natuurlijk maatschap
pelijke verplichtingen met
zich, zijn positie als land
heer vorderde tijd, waar
door hij niet meer zoo
vaak bij de mijnen kon
zijn en een onderdirec
teur kon dus heel veel
nut hebben. Niemand
scheen den naam van Tom
Drummond te verbinden
met de gebeurtenissen
van vroeger. Misschien,
dat sommigen wel eenlg
vermoeden hadden, maar
't had geen nut de geschie
denis weer op te rakelen.
De oude Ebenezer lag
op 't kerkhof, zijn doch
ter beheerde de boerderij
voor zijn kleinzoon, tot
die meerderjarig zou zijn.
Spoedig werd 't bekend,
dat Tom en Ruth zich
verloofd hadden en die
verbintenis droeg de alge-
meene goedkeuring weg.
De Raleighs hadden even
oud bloed in de aderen
als de Drummonds niet
iedereen kon, zooals de
meester, zich een vrouw
zoeken uit de hoogste
kringen. De menschen
vonden 't prettig, dat
op Wold Hall Drummonds
zouden blijven wonen.
Het werkvolk was wel
eenigen tijd verbitterd
geweest door de aanhitsin
gen van den ouden
Ebenezer, maar nu wisten
ze voor goed wie hun
beste vriend was. Marcus
werd hun held en op de
tweede plaats kwam Tom,
die te elfder ure zijn neef
nog had kunnen redden.
Zoo gauw Sir Robert en lady Drummond van
de ramp hoorden, kwamen ze naar Falconer's Hall,
en arriveerden daar een dag voor hun zoon lord
en lady St. Barbe volgden spoedig allemaal
even verlangend de zorgen van Marcia te deelen.
Maar 't ijzeren gestel van Marcus zegevierde
hoewel de gewonde arm, waarover knappe chi
rurgen eens ernstig 't hoofd schudden, hem langen
tijd invalide hield.
Een dokter raadde amputeeren aan. Maar Mar
cus schudde beslist 't hoofd. Welke pijnen hij ook
moest verduren, indien eenigszins mogelijk wilde
hij zijn arm behouden. Alleen wanneer anders
zijn leven gevaar liep, wilde hij toestemming geven
tot de operatie.
„Ik ben taaier dan u denkt en vlugger te repa-
reeren," schertste hij en zijn scherts bleek waarheid.
Zijn levenslust en groote vitaliteit hielpen hem over
Ken aardig kiekje nan den SingelIe Schiedam.
de totale uitputting heen. Dikwijls (Slot)
keek hij Marcia aan en zei dan
„Ik voel geen pijn, wanneer jij bij me bent. Ik
heb dan zooveel andere dingen om aan te denken.
Dit zijn onze wittebroodsweken we zijn niet op
de huwelijksreis geweest, maar we genieten nu ons
geluk hier, als een stemmig oud echtpaar. Maar dat
is juist de meest solide manier. Niemand valt ons
hier lastig, maar toch ben ik blij, dat je moeder
hier is om voor je te zorgen."
En Marcia keek hem dan aan en antwoordde
„Ik heb niemands zorg noodig, Marcus, behalve
de jouwe."
Leslie was vertrokken. Half lachend, maar met
tranen in de oogen had ze tegen Marcia gezegd
„Je hebt Marcus om voor te zorgen en je moeder,
die op jou Iet. Mijn plichten houden dus op."
Marcia vond haar vriendin bleeker en magerder
dan vroeger, 't Leek, alsof de gebeurtenissen Leslie
meer hadden aangepakt dan Marcia zelf. En Marcia,
die geen geheim verdriet vermoedde, had gemeend,
dat een verandering 't jonge meisje goed zou doen
en had dus niet op langer blijven aangedrongen.
Maar wel had ze gezegd
„Je moet terugkomen,
wanneer Marcus beter is
en we dus aan pretjes
kunnen denken. Wil je
met Kerstmis onze gast
zijn
Toen was 't gezicht van
Leslie opgeklaard, want
't was nu al November
en Kerstmis scheen dus
niet zoo heel ver af. Ze
beloofde 't en elke week
schreef ze Marcia vroo-
lijke, luchtige brieven, die
op geen harteleed wezen.
Toch merkte Marcus
wel iets en hij sprak er
lachend met zijn vrouw
over. Marcia zette groote
oogen op.
„Leslie Percival 1"
riep ze. „Maar Marcus,
hoe kom je daarbij
„Ik zag 't aan zijn ge
zicht, telkens wanneer hij
met haar sprak nu hoor
ik 't in zijn stem, wanneer
hij haar naam noemt. Ik
hoop 't van harte. Hij
heeft veel te lang als een
kluizenaar geleefd, 't Is
niet goed voor hem, noch
voor 't kind. Zijn ge
zondheid komt terug en
daarmee zal vanzelf dat
menschenschuwe wel ver
dwijnen. Hij is weer aan
't schrijven gegaan. Hij
heeft veel talent. Vroeger
publiceerde hij veel. Hij
heeft een groot verstand
veel geld 't eenige wat
hem ontbreekt is de groote
liefde in zijn leven. Als
hij een lieve vrouw heeft,
is hij de gelukkigste man
in heel de wereld op
een na 1" En terwijl hij
die laatste woorden sprak,
trok hij met zijn gezon
den arm zijn vrouw naar
zich toe.
Marcus had honderd
karakteristieke manieren
om Marcia te laten voe
len, dat hij van haar hield
zonder de gewone ver
liefde woordjes. Hij sprak
weinigen beheerscht.Maar