No. 47 VRIJDAG 6 FEBRUARI 1931 927 VHitwM H i' OOTUMMiw .4 4 «4 i t/\*W4 MM 44 MN MAAO $4 VOttHM/04 I ifrttt /i „Ik verbeeld me niets," protesteerde Edmond, terwijl zijn schouders onrustwekkend schokten. „Ik houd van haar. Zij houdt „Je bent een heel verstandig meisje, Rita," viel Worth hem in de rede. „Ja, ja, ik moet het herhalen je bent een heel verstandig meisje I" Hij kon haar niet kwetsen door haar te zeggen, dat een meisje van hare afkomst geen verbintenis kon aangaan met het oude geslacht der Rixby's. „Dat is ze heelemaal niet," en Edmond's tegen spraak klonk heel scherp. „Is het verstandig te zeggen, dat ik haar niet kan beminnen, wanneer ik haar wèl bemin Is het verstandig te zeggen, dat zij me niet bemint, wanneer ze me wèl bemint Want dat is de waarheid O, je hebt me gekust, Rita Je houdt van me I Je zult niet weggaan je zult niet Koorts sprong in zijn bloed en joeg een blos op zijn gelaat en vlamde in zijn fonkelblauwe oogen. „Ga liggen, m'n jongen," zei Worth zacht. „Je moet je niet zoo opwinden." „Ik ga niet liggen," antwoordde Edmond toor nig. „Niets wil ik doen, vóór Rita zegt, dat ze O, oom John, u bent al precies eender als de rest I U bent er op tegen, dat ik met haar trouw, maar ik wil, ik wilIk weet, wat het is. U gelooft dien leugen over haar afkomst. Ik niet. Geen woord ervan 1 Maar al was alles waar, het zou me geen zier kunnen schelen. Ik ga dit ellendige huis ver laten en Rita neem ik mee." Terwijl hij Edmond zachtjes in de peluw terug duwde, wierp Worth Rita een gebiedenden blik toe. „O, oom John, ik houd zoo van haar 1" kreunde Edmond, uitgeput en week. „Rita, Rita! O, zij is weggegaan Toen barstte hij als 'n kind, dat zich bezeerd heeft, in tranen uit. HOOFDSTUK XXXVI HET ZWARTE KISTJE Dita Holiday bevond zich in haar kamer, zonder dat zij zich kon herinneren, dat zij naar de derde verdieping was geklommen. De deur was gesloten en zij leunde er tegen aan, terwijl zij zich met ééne hand het gelaat bedekte en het hoofd op haar borst was gezonken. Tusschen haar neergesla gen wimpers brandden de oogen heet en zonder tranen. „Edmond heeft me ten huwelijk gevraagd I" klonk het van haar ijs koude lippen. En weder om, „Edmond heeft me ten huwelijk gevraagd Maar wat beteekende dat Zij had gezond ver stand genoeg om te be grijpen, dat zij nooit, zoo lang de aarde om haar as zou draaien, haar be minde zou terugzien. De eigenaardige, strenge uit drukking op Mr. Worth's gelaat had haar dit duide lijk gemaakt. Nadat zij naar haar bed was gewankeld, wierp zij zich daarop, maar niet om te weenen. Haar leed was te hevig. Zij was niet een „frisch, levend menschenkind,"gelijk Bill had verzekerd. De weg des levens strekte zich niet vóór haar uit, bebloemd met liefde en en met Edmond. Gelijk een for mule en met droge, saam getrokken lippen herhaal de zij telkens weer„Ed mond heeft me ten huwe lijk gevraagd 1 Edmond houdt van me 1" En wat had hij gezegd Dat het hem geen steek kon schelen, of er een vlek op haar naam rustte of niet. Zóó had zijn hartstochtelijke verklaring geluid, en de herinnering daaraan troostte Rita toch 'n beetje. Plotseling zat zij overeind. In een oogwenk stond zij weer op den vloer. Ergens uit de diepten van haar brein was een denkbeeld te voorschijn gesprongen. Het document, dat Willard Blackstone van Evergreen Island had meegenomen, behoorde hóór toe. Het bevond zich ergens in dit groote huis I Terwijl ze daar kaarsrecht en met vlammend gelaat midden in de slaapkamer stond, stelde zij het zich voor, dat Blackstone haar het stuk zou ter hand stellen, waarvan hij het bezit geloochend had. Als hij goed had ingezien welk vreeselijk lijden haar en Edmond kwelde, dan zou hij zich laten vermurwen en haar het bewijs overleveren, dat duidelijk zou aantoonen, wie eigenlijk haar vader geweest was, waardoor tevens zou blijken, wat er waar was van zijn schuldige handelingen. Alsof Mr. Blackstone daar in vleesch en bloed vóór haar stond, zeide zij nogmaals „Edmond heeft me ten huwelijk gevraagd Een pijnlijke glimlach krulde haar lippen. Een luchtkasteel was vóór haar opgerezen. Edmond, haar Edmond, bevond zich daarin. Hij glimlachte tegen haar, gelijk hij gedaan had op den dag, dat ze vol verwarring vóór hem had gestaan In het „zak-en-asch"-costuum. Door het venster dreven de geluiden van den zomer naar haar toe vogels kwinkeleerden om het luidst, insecten gonsden, men hoorde het schrille Ken druk verkeerspunt aan de Kanaalstraat te Delft. gesjirp der krekels en het ronken van een motor boot, die de golven der baai doorkliefde. Toen hoorde zij iemand op de gang. Een hand morrelde aan den deurknop. Toen miss Blackstone de deur opende en de kamer binnentrad, keek Rita haar aan, alsof zij een vreemdelinge was. Een oogen- blik staarden zij elkander aan. Zóó ongewoon woest was Rita's verschijning, dat Henriëtte als aan den grond genageld stond. Haar altijd vaardige tong bleef stom in de tegen woordigheid van het sprakelooze meisje, dat daar als een spookachtig wezen opdoemde. Wat mocht er in Edmond's kamer gebeurd zijn, dat Rita Holiday er uitzag als een geest, overeind gerezen in haar lijkwade Miss Blackstone werd door nieuwsgierigheid gewoon verteerd. Bij gebrek aan andere spraakstof liet ze verscheiden keeren een „foei 1" hooren. Het laatste „foeiwerd gevolgd door een scherp „poe Zij beklopte tweemaal haar neus en riep eindelijk ademloos uit „Wel, Rita, je hebt niet de kans gehad, je lang met mijn neef te onderhouden, hè Ik heb op den tijd gelet en je bent niet langer dan tien minuten binnen geweest. Wat heeft Edmond je gezegd, juffie Vertel het me oogenblikkelijk Rita's glanslooze blik bleef waakzaam op haar ondervraagster rusten. Haar gewoonlijk zoo glad voorhoofd was overdekt met rimpels. Haar zigeu- ner-oogen waren bijna verborgen door de neerge slagen oogleden. Geen spier in haar lichaam bewoog, „Nu moet je zoo'n meisje zienschreeuwde Henriëtte woest. „Ik doe haar 'n beleefde vraag. Antwoordt ze mij Foei 1 Poe Zij antwoordt niét Zij staat daar als een pop met stijve scharnieren en staart me aan. Ik ver lang te weten, wat m'n neef tegen je gezegd heeft, meisje, elk woord van het begin tot het eind, en niet liegen, asjeblief 1" Er was een dreunend geruisch in Rita's hoofd. Ze voelde zich huiverig en ziek. Koude rillingen liepen haar over den rug. Zij kon zich later niet herinneren, dat zij op dat oogenblik ook maar in 't minst bang was geweest voor Henriëtte. Zij was te verbijsterd om miss Blackstone's stijgende boosheid op te merken of zich den bitteren, wran gen smaak van zure drui ven te herinneren. Henriëtte kwam met opgeheven hand naar voren, alsof ze Rita een draai om de ooren wilde geven, en toch vertrok het meisje geen spier. „Wel, heb ik óóit? Heb ik óóit?" bulderde Henriëtte. „Nee, nóóit! Ja, je wilt dus voor mij verbergen, wat ik wensch te weten, wat ik moét weten Ik vraag je nog eens, Rita, wat heeft Edmond gezegd „Edmond heeft me ten huwelijk gevraagd!"klonk 'tvan Rita's bleeke lippen. Miss Blackstone's opge heven arm viel neer. Haar mond sperde zich open. Zij wankelde en viel bijna. Daarna, zonder 'n woord te spreken, draaide zij zich om en verliet de kamer. Misschien voor de eerste maal in haar leven wist Henriëtte niet, of zij op haar hoofd of op haar voe ten liep. Iedere zenuw van haar lichaam scheen zich te hebben saamge trokken in haar arm hoofd, dat op het punt stond te barsten. (Wordt voortgezet)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 7