dy^iededeelinë LIEFDE OP DE HEIDE DOOR ARCHIE COLLIN wirwft 7ii Ik moet weer van voren af aan beginnen zonder achtergrond achter me." „De achtergrond zal terugkomen, wees niet bang. Ik had graag, dat u vandaag opstond, en met een paar dagen zullen we u naar buiten bren gen op het balcon, waar de zonneschijn en de lucht van onze Downs u goed zullen doen. We zullen later alles bespreken, houd er u intusschen alleen mee bezig om heelemaal beter te worden dan zult u zich alles herinneren." Maar de dagen gingen voorbij en werden weken, en de mooie vrouw in bed 19 van het Rinderly- ziekenhuis kon zich, ofschoon ze heelemaal her steld was, nog steeds niets van haar verleden herinneren. Alles van vóór het oogenblik, toen ze haar oogen opendeed en in het gezicht van zuster Cooper keek, was uit haar herinnering weggewischt. Ze wist niets van zichzelf, noch van haar verleden haar geheugen reikte als het ware slechts tot het oogenblik, dat ze zichzelf in bed bevond in het groote ziekenhuis op de Rinderly-Downs. Er was een spons over de. lei van haar vroeger leven ge vaagd en deze had haar geheel schoongewasschen. Zelfs niet met de grootste krachtsinspanning kon ze zich iets van dat verleden te binnen brengen, en noch advertenties, noch politie-onderzoek had den eenig licht kunnen werpen op het geheim van haar identiteit of vroeger leven. „En de vraag is, wat ik moet doen zei juf frouw Smith, zooals zij haar allen waren gaan noe men, tegen Maurice Sterne, op een namiddag in Mei, toen ze op het balcon van de zaal zat, dat uitzicht gaf over de verre uitgestrektheid van heuvelland, die tusschen het ziekenhuis en de zee lag. „Wat kan ik het beste doen?" zei'ze. „Ik heb precies één pond, zes shilling en vijf en een halve penny in mijn beurs. Ik heb geen flauw vermoeden, hoe mijn naam is, noch waar ik vandaan kom. Ook weet ik niet in hoeverre ik eenig werk kan doen, ofschoon ik moet werken. En ik doe het heusch heel graag," voegde zij er aan toe met een beetje weemoed, die iets roerends gaf aan haar reeds zoo innemende persoonlijkheid. „Ik vind het een afschuwelijke gedachte, dat u zou moeten werken riep Maurice heftig uit. „U moest in een paleis wezen, op uw .wenken be diend, en met alles, wat uw hart kan begeeren, onmiddellijk als geschenk, wanneer u het wenscht Dat u moet werken is belachelijk." De vrouw in den stoel lachte bevend. „Ik ben bang, dat paleizen niets voor mij zijn," zei zij, terwijl haar blik dwaalde naar de Downs, die onder den zachten Mei-hemel in het zonlicht baadden „het is een eenvoudig feit, dat ik werk moet zoeken. Ik ben heusch heelemaal in orde ik weet, dat het bestuur van het ziekenhuis mij alleen uit goedhartigheid houdt, omdat het in ziet, dat ik een daklooze ben een niemand, die geen tehuis heeft. Maar ik kan niet voortdurend hier blijven Ik moet ergens mijn brood gaan ver dienen, en ééns," ze sprak opeens heftig, „ééns hoop ik in staat te wezen, mijn dankbaarheid op tastbaarder wijze te toonen dan enkel door woor den. Maar ik kan hier niet langer blijven, dat zou niet zijn zooals het hoort. Men krijgt genoeg van mij, en bovendienzij hield plotseling op en haar zin bleef onvoltooid, terwijl zij bloosde. „Bovendien?" vroeg Maurice en hij keek vol belangstelling naar haar, terwijl hij tegen de balustrade leunde, met zijn rug naar het landschap en zijn gezicht naar haar gewend. „O, niets," ze sprak een beetje verlegen. „Ik dacht er alleen aan, dat de tijd gekomen is, dat ik werkelijk dit vriendelijke oord moet verlaten, dat zulk een toevlucht voor mij geweest is. Ik mag hier niet langer blijven. Ik heb ai genoeg misbruik gemaakt van de vriendelijkheid hier." Zij sprak gehaast, bang, dat hij zou aandringen op een naderen uitleg van haar afgebroken zin want allerminst wilde ze hem vertellen, dat zuster Lydia haar steeds duidelijker liet blijken, dat deze het op prijs zou stellen, indien ze maar ver dween, en dat ze beschouwd werd tenminste door die zuster als een indringster, die overal in den weg was. „Maar u kunt er toch niet op uit gaan om werk op te sporen." Nu was het Maurice Sterne's beurt om heftig te spreken. „Hoe kan ik u over zooiets laten denken U bent niet in staat om u alleen in de wereld staande te houden. Waar zou u naar toe kunnen gaan Wat zou u kunnen doen Ik kan niet toestaan, dat u daarover denkt." Plotseling besefte hij, wat zijn impulsieve woor den allemaal inhielden hij kreeg een donkere kleur, en terwijl hij wat dichter naar haar over- boog, sprak hij haastiger, vastbesloten om nu zijn kans te benutten. „Laat mij voor u zorgen," zei hij op gedempten toon, met een blik naar het andere eind van het balcon, waar twee patiënten gewikkeld waren in een ernstig gesprek. „Weet u niet, hebt u er zich geen rekenschap van gegeven „Stil," onderbrak zij, „o, zeg alsjeblieft niet zulke dingen. U weet hoegenaamd niets over mij ik kan wel de ergste avonturierster wezen, die ooit geleefd heeft, ik kan van alles wezen. We hebben toch geen flauw idee of ik getrouwd ben ofhaar blik viel op haar linkerhand, „verloofd. Er is heelemaal niets van mij bekend, u moet me niet beschouwen als een normaal persoon. Iemand moet me dezen ring gegeven hebben." En ze stak haar hand uit, waaraan de groote, vierkante sma ragd schitterde in een zonnestraal, die hem in groen vuur deed gloeien. „En de persoon, die mij dezen ring gaf en den brief, dien ik in mijn zak had, schreef, moet eenig recht op me hebben. Ik mag aan niemand anders denken, "tot ik hem ge vonden heb." „Als u met iemand verloofd bent, dan zou onze advertentie hem toch zeker hier gebracht hebben riep Maurice uit. „We hebben den ring vermeld we hebben u volledig beschreven iemand, die In onze serie Premie-romans is verschenen en vanaf heden verkrijgbaar het nieuwe werk: Een uiterst boeiend boek van Gertrud Page. waarvan de inhoud zich afspeelt in een der schoonste streken van Engeland. De prijs is als gewoon 15 cent. ingenaaid, en 70 cent in linnen prachtband. De boeken zijn verkrijgbaar bij onze bezorgers, agenten of Hoofdkantoor. Haast U, om teleurstellingen te voorkomen! u kende, moest u uit die beschrij- ving absoluut herkennen. En toch lN O. Z is er niet het minste antwoord op één van de advertenties gekomen Het is toch zeker onmogelijk te veronderstellen, dat uw ver loofde niet verschenen zou zijn, als hij bestaat. Zou u niet kunnen nadenken over wat ik zeg Kunt u mij niet voor u laten zorgen Ik ben niet arm. Ik ben niet afhankelijk van mijn beroep. Dat is een liefhebberij van mij, geen middel van bestaan. Ik zou u alles kunnen geven, wat u toe komt als u maar denkt, dat ik u gelukkig zou kunnen maken." Zijn stem beefde en er was een uitdrukking van hartstochtelijke vereering in zijn oogen. „Ik verwacht niet, dat u nu al om mij geeft maar misschien zou ik het je kunnen leeren, lieveling. Geef me een klein kansje en ik zal je leeren van me te houden." De nederigheid van een groote liefde klonk in zijn toon, de echtheid van een groote liefde straalde uit zijn gezicht, en de vrouw, die hem aanhoorde, wist bij intuïtie, dat hier een prachtig geschenk aan haar voeten werd gelegd. Misschien was ze zelfs in verzoeking toe te geven aan zijn overreding, en zijn geschenk te aanvaarden, maar ze schudde droevig haar hoofd. Ik mag u zoo erg graag lijden," zei ze eenvou dig, „maar dat is niet genoeg. Ik zou niet alles, wat u aanbiedt, kunnen aannemen en zoo weinig er voor in ruil geven. Neen, het is niet genoeg, als u mij zooveel aanbiedt en bovendien „Het andere zou komen," onderbrak hij haar levendig, „geef me eerst een gevoel van genegen heid en ik zal u leeren méér te geven al wat ik wil, zou vanzelf komen, als u me maar wilt toe staan, dat ik probeer u gelukkig te maken." Maar weer schudde zij het hoofd. „Het zou niet goed zijn het zou een te groot risico wezen, zelfs wanneer ik een normaal mensch was, met een verleden, dat u kende en een fat soenlijken achtergrond voor mijn leven. Zelfs dan zou ik het niet eerlijk vinden, alles van u aan te nemen en bijna niets terug te geven. Maar nu ik heb geen verleden, geen achtergrond ik weet niets over mijzelf. Met u trouwen zou heel oneerlijk zijn. Behalve dat ik niet werkelijk van u houd, op de echte manier, zou ik toch nooit met iemand kunnen trouwen met niemand voordat ik weet, wie mij dezen ring gegeven heeft en hoe mijn verleden geweest is." Haar stem werd vaster en zij keek hem recht in de oogen. „O, denk niet, dat ik ondankbaar ben. Ik kan zelfs nooit genoeg danken voor uw goedheid voor mij, een naamlooze vrouw. Maar als ik niet weet, wie ik ben en wat er in mijn leven gebeurd is, kan ik niemands vrouw worden. Ik zou voelen, dat ik hem en den onbe kenden gever van dezen ring een vreeselijk onrecht aandeed. Ik zou dat nooit kunnen doen ik weet zeker, dat ik gelijk heb." III. „IK WOU, DAT ZE NAAR DE MAAN LIEP" t_I elene Maitland, of zuster Lydia, om haar bij haar officieelen naam te noemen, zuster Lydia van de vrouwenafdeeling voor ongevallen, zat alleen in haar heel kleine zitkamertje. Zij zat aan haar bureau, dat vlak bij 't raam stond, maar ofschoon er een stapel papieren op haar vloeiboek lag, tuurde ze zonder iets te doen over de Downs, waar de zonneschijn wisselde met de groote schaduwen der wolken, en de leeuweriken zongen, en de roeken plechtig over het korte gras wandelden. Helene's lippen vormden een rechte, nogal harde lijn er was een harde uitdrukking in haar blauwe oogen op dezen zonnigen morgen zei de schoonheid der wereld daarbuiten haar niets, en het gezang van de leeuwe riken gaf haar een ondraaglijke pijn in het hart; er waren kleine rimpels in haar gezicht, die er een bittere uitdrukking aan gaven, die er pas de

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 6