No. 1
VRIJDAG 20 MAART 1931
13
gil en sprong tusschen de prinses en den leeuw.
Wat er toen volgde, wist Givens later nooit duide
lijk te vertellen. Toen hij in de aanvalslinie gekomen
was, zag hij vaag iets door de lucht vliegen en
hoorde een paar zwakke knallen. Daarop kwam
ruim honderd pond poema boven op hem neer
en wierp hem met een zwaren smak tegen den
grond. Hij herinnerde zich nog, dat hij geroepen
had „Pas op.en dan was hij als een worm
onder 'den leeuw uitgekropen met zijn mond vol
gras en modder en een groote buil op zijn achter
hoofd, waarmee hij tegen een wortelstronk van
een waterolm was terecht gekomen.# De poema
lag onbeweeglijk. Givens voelde zich gekrenkt
en dacht ertusschen genomen te zijn en hij schudde
zijn vuist tegen den leeuw en begon op hem te
schelden. Maar spoedig was hij zichzelf weer mees-
ter.
Josefa stond nog op dezelfde plek en laadde
rustig haar met zilver gemonteerde revolver.
Het was geen lastig schot geweest. De kop van
den poema was gemakkelijker te raken geweest
dan een groentenblikje, dat aan een touw hangt te
schommelen. Om haar mond en in haar oogen
speelde een uitdagend, plagend en betooverend
lachje. De mislukte levensredder kreeg een kleur
van schaamte over het zielige figuur, door hem
geslagen. Hier had hij nu zijn kans gehadde
kans, waarover hij zoo vaak gedroomd had
en hij had zich belachelijk gemaakt.
„Bent u het, meneer Givens?" vroeg Josefa
met haar berekende,suikerzoete stem. „U had mijn
schot bijna door dat gegil doen missen. Hebt u
bij het vallen uw hoofd erg bezeerd
„O nee," zei Givens bedaard, „dèt deed geen
pijn."
Hij bukte zich en trok zijn besten Stetson hoed
onder het dier vandaan. Hij was totaal platgedrukt
en vol kreukels. Dan knielde hij neer en streelde
zachtjes den kop met de wreed opengesperden
muil van den dooden poema.
„Arme, ouwe Billriep hij droevig uit.
Wat moet dat nu beteekenen vroeg Josefa
vinnig.
Och, dat wist u natuurlijk niet, miss Josefa,
zei Givens met het gezicht van iemand, die zijn
verdriet achter grootmoedigheid verbergt. „Nie
mand kan u dat kwalijk nemen. Ik probeerde
hem te redden, maar ik kon het u niet bijtijds
aan het verstand brengen."
„Wie wilde u redden
„Wel, Bill natuurlijk. Ik ben al den heelen dag
op zoek naar hem geweest. U moet weten, dat
hij nu al twee jaar lang de lieveling van ons kamp
is. Dat arme dier! Hij zou geen konijn kwaad
gedaan hebben. De jongens zullen heelemaal
overstuur zijn, als ze ervan hooren. Maar u kon
natuurlijk niet weten, dat jp maar een grapje
met u wilde maken
De zwarte oogen van Josefa richtten zich door-
vorschend op hem, maar Givens doorstond dien
blik uitstekend. Nadenkend woelde hij met de
hand door zijn donkerblonde krullen. Uit zijn
oogen sprak spijt met een beetje verwijt gemengd.
Zijn anders zoo gladde gezicht was nu vol zorgelijke
rimpels. Josefa raakte van streek.
„Maar wat deed uw schoothondje dan hier
vroeg ze om zich te rechtvaardigen. „Hier is
toch nergens een kamp in de buurt
„Die ouwe rekel is gisteren juist uit ons kamp
weggeloopen," antwoordde Givens dadelijk. „En
het is een wonder, dat de jakhalzen hem niet
dood hebben laten schrikken. Verleden week
bracht Joe Webster, onze paardentemmer, een
jongen terrier mee in het kamp. En dat hondje
dat liep hem uren lang achterna en knabbelde
dan aan zijn achterpooten. En als we dan 's avonds
naar bed gingen, dan kroop Bill bij een van de
lui onder de dekens om zich voor dat hondje te
verstoppen. Ik denk zoo, dat hij er werkelijk
wanhopig onder geworden is, anders zou hij niet
weggeloopen zijn. Hij was altijd bang om zich te
ver buiten het kamp te wagen."
josefa keek naar het doode lichaam van het
woeste dier. Givens klopte streelenderwijze op
een der groote klauwen, die in staat waren een
kalf van een jaar met één enkelen slag neer te
vellen. Langzaam aan verspreidde zich een donkere
blos over het olijfkleurige gelaat van het meisje.
Was het de schaamte van den echten jager, die
een tam dier neergeschoten heeft? Haar oogen
kregen een zachtere uitdrukking en de neergeslagen
oogleden verbanden iedere uitdrukking van spot-
ternij.
„Het spijt me heel erg," zei ze,„maar hij zag
er zoo wild uit en hij sprong zoo hoog, dat ik
„Die arme oude Bill had honger," zei Givens,
om zijn dooden vriend te verdedigen. „We lieten
hem altijd springen in het kamp, als hij zijn avond
eten kreeg. Voor een stuk vleesch rolde hij zich
zelfs op zijn rug en bleef dood liggen. Toen hij
u zag, dacht hij natuurlijk, dat hij iets van u te
eten zou krijgen."
Opeens sperden zich de oogen van Josefa wijd
open van ontzetting.
„Ik had wel kunnen doodschieten," zei ze.
„li liep net voor den loop van mijn revolver. U
waagde uw leven om dat beest te redden 1 Dat
was mooi van u, mijnheer Givens Ik zie graag
een man, die veel van beesten houdt 1"
Jaer lag nu werkelijk bewondering in den
blik, dien ze op hem gevestigd hield. Op slot van
zaken zou hij dan toch nog als held uit den strijd
te voorschijn komen Givens zette dan ook een
heel heldhaftig gezicht.
„Ik heb altijd veel van beesten gehouden," zei
hij, „van paarden, koeien, poema's, honden, kro
kodillen.
„Ik heb een hekel aan krokodillen," onderbrak
Josefa hem opeens, ,,'t Zijn zulke slijkerige krui
pende beesten 1"
„Zei ik dan krokodillen?" vroeg Givens. „Ik
bedoelde natuurlijk antilopen
Josefa's geweten drong haar om nog meer ver
ontschuldigingen te maken. Ze stak berouwvol
haar handje uit. In haar oogen blonk een heldere,
niet vergoten traan.
„Och, mijnheer Givens, wil u het me alstublieft
vergeven? Ik ben maar een meisje, niet waar
en ik was zoo geschrokken. Het spijt me, heusch,
het spijt me vreeselijk, dat ik Bi» neergeschoten
heb. U kunt u niet voorstellen, hoe erg ik me erover
schaam. Ik zou er alles voor willen geven, om het
ongedaan te maken
Givens nam de aangeboden hand aan. Hij hield
haar zoo lang vast, totdat hij zijn edelmoedigheid
de overhand had laten krijgen over zijn verdriet
om het verlies van Bi». Tenslotte was het duidelijk,
dat hij haar vergiffenis geschonken had.
„Toe, praat u er niet meer over, miss Josefa.
Iedere jonge dame zou immers van Bi» geschrok
ken zijn Ik zal wel aan de jongens vertellen, hoe
het gegaan is."
„Weet u zeker, dat u niet boos op me bent t
vroeg Josefa, dicht op hem toetredend. Haar oogen
stonden toch zoo lieflief en vol aantrekkelijk
berouw. Ik zou toch zoo'n hekel hebben aan iemand
die mijn poesje dood maakte. En wat was het ge
durfd en moedig van u om tusschenbeide te komen>
om hem te redden Hoe weinig menschen zouden
zooiets gedaan hebben I"
Givens voelde zich overwinnaar
De schemering was ingetreden. Natuurlijk kon
miss Josefa niet alleen en zonder geleide naar de
ranch van haar vader terugrijden. Givens zadelde
zijn ponnie, ondanks de verwijtende blikken, welke
dat dier op hem wierp en reed met haar mee.
Zij aan zij galoppeerden ze over het zachte gras,
de prinses en de man, die zoo veel van beesten
hield 1 De prairiegeuren van vruchtbare aarde
en teedere bloesems hingen zwaar en liefelijk om
hen heen. Over de heuvels jankten de jakhalzen.
Geen nood!En toch
Josefa kwam dichter naast hem rijden Een
klein handje werd tastend uitgestoken. Given,
omvatte het met de zijne. De ponnies draafden
voort met gelijkmatigen tred. De beide handen
bleven elkaar omsluiten en de eigenares van de
eene zei
„Ik ben vroeger nooit bang geweestmaar
stel u nu toch eens voorWat zou het ver
schrikkelijk zijn een werkelijk wilden poema te
ontmoetenDie arme Bi». Ik ben heusch heel
erg blij, dat u met me meegereden bent
O'Donnel zat in de galerij van de ranch.
„Hallo, Rip 1" riep hij met zijn zware stem.
„Ben jij 't man
„Hij is met me mee komen rijden," zei Josefa.
„Ik was verdwaald en daardoor nog al laat."
„Ten zeerste verplichtbromde de veekoning.
„Zeg, Rip,'blijf vanavond hier en ga dan morgen
ochtend naar je kamp."
Maar dat wilde Givens niet doen. Hij wilde
doorrijden naar zijn kamp. Den volgenden morgen
moest een kudde stieren al in de vroegte naar de
wei gedreven worden. Hij zei goeden nacht en
draafde weg.
Een uur later, toen al het licht op de hoeve reeds
uit was, kwam Josefa in haar nachtjapon aan de
deur van haar slaapkamer en riep tot den koning,
die zich in zijn eigen kamer aan de overzijde van
de met tegels bevloerde gang bevond
„Zeg, paps, je weet toch wel, die oude poema,
dién ze den Scheefoor noemendie Gonzales,
den schaapherder van mijnheer Martin, verscheurd
heeft en zoowat vijftig kalveren op de Salado
ranch Nou dandien heb ik vanmiddag te
pakken gekregen bij het kruispunt van de Witte
Paarden. Ik schoot hem twee kogels tijdens zijn
sprong in den kop. Ik herkende hem aan zijn
linkeroor, waarvan Gonzaga met zijn manchet de
helft had afgeslagen. Zeg Paps, dat was een schot,
wat jij niet eens verbeteren zou 1"
„Prettig voor jou bromde Ben, de Fluiste-
raar van uit de duisternis der koninklijke slaap
kamer.
De eeremacht voor het paleis van den Hongaarschen Rijksregent admiraal Eorthy.