No. 2 VRIJDAG 27 MAART 1931 laatste weken in gekomen waren en er was een nieuwe scherpte in haar stem? toen ze „Binnen!" riep, omdat iemand op haar deur klopte. Deze ging langzaam open, en het bloed stroomde naar Helene's wangen, toen ze op den drempel de vrouw zag staan, waar haar gedachten zoo vol van waren de vrouw, die in het ziekenhuis nu juffrouw Smith werd genoemd. Neemt u me alstublieft niet kwalijk, als ik u stoor," zei de bezoekster, met die heldere stem, die op zuster Lydia's zenuwen juist zulk een prik kelende uitwerking was gaan krijgen. „Ik wilde u vragen mij te helpen." „U te helpen?" Helene's toon was scherper dan ze zelf wel wist en het mooie gezicht der andere vrouw betrok even. „Ik ben nu heelemaal in orde, best in staat het ziekenhuis te verlaten. Ik kan heusch niet langer al die vriendelijkheid aanvaarden, waar ik niets voor terug kan doen en ik wilde u vragen of u me kunt helpen om een of ander werk te krijgen." „Werk? Wat voor werk?" De zuster sprak op ijskouden toon. „Hoe zou ik u met mogelijkheid kunnen hel pen Haar oogen keken met een starre uitdrukking naar de andere vrouw. „Wat voor werk zou u wel kunnen doen Waar bent u voor opgeleid Zij nam de lange, bevallige figuur van top tot teen op en haar blik bleef bijna ver achtelijk rusten op de mooi gevormde handen en den schitteremten smaragd: „ik weet niet, of ik voor iets opgeleid ben ik vrees, dat het wel niet zoo zal zijn, maar ik denk, dat ik voor kleine kinderen zou kunnen zorgen," was 't zachte ant woord. „Zooals u weet, heb ik vrij veel geholpen in de baby afdeeling, en zuster Cooper kon me wel gebrui ken. Ik dacht, datmis schien een aanbeveling van ze, dat ze Maurice Sterne tot spreken zal brengen als ze weggaat." De bittere, kleine gedachte kwam en ging, en liet haar vergif achter, zooals bittere kleine gedachten het plegen te doen. Maar hardop zei zuster Lydia, alleen nog koeler dan voorheen „Ik vind, dat het niet noodig is om de directrice lastig te vallen. Ofschoon ik u natuurlijk geen aanbeveling kan geven, die iemand geheel bevre digen zal, kan ik zeggen, wat ik weet over uw werk bij de kinderen hier. Als u daar wat aan hebt, dan is 't mij goed. Maar dokter Sterne.." „We moesten dokter Sterne er maar buiten laten," was het bedaarde antwoord. „Ik ben niet van plan hem om eenig getuigschrift te vra gen. Hij is een vriendelijke dokter en een goed vriend voor me geweest, maar ik wil hem liever niet verder lastig vallen. Het is geheel onnoodig, uw aanbeveling zal alles doen, wat ik wil, daar ben ik zeker van." De meuioe brug te Gouda. De leuning van de brug by de Oosthaoen ia Door de Goudscke jeugd ooi aantrekkingskracht „Een aanbeveling?" viel de zuster haar in de rede, zonder zelfs een poging te doen om het sar casme in haar toon te verbergen. „Wat voor aan beveling, die eenig practisch nut zou hebben, zou ik kunnen geven Ik weet niets over u hoe zou ik u kunnen aanbevelen Het gezicht van de andere werd door een blos overtrokken en zij werd verlegen met haar hou ding. „Ik weet, dat er heel weinig is, waarvoor u wat mij betreft, kunt instaan," antwoordde ze, nog steeds op zachten toon, „maar ik dacht, dat u misschien.... zonder overdrijving kon zeggen, dat ik geduld heb met kinderen dat ik van hen houd... dat „Zeker zou het beter wezen," onderbrak de zuster weer, „als u aan dokter Sterne vroeg om u de aanbeveling te geven Hij is heusch meer de aangewezen persoon om ze u te geven dan ik." Men kon de hatelijkheid in de opmerking niet misverstaan en nog minder wat ze inhield en een oogenblik flikkerden de oogen, die de zuster gadesloegen, onheilspellend. Maar hoe haar ver- llden °°k was' de vrouw> die nu juffrouw Smith wette, had blijkbaar zelfbeheersching geleerd, en toen ze sprak, behielden haar stem en optreden hun kalme waardigheid, hetgeen aan de zuster een hevig gevoel van ergernis gaf. „Ik geloof, dat een aanbeveling van u meer gewicht in de schaal zou leggen dan een van dok- ,er *erne> c'aar u me hier met de kinderen gezien ebt. ik zou dat graag hebben," antwoordde juffrouw Smith. „Als u me liever niet helpt, zal |k aan de directrice vragen, wat ze doen kan. Maar •k dacht, dat ik 't u maar eerst moest vragen, omdat u me het beste kent. Ik zou graag zoo spoe- ig mogelijk weg willen gaan; ik zou hier liever met langer willen blijven." „Ik zou wel eens willen weten waarom," dacht «eiene Maitland bij zichzelf. „Waarschijnlijk denkt „O, heel goed," antwoordde de zuster eeniger- mate zuur. „U weet het zeker zelf het beste, en zooals ik zeg, ik zal aan eiken eventueelen werk gever vertellen, wat u hier gedaan heeft, en ik hoop, dat u het werk, dat u past, zult vinden. Ik kan natuurlijk alleen zeggen, wat ik hier gezien heb." „Hoe kan ik vriendelijk voor haar voelen?" Deze bittere gedachte ging door Helene's hoofd, toen juffrouw Smith de kamer verlaten had. „Vóór ze kwam, was Maurice mijn vriend, mijn heel goede vriend. Zijn vriendschap veranderde lang zamerhand in iets diepersen deze vrouw is tusschen ons gekomen met haar mooie gezicht, en de aantrekkelijkheid van haar mysterieuze ver leden, en haar innemende manieren. Wat voor kans heb ik bij haar vergeleken Ik wou, dat ze naar de maan liep en daar bleef! Haar aanblik alleen al maakt me ziek 1" IV. DE NIEUWE KINDERJUFFROUW. Tk heb de ideale juffrouw voor kleine Joan ge- vonden." Gregory Marshland sprak deze woor den, toen hij de deur van het boudoir van zijn moeder opende, in zijn groote huis op de Downs. „Zij kwam op het verhuurkantoor in de St. Tho masstraat en zocht een betrekking als kinder juffrouw, en ik heb haar gehuurd. Ze is juist de persoon, die we noodig hebben." „Maar lieve Gregory 1" Lady Marshland liet de pen vallen, waarmee ze een brief had zitten schrijven, en keek ontsteld naar het zegevierende gezicht van haar zoon. „Hoe kom je erbij? Je hebt toch zeker niet iemand gehuurd, die je van daag voor 't eerst hebt gezien Hoe staat het met de getuigen Wat heb je over haar gehoord Wie is ze Je mag niet overhaast of buitenissig wezen, wanneer het betreft één kostbaar kind als Joan. Je hebt toch zeker niet iemand gehuurd, zonder eerst naar getuigen gevraagd te hebben." „Juist omdat het een zoo kostbaar kind als Joan betreft, heb ik juffrouw Smith gehuurd," was het nogal droge antwoord, want Sir Gregory Marshland en zijn moeder waren het niet altijd eens met betrekking tot zijn dochtertje. „Ik ben evenzeer als u overtuigd, lieve moeder, dat we juist en precies de goede moeten vinden voor het kind, en ik heb haar gevonden." „Maar waarom heb je mij niet gevraagd om met dat mensch te spreken, eer je haar aannam ging Lady Marshland op gekwetsten toon voort. „Zeker weet ik toch beter dan jij, wie een geschikte juffrouw is voor een kindje van drie jaar Het is belachelijk te denken, dat je evengoed als ik in staat bent om in een dergelijke zaak een beslis sing te nemen. Waarom kon ik dat meisje niet eerst zien Gregory's lippen sloten zich vaster opeen, en toen zijn moeder keek naar die vastgesloten lippen en de vastberaden uitdruk king van zijn opeengeklemde kaken, moest ze wel inzien, dat dit een van die gelegen heden was, waarbij geen enkel argument van haar kant het besluit van haar zoon zou veranderen. Meestal was Gregory zeer meegaand voor zijn moeder, die hem en zijn huishouding met vaste hand regeerde. Maar als hij een enkele maal op z'n stuk bleef staan, dan voelde ze, dat ze niets anders kon doen dan zich met gratie terug trekken en hem meester van het terrein laten. Zij was 'n knappe vrouw, nog vóór in de vijftig, en had 'n statige manier van optreden, die op sommige menschen gew<ó- digen indruk maakte. Maar met al haar heerschzuchtige eigenschappen was ze nooit in staat geweest haar zoon te overheerschen, sinds hij tot de jaren des onderscheids was gekomen, en ze was wijs genoeg om zich nu terug te trekken zonder verdere te genwerpingen. „Maar," ging ze voort, „Joan is tenslotte jouw dochter, Gregory, en het staat aan jou om te besluiten, wat je wilt. Je moet doen, wat je het beste voor haar vindtzeker moet je doen, wat je het beste vindt." „Juist," voegde Gregory er als 't ware tusschen haakjes bij. „En, ik kan alleen hopen, dat dezejuffrouw Smith zei je dat zal blijken alles te zijn, wat je verwacht." „Dat hoop ik ook," lachte Gregory en hij raakte even den schouder van zijn moeder aan. „Wees niet al te hooghartig, te veel „grande dame" tegen haar. U kunt zoo verbazend optreden als een keizerin en ongelukkige menschen doodsbang maken. Maar u hoeft heusch tegen juffrouw Smith niet voor keizerin te spelen. Het is niet noodig om haar in merg en been te bevriezen, omdat uw ontaarde zoon het gewaagd heeft zelf een kinder juffrouw uit te zoeken voor zijn eigen kind. Ten slotte is mijn misstap niet de schuld van juffrouw Smith; ik deed het kwaad heelemaal op mijn eigen houtje. Ik deed het alleen I" Lady Marshland, die gedurende dit gesprek bij het raam had gestaan, haalde haar schouders even op en glimlachte, geen ergprettigen glimlach. „Lieve jongen, ik hoop, dat ik niet de gewoonte heb om de menschen in merg en been te bevrie zen. Als het blijkt, dat juffrouw Smith geschikt is voor haar werk en goed en behoorlijk vóór Joan zorgt, zal ik niets tegen haar hebben. Ik kan heusch niet doen alsof ik het verstandig vind om een kinderjuffrouw aan te nemen zonder eerst naar getuigen te vragen. Voor mij lijkt het nogal dwaas, zoo maar alles aan het lot over te laten." „Ze is niet zonder getuigen," Gregory sprak ongeduldig. „Ze heeft een getuigschrift van juf frouw Maitland, die hoofdverpleegster is in het ziekenhuis. Zuster Lydia heeft gezien, hoe ze met kinderen omgaat en vindt blijkbaar, dat ze het goed doet." (Wordt voortgezet

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 7