De ochtendtreinen poeren de dorpsjongens, die in de stad
sludeeren, naar de stedelijke bronnen van kennis en meienschap.
Groote broer brengt
zus, die moe schijnt
te morden, naar
'-^school.
zoo maar.
VRIJDAG 20 MAART 1931
En prettig is ook Door het
meisje van buiten een mandeling
door de stad op meg naar school.
ven en zijn bang voor het ge
heimzinnige nieuwe, dat hun te
wachten staat. Ze spartelen
tegen, beginnen te schreien en
laten zich wegdragen. Maar als
ze eenmaal binnen zijn, veran
dert dit wel. Het schreien be
daart de kleine schoolgemeen
schap vormt zich wonderlijk
snel.
Daar is de juffrouw, die alle
traantjes droogt en de angstige
hartjes minder snel doet klop
pen. Voor die juffrouw heb ik
altijd een bijzonder respect.
Niet, dat ik voor andere juf
frouwen géén respect zou heb
ben, maar voor zoo'n juffrouw
in een eerste klas van een lagere
school heb ik 'n bizonderrespect.
Ze wordt toch maar zonder slag
of stoot voor 'n groot aantal,uren
per dag moeder gemaakt van
,jZeg jö, ken jij die som
r.Ik mil niet naar school."
Eens breekt in ons leven de
tijd aan, dat we „naar
school" moeten. Voor som
mige kinderen beteekent dit
„moeten" eigenlijk mogen. Ze
zijn blij, dat ze eindelijk binnen
het geheimzinnige gebouw,
waarover ze oudere zusjes en
broertjes al zooveel hebben
hooren spreken, hun intrede
mogen doen. Zelfbewust gaan
ze aan de hand van de ouderen
er heen: de geruite tasch met
de blinkende sponzedoos en
rammelenden griffelkoker in
beide handen geklemd, bang den
kostbaren schat te zullen ver
liezen. Andere kinderen weer
moeten er heen gedreven wor
den. Ze willen bij moeder blij-