VRIJDAG 20 MAART 1931 3 Kaneelstokken kan je er ook krij gen, en zuurballen. En klissen. Je kunt het zóó gek niet bedenken, of het is er, verleidelijk uitgestald in kisten of laden, met glazen deksels, en verlokkelijk uitziende stopflesschen. Zoo is de school. De school, waar het kind voor het eerst leert, zich aan te passen aan een andere omge ving,waar het leert, anderen te ver dragen. Want, deze eerste jaren zijn tóch vooral voor het kind belang rijk, omdat het zich moet regelen naar een gemeenschap met vaste wetten en regels, waarin allen gelijk zijn. En dien school tijd, daarheen kunnen wij, ouderen, dikwijls met een stil heimwee terugblikken. Dèt was een tijd 1 Een tijd van talrijke onschuldige genoegens, van kleine veeten en jaloezietjes, maar och, het laatste was alles in zóó klein bestek, dat alleen de vreugdige oogenblik- Nog eoen repeleeten. ken in onze herinnering tflijven. De kindertijd is voor velen de mooiste tijd. Laten we dit bij onze eigen kinderen gedenken. Opdat zij later, als zij oud zijn, altijd met vreugde mogen terug denken aan een onafge broken reeks van zonnige dagen 1 B. Die het dichtst bij school mo- nen, moeten zich natuurlijk nog het meeste haasten, 't Ts al negen uur geslagen maal groot gezin. Ze moet ruzietjes sus- ót belangstelling wekken kinderlijkheden af- leeren en wetenswaardigheden aanbrengen kor tom ze moet over grooten tact beschikken en een onverstoorbaar humeur bezitten. De kinderen wennen vlug. Ze passen zich dade lijk aan bij al het nieuwe en ongewone. En binnen Zus houdt niet oan gezelschap tenzij na" haar springtouw. De oplossingen zitten hoog! enkele weken staat „de school" in 't centrum der belangstelling. Ze leeren nu ook al allerlei stoutigheden en worden inge wijd in de bijzondere geheimen van het schoolleven. Stiekum ontkiemt in het donker hoekje onder de bank de boon in de sponzedoos. In het speelkwar tier ontsnappen ze aan het al ziend oog van 't personeel. Eén waagt zich voor de heele klas en gaat op 'n drafje naar 't snoep winkeltje van de donkere juf frouw, om een paar cent zoute- drop. Een cent het schepje. O, die snoepwinkeltjes 1 mogen ze altijd blijven bestaan 1 En in dien de eigenaars van deze za ken op hun artikelen niet meer mochten verdienen, laat de staat ze dan exploiteeren. Verdwijnen mogen ze niet. Ze vormen voor het schoolgaande kind een te kostbaar bezit.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 17