HET HOOGERE DOEL
DOOR O. HENRY
986
VRIJDAG 27 FEBRUARI 1931
No. 50
Curly, de zwerver, schoof langzaam naar de
toonbank met broodjes en andere eetwaren
toe. Hij bemerkte, dat de bar-houder zijde
lings naar hem keek en bleef stilstaan met 't air
van 'n zakenman, die juist in 'n groot restaurant ge
dineerd heeft en nu op 'n vriend staat te wachten,
die hem in zijn auto mee zou nemen. Curly's talent
als tooneelspeler was wel tegen die taak opgewas
sen, maar zijn aankleeding deugde er niet voor.
De bar-houder kwam als toevallig achter het
buffet te voorschijn, keek naar het plafond, alsof
hij daar de oplossing zocht van een kruisraadsel
en wendde zich zoo plotseling tot Curly, dat de
zwerver zoo gauw geen excuus bij de hand had.
Onweerstaanbaar, maar zoo bedaard, alsof hij
het zonder eenige kwade bedoeling deed, duwde
de drankschenker Curly naar de openslaande deu
ren toe en trapte hem eruit met een gezicht, alsof
het hem werkelijk speet. Dat is zoo de manier in
Zuid-West-Amerika.
Curly stond bedaard uit de goot op. Hij voelde
geen woede noch wraakzucht tegen den man, die
hem eruit gegooid had. De vijftien jaar, die hij
van zijn twee en twintig als zwerver had geleefd,
hadden zijn zenuwen tegen .zulke gevoelens ge
staald. Scheldwoorden en trappen liet hij langs zijn
koude kleeren heenglijden. En speciaal tegenover
de beleedigingen en mishandelingen van kroeg
houders toonde hij zich voor
naam onverschillig. Van na
ture waren ze zijn vijanden
en onnatuurlijk genoeg waren
ze vaak toch zijn vrienden.
Hij waagde het telkens met
ze op goed geluk af.
Eenige oogenblikken bleef
Curly in het smalle, slecht
geplaveide straatje staan.
San Antonio was hem nog
steeds een raadsel. Drie dagen
was hij nu reeds een niet
betalende gast van die stad,
waarin hij beland was op een
open goederenwagen van de
1. G.N. spoorweg, omdat
Greasy Johnny hem verteld
had, dat het daar in die stad
een echt luilekkerland was.
Curly vond, dat Johnny hem
maar zoo half en half ge
raden had. Er heerschte wel
een zeker zorgelooze, royale,
bandelooze gastvrijheid.Maar
na de ondervinding door
hem opgedaan in de drukke,
zakelijke, goed geregelde
steden van het Noorden en
Oosten, viel de stad zelf hem
toch nog al tegen. Men wierp
hem hier wel vaker een dollar
toe, maar al te vaak kreeg
hij een gemoedelijken, maar
harden trap er achteraan.
Eens had een troep wat al
te vroolijke cowboys hem op
de Military Plaza met een
lasso gevangen en hem over
het plein door het zwarte
stof heengesleurd, totdat geen
fatsoenlijke voddenraper
meer een cent voor zijn klee
ren gegeven zou hebben. De
kronkelende, nauwe, telkens
op hetzelfde punt uitkomen
de straatjes maakten hem
in de war. En dan was er
een riviertje, dat met veel
bochten dwars door de stad
liep, zoo tallooze malen door
eenzelfde soort bruggetjes
overspannen, dat Curly het
er bijna van op zijn zenuwen
kreeg. En de laatste kroeg-
houderdroeggroote schoenen
De kroeg stond op een hoek. Het was acht uur.
Menschen, die uitgingen en menschen, die naar
huis terugkeerden, liepen tegen Curly aan op het
smalle trottoir. Tusschen de huizen aan zijn linker
hand bemerkte hij een opening, die een doorgang
bleek te zijn. Het was donker in die steeg, behalve
op een lichtplek na. Waar licht was, daar woonden
natuurlijk menschen. Waar 's avonds in San
Antonio menschen bij elkaar waren, daar was
allicht eten en zeker drinken te krijgen. Dus ging
Cur'y op het licht af.
De lichtplek kwam uit het café van Schlegel.
Op het trottoir, vlak voor de deur, raapte Curly
een oude enveloppe op. Misschien had er wel een
chèque van duizend dollar in gezeten. Maar nu
was ze leeg, maar op het adres las de zwerver
Mr. Otto Schlegel en diens adres en het postmerk
was uit Detroit.
Curly ging het café binnen. En nu hij in het
volle licht kwam, was het hem duidelijk aan te
zien, dat hij een jarenlang zwerversleven achter
den rug had. Hij bezat niets van de zindelijkheid,
aan den gewieksten en berekenden zwerver eigen.
Zijn plunje bestond uit afval van een dozijn modes.
Twee schoenfabrieken hadden samengewerkt aan
Twee, <Sc elkaar oeel le vertellen hebben.
zijn schoenen. Hij wekte vage herinneringen aan
mummies, wassen poppen, Russische bannelingen
en schipbreukelingen op een afgelegen eiland.
Zijn gezicht was tot bijna aan zijn oogen bedekt
met een dichten kroezigen baard, dien hij met
een zakmes wat in orde hield. Licht blauwe oogen
vol norschheid, vrees, sluwheid, brutaliteit en
kruiperigheid verrieden de ziels-ellende, die hij
reeds had doorgestaan.
De gelagkamer was klein en de geuren van eten
en drank streden er om den voorrang. Varkens-
vleesch en koollucht overheerschten alles. Achter
het buffet was Schlegel zelf met een bediende
bezig, wien het zweet met stralen langs zijn gezicht
liep. Heete Weener-worst met zuurkool werden
aan de bierdrinkers voorgediend. Curly schuifelde
naar de toonbank toe, kuchte eens hol en vertelde
tegen Schlegel, dat hij een werkelooze meubelmaker
uit Detroit was. Het gevolg was, dat hij zijn pot
bier met zuurkool kreeg.
„Heb je soms Heinrich Strauss gekend in De
troit vroeg Schlegel.
„Of ik Heinrich Strauss gekend heb herhaalde
Curly bijna aandoenlijk. „Nou, en of.... ik wou,
dat ik een dollar had voor elk spelletje kaart,
dat ik met hem gespeeld heb.... bijna iederen
Zondagmiddag."
Die diplomatieke zet bezorgde hem nog een
bord eten met een glas bier.
En daarop schoof Curly, die
heel goed wist hoever hij
gaan kon, ongemerkt de som
bere straat op. En toen vooral
begon hij te voelen, hoe on
gezellig het in die Zuidelijke
stad wel was. Er was niets
te bespeuren van de vroolijk-
heid buitenshuis en de schit
tering en muziek, die zelfs
in de armste steden van
het Noorden toch altijd nog
een zekere afleiding geven.
Hier werden, hoe vroeg in
den avond het ook was, de
sombere, uit ruwe steen op
getrokken huizen gesloten en
gegrendeld, om er de dam
pige atmosfeer buiten te slui
ten. De straten waren niet
veel meer dan spleten, waar
doorheen de wazige nevel
sluiers der rivier zweefden.
Als hij er door heen liep,
hoorde hij lachen en rinkelen
van geld achter de duistere
vensters en muziek van
banjo's en gitaren. Maar al
die vermakelijkheden bleven
binnenshuis en men kende
nog geen publieke gezellig
heid in San Antonio.
Maar eindelijk sloeg Curly,
al rondzwervend, den hoek
om van weer zoo'n verlaten
straat en stiet op een luid-
ruchtigen troep van koeien-
knechts der omliggende hoe
ven, die feestvierden op de
houten waranda van 'n oude
houten kroeg. Een groote
schaapsherder, die zich juist
naar 't buffet wilde begeven,
sleepte Curly mee, als een
verdwaald schaap van zijn
kudde. De koeien- en scha
pengrootheden haalden hem
in als een nieuw ontdekte
diersoort, en begonnen hem
met veel lawaai op sterk
water te zetten. Maar na een
uur strompelde Curly alweer
naar buiten, omdat de be
langstelling van zijn nieuwe
vrienden al even spoedg