«ef DOOR JOHN CLAVERTEN 1032 VRIJDAG 13 MAART 1931 No. 52 Dus u heeft de bedoeling van den erflater nu wel begre pen, nietwaar vroeg notaris v. Benthem zijn bezoeker, die met een ietwat benepen gezicht tegenover hem zat. ,,Ja," antwoordde Jos v. Vee- len wrevelig, „ik meen uit al dien ambtelijken omhaal te mogén opmaken, dat mij door mijn oom een bedrag van tien mille zonder eenige voorwaarde is gelegateerd, terwijl mij daarnevens de woning en de geheele inventaris daarvan is nagelaten. Bovendien „Pardon, meneer v. Veelen," viel de notaris hem in de rede, „zoo zegt het testament het niet de woning is uw eigendom nog niet. Zij staat mo menteel slechts gedeeltelijk te uwer beschikking en u kunt haar nog niet vervreemden. Gedurende nog drie maanden behoudt de secretaresse van uw oom de vrije beschikking over haar kamers, in welken tijd zij moet zorgen de bibliotheek te catalogiseeren, die aan de gemeente is vermaakt. Eerst over drie maanden dus, kunt u met het huis naar uw welgevallen handelen." „O zoo, juist," mompelde Jos v. Veelen een beetje hulpeloos, en met een zweem van sarcasme in zijn stem vervolgde hij ,,En die andere bepaling luidt, dat ik...." „De andere bepaling uit de laatste wilsbeschik king van wijlen meneer v. Veelen machtigt mij, u vijf en twintig mille uit te betalen op den dag van uw huwelijk, mits dit binnen drie maanden gesloten wordt. Uw oom, die, dit tusschen twee haakjes meneer v. Veelen, een verstandig man was, heeft met deze bepaling uwhm, uw toekomst op het oog gehad, meneer v. Veelen. Uw.... eh, tamelijk royale levenswijze, zal ik het maar noemen, was hem reeds lang een doorn in het oog en hij was ervan overtuigd, dat een huwelijk een uitstekend geneesmiddel zou zijn tegen uw losband.... eh, uithuizigheid, zal ik maar weer zeggen De notaris wreef zich de handen alsof hij de moeilijkheden, waarin zijn overleden cliënt zijn achterneef gewikkeld had, bijzonder genoeglijk vond en zelfs de moordlustige blik dien Mr. Jos v. Veelen, advocaat en procureur zonder practijk, den ouden heer toezond, was geen oogenblik in staat hem te doen verbleeken of van zijn stuk te brengen. „Hm, trouwen?" merkte de jongeman op, „ik.... ik zou niet weten met wie „En om u de waarheid te zeggen, meneer v. Veelen, weet ik 't ook nietverzekerde de notaris met plechtige stem en met een bedenkelijk gezicht, alsof hij er geen oogenblik aan twijfelde of het vrouwelijk slachtoffer ging haar ongeluk tegemoet. „Maar, meneer, komt tijd, komt raad, zegt het spreekwoord. Kijk eens, hier heeft u een chèque van tienduizend gulden en ehnu, tot over drie maanden dan, wil ik hopen. Of u mocht soms eerder getrouwd zijneindigde hij met een spottenden glimlach, terwijl hij zijn bezoeker uitliet Mr. Jos v. Veelen was er stellig van overtuigd, dat er een heele menigte vrouwen in de stad en door 't leven wandelden, die bereid en zelfs gaarne bereid zouden zijn, op zijn eerste verzoek met hem in het huwelijksbootje te stappen. Die overtuiging putte hij niet zoozeer uit het bewustzijn van zijn eigen onweerstaanbaarheid en beminnelijkheid, maar voornamelijk uit de overweging, dat zelfs een overigens onaandoenlijk vrouwenhart lichtelijk beroerd moest worden door het vooruitzicht, in een kostbaar gemeubileerde woning als meeste- resse te heerschen en een positie van stand in te nemen. Het kwam er dus eigenlijk maar voor hem op aan, wie hij als de meest geschikte of liever als de minst ongeschikte kiezen zou, want voor zóóver hij wist, bezat geen van zijn vrouwelijke kennissen bijzondere eigenschappen, die haar voor de positie van vrouw des huizes bij uitstek geschikt maakten. En aangezien Jos een man was van snelle en, naar zijn oom altijd had verzekerd, van ondoor dachte besluiten, ging hij na het verlaten van het notariskantoor onmiddellijk de geheele reeks vrouwelijke bekenden en vriendinnen na, wikkend en wegend, wie hij met zijn huwelijksaanzoek gelukkig zou maken. Toen hij echter al die vrien delijke, lijdende, aantrekkelijke en nietszeggende gelaten dier dames zijn geest had laten passeeren, was hij nog even besluiteloos als voorheen en zonder tot een beslissing te zijn gekomen, betrad hij na een half uur de woning van zijn oom, die over drie maanden zijn eigendom zou zijn, toen hem plotseling een n.aam in gedachten viel, die hem even deed glimlachen Margreet Lessing, de naam van het meisje, dat het ondankbare baantje van secretaresse bij zijn oom had bekleed. Terwijl hij de vestibule betrad en hoed en wandel stok aan den huisknecht afgaf, overwoog hij het voor en tegen van deze verbintenis. Juffrouw Lessing was een wees, drie en twintig jaar oud en dus vijf jaar jonger dan hij zelf. Na haar schooljaren had zij een kantooropleiding gehad en zij was drie jaar geleden bij zijn oom in betrekking getreden, die haar voornamelijk met vertaalwerk had belast. Waarom Jos plotseling aan haar had gedacht, wist hij zichzelf niet te verklaren, ontegenzeglijk was Margreet een imposante en aangename ver schijning en hij vermoedde dat het meisje een lief en zacht karakter had, maar hoewel hij gedurende drie jaren bijna dagelijks met haar in aanraking was gekomen, had hij zich nooit meer tot haar aangetrokken gevoeld dan tot een van zijn andere kennisjes. Jos stak besluiteloos een sigaret op en terwijl hij wrevelig het hoofd schudde over die hinderlijke testamentaire bepalingen, die hem verplichtten bij een zoo gering bedrag als vijf en twintig mille eigenlijk was, een vrouw op den koop toe te nemen, waarvan hij niet wist wat hij er mee aan moest vangen, betrad hij de tuinkamer, waar hij tot zijn verrassing juffrouw Lessing tusschen eenige stapels oude banden gedoken vond. Een vluchtige blos kleurde haar wangen toen zij Jos begroette en bescheiden, zooals haar aard was, stond zij op, om de kamer te verlaten. Maar Jos voorkwam haar. „Neen, neen, juffrouw Margreet, Iaat mijn komst u niet verjagen ik ga toch onmiddellijk weer heen. Eigenlijk weet ik niet eens of ik wel het recht heb deze kamer te betreden, misschien behoort zij wel tot die, waarover u de beschikking heeft behouden." Hij richtte zijn vragenden blik met plotseling opkomende en hem geheel vreemde verlegenheid op het meisje, dat een weinig verward naar hem opkeek. „Neen, mijnheer," antwoordde zij, „de tuin kamer heb ik wederrechtelijk in bezit genomen, zooals u het misschien zou noemen. Het licht is hier zooveel beter dan in meneers studeerkamer en ik wist niet dat u „Ja, ik begrijp het, juffrouw," viel Jos haar in de rede, „welnu, u kunt hier gerust blijven werken hoor." Terwijl het meisje dankend het hoofd boog en zich weer in haar werk verdiepte, wendde Jos zich van haar af en trad op den ouden vleugel toe, waarop hij peinzend eenige accoorden aansloeg. Gedurende eenige oogenblikken streed hij in zijn hart met het denkbeeld dat hem het laatst had vervuld en plotseling zijn besluiteloosheid en schroom overwinnend, keerde hij zich vastberaden om en trad op het meisje toe. Een opwelling ge hoorzamend, nam hij voorzichtig Margreet's hand tusschen zijn vingers en bracht haar aan zijn lippen. Onmiddellijk veerde het meisje, verward en bleek, overeind, maar voor zij lucht kon geven aan haar verontwaardiging, dwong Jos haar tot luisteren. „Juffrouw Lessing, Margreet, ik overval u misschien," sprak hij vlug, „maar, eh, ik had geen gelegenheid tot voorbereiding.... ik wil.... ik wilde u vragen, mijn vrouw te worden...." Het was er uit en met 'n zucht van verlichting keek hij het meisje aan. Hij zag hoe ze beurtelings rood en bleek werd en hoe ze even haar oogen sloot, terwijl een vluchtige ontroering over haar gelaat trilde. Verwonderd dat zij zoo bewogen op zijn vraag reageerde, strekte hij opnieuw zijn hand naar haar uit, maar onmiddellijk deed ze een stap achterwaarts. „Meneer v. Veelen," antwoordde zij met blijk bare verwarring, „u zegt terecht dat u me overvalt, ikik heb nimmer reden gehad te vermoeden, dat uw- gevoelens voor mij van dien aard waren, dat zij 'n huwelijks aanzoek in het uitzicht stel den. Ik durf haast niet geloo- ven dat het uZij aarzelde het woord uit te spreken, maar Jos begreep haar onmiddellijk. „Waarachtig, juffrouw Margreet, is het me ernst u gelooft toch niet dat ik met zulk een aangelegen heid den spot zou drijven Een oogenblik aarzelde hij verder te gaan, maar plots besloten, voegde hij er aan toe Ik wil volkomen eerlijk zijn, juffrouw Margreet, en u bekennen wat me tot dit onver wachte aanzoek drijft. Een testamentaire bepaling van mijn oom verplicht me, om binnen drie maan den in het huwelijk te treden, waardoor ik in het bezit kom van een belangrijk legaat, dat me in staat stelt me te associeeren met een bekend advo caat, wiens uitgebreide practijk me een goede toekomst belooft. En wijl uw persoon me werkelijk sympathiek is, meende ik...." Wat Jos meende kreeg Margreet Lessing niet te hooren, want plotseling zweeg hij. Het gelaat van het meisje had voor een oogenblik iets verraden van de smart die zijn woorden in haar hadden opgewekt, maar onmiddellijk wist zij zich te be- heerschen en schenen haar oogen van veront waardiging te vonken. „En voor zoo'n handelszaak heeft u mij als object willen gebruiken vroeg ze minachtend. Een oogenblik stond Jos werkelijk onthutst dat zijn aanzoek in dat licht zou worden bezien, had hij zelfs niet kunnen droomen. Nochtans bezat hij menschenkennis genoeg om te zien, hoe diep hij 't meisje, dat eenige oogenblikken met op komende tranen had te kampen, gekwetst had, maar hij kreeg zelfs geen gelegenheid meer een verontschuldiging te stamelen zonder hem nog een enkelen blik waardig te keuren, verliet Mar greet plotseling de tuinkamer en liet Jos, als een kwajongen die bestraft is, met een mond vol tanden staan. De afgewezen huwelijkscandidaat zat de eerste minuten danig met de situatie in de war en eigen lijk was hij een beetje boos op het meisje. Wat weerga, als zij dit aanzoek als een handelszaak beschouwde, waarom-behandelde zij het dan niet als zoodanig? Waarom zei ze dan niet zakelijk dat ze niet te koop was of dat het bod haar te laag was, waarom was het noodig een scène te maken en eenige gemoederen te verontrusten Woedend op zijn oom, op den notaris, op Margreet en ten slotte op de geheele wereld, schreef hij het meisje eindelijk een briefje, waarin hij zich uitputte in verontschuldigingen en betuigingen van leed wezen, en waarin hij haar vroeg hem alles te willen vergeven en dit pijnlijk onderhoud te vergeten en nadat hij de hoop had uitgesproken, dat het gebeurde geen verandering zou brengen in hun vriendschappelijke verstandhouding van voor heen, overhandigde hij het schrijven aan den huis knecht en verliet daarna de woning als een geslagen hond. Jos trachtte van zijn teleurstelling te be komen door, temidden van zijn vrienden, een paar lapjes van duizend in gloeiende festijnen en knal fuiven om te zetten en toen hij zijn ergernis over het hatelijke testament en Margreet's afwijzing genoegzaam verdronken en verduwd dacht, begon hij er in allen ernst aan te denken, haast te maken met zijn huwelijksplannen. Een weinig voorzichti ger dan den eersten keer, zag hij thans uit naar een jongedame, die minder gevoelig voor de ideëele en minder ongevoelig voor de financieele zijde van de verbintenis zou blijken, maar tot zijn groote verwondering ontdekte hij plotseling 'n grondigen afkeer van alle vrouwelijke kennissen bij zichzelf, hoe lief en aantrekkelijk ze hem voorheen ook waren voorgekomen. Hij betrapte er zich zelfs op, dat hij hen in den geest steeds weer vergeleek met de beleedigde Margreet en hij kwam tot de over tuiging, dat deze niet alleen de vrouwen die hij kende, maar ook de vrouwen die hij nog nooit had gezien, in de schaduw stelde. Ondertusschen verstreek de tijd en na zes weken was mr. Jos v. Veelen nog even ver met zijn huwe lijksplannen gevorderd, als op den dag, toen de notaris hem met den eigenlijken inhoud van het testament op de hoogte had gebracht. Eindelijk besloot hij op resolute wijze den knoop door te hakken, hij schreef de namen van een viertal

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 12