m VRIJDAG 6 FEBRUARI 1931 De Nobelpoort, die zich fraai in hei grachtwater weerspiegelt. Binnen en tegen die muren zijn huizen, en aan de stadszijde vormt een eenvoudige boog zonder deuren de binnenpoort. Het pleintje of de straat tusschen de binnen- en buitenpoort is 4 A 5 M. breed en 28 M. lang. In den buitenmuur zijn op geregelde afstanden onmiddellijk onder het dak vierkante, nu dichtgemetselde, openingen ge weest daartusschen spleten, die naar binnen wijder uitloopen en wat lager langere spleten met ronde gaten daaronder, die blijkbaar als schiet gaten hebben gediend. De heele buitenkant is volgens de eischen van den vestingbouw in strengen eenvoud, zonder eenig ornament, uitgevoerd. Alleen aan de stadszijde zijn in 1599 de huizen aan weerszijden van de binnenpoort van topgevels voorzien die, in re naissancestijl, sierlijk bewerkt zijn. De Noordelijke gevel aan de binnenzijde der stad is gedeeltelijk ingebouwd door een voormalig koetshuis, hetwelk eigendom is der gemeente Zierikzee. Het plan bestaat, dit af te breken wan neer tot restauratie der poort wordt overgegaan. Komt het eenmaal zoover, dan zal onze stad een fraai gebouw rijker zijn. Op den top van dezen gevel staat een ijzeren staaf, in den volksmond als de degen van den Spaanschen bevelhebber Mondragon bekend. Het Zuidelijk gebouw strekte sedert 1655 tot woning voor de stadsfabriek, eene in dat jaar ge schapen betrekking. In 1914 diende het gebouw eerst voor kazerne en vervolgens tot woning van Belgische vluchtelingen, gevolgen van den wereld oorlog. Daarna is het gebouw hersteld en in orde gebracht voor den tegenwoordigen directeur der gemeente gasfabriek, die het nu bewoont. Ook over den juisten stichtingstijd van de Nobelpoort zijn wij bij gebrek aan oude stads rekeningen onvoldoende ingelicht, al mogen wij haar ontstaan ongeveer in denzelfden tijd (de eerste helft der 14e eeuw) stellen, als bij de beide vorige poorten is geschied. Melis Stoke, die als tijdgenoot en ooggetuige in zijn kroniek uitvoerig en nauwkeurig het beleg der Vlamingen in 1304 verhaalt, doet duidelijk uitkomen, dat Zierikzee toen een kleine plaats was. De Vlamingen noemden het een „crayennist" en de Graaf „sine plaetse was niet zoo groet dië hi in Zeelant doe behilt", staat elders bij dezen middeleeuwschen kroniekschrijver te lezen, waar hij over Zierikzee spreekt. Om verschillende redenen mag men aannemen, dat de oude Oostelijke grens van Zierikzee in dien tijd geweest is het water, dat later bekend zou staan als Onde Haven, Schuithaven en Zwern- haven. Al wat ten Oosten dezer grens ligt vormt Doorkijkje pan af het binnenpleintje der Noordhaoenpoort. genoemden kleinen om vang der toenmalige stad, komt het als haast zeker voor, dat de Nobelpoort bij de Vlaamsche belegering nog niet aanwezig was. Maar na die gelukkig doorworstelde dagen is Zierikzee snel in bloei toegenomen en moest een uitleg der stad onvermijdelijk volgen, een uitbreiding, die in Oostelijke richting in de eerste helft of tegen het midden der 14e eeuw moet hebben plaats gehad. Om dat stadsgedeelte te beveiligen waren wallen, grachten en poorten noodig en daarom zal de oorspronkelijke Nobelpoort voor ongeveer 6 eeuwen gesticht zijn. Volgens deskundigen schijnt de bouwstijl terug te wijzen naar 't midden of 't tweede deel der 15e eeuw. Is dit zoo, dan is de oude 14e eeuwsche poort toen door een nieuw gebouw vervangen. Het heele gebouw is opgetrokken van Zeeuwsche moppen de torens in doorgaans Vlaamsch ver band, waarbij de kop een verglaasde steen is. Het hoofdgebouw is ongeveer 12 M. diep en 10,90 M. breed. De buitenmuren hebben een dikte van 1,30 M. De torens, die op elke verdieping door een gewelf zijn afgesloten, bezitten ook muren ter dikte van 1,30 M. Het poortgebouw is ongeveer 25 M. hoog, terwijl de torens ongeveer 35 M. hunne spitsen in het luchtruim verheffen. Een fraaie, van baksteen gemetselde, wenteltrap, in den Zuid Westhoek der poort in de dikte van den muur ge spaard, leidt tot de verschillende verdiepingen, waar vroeger het kleeding- en ammunitiemagazijn der dienstdoende schutterij was en waarheen thans de geweren c.a. van de burgerwacht zijn overgebracht. Zoowel de beide verdiepingen als de zolder zijn zeer ruim en hoog en hebben inder tijd voor berging van krijgslieden overvloed van plaats geboden. De heel ouderen onder ons dragen nog heugenis aan den tijd, dat de poorten des nachts gesloten werden. Uitgezonderd de post, moesten personen, die na poortsluiten binnen ge laten werden, een stuiver poortgeld betalen en werden dan door een klein deurtje in een der hoofddeuren, het zoogenaamd klinket, toegelaten. Een foto pan den ingang bij de Nobelpoort, waar de oude valbrug is vervangen door een vasten dam. het nieuwere gedeelte onzer stad, waarin in 1358 het 's Gravensteen verrees, dat in 1524—1526 door het tegen woordige vervangen werd en omstreeks dienzelfden tijd het St. Elizabethsgasthuis met zijn kerk (de tegenwoordige Kleine- of Gasthuiskerk). HetoorspronkelijkZierikzee, zooals het nog bij de Vlaam sche belegering in 1304 te zien was, was reeds omgeven door muren en grachten en bezat al enkele poorten. O.a. wordt in 1300 genoemd de Beghinen- poorte en in 1306 de Wevens- wellepoorte, de latere Zuid Wellepoort. Met het oog op den reeds Na 1 Mei 1866, toen alle poorten ook des nachts open bleven, is dit gebruik opgeheven. De valbrug voor de poort, die in 1574 werd aangebracht, achtte men op het einde der 17e eeuw niet meer noodig, waarom men er toe overging, die brug met de houten poorten af te breken, en daar ter plaatse een vasten dam te maken. Op een plaat in de Kroniek van Smallegange is de poort te zien ten tijde, dat de valbrug nog in wezen was. Ook deze poort deelde in het lot, dat haar naam, tijdens de Fransche overheersching in 1811, veranderd werd, en wel in „Porte d'Aboukir", een kleingeestige poging, om ook in dezen uithoek des lands onze nationaliteit uit te wisschen en ons te verfranschen. Naast de drie hier behandelde poorten, die als trouwe wachters nog overeind staan en zwijgend getuigenis afleggen van een roemrijk en veel bewogen verleden der stede Zierikzee, heeft het stadje nog 4 andere poorten gehad, waarop we gaarne nog eens terugkomen, als we in de archieven of kronieken hiervan nog afbeeldingen ter illu stratie mochten vinden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 3