No. 3
VRIJDAG 3 APRIL 1931
53
Hij dankte haar bij voorbaat en was, met de
meeste hoogachting
„John C. Alandale." Een haastig postcriptum
luidde
„Het verhaal was buitengewoon."
Het speet haar erg, dat zij nog nooit van den
naam Alandale gehoord had, totdat hij toevallig in
haar gedachten kwam. Nu zou zij dien aardigen
jongeman moeten schrijven, dat zij geen zijner
bloedverwanten kende en de correspondentie zou
geëindigd zijn.
Op dat oogenblik had Mary het huis van den dok
ter bereikt en zette zij zich achter de schrijfmachine.
Zij deed er een vel papier in om den brief te beant
woorden en hield dan op. Zij behoefde niet dadelijk
te antwoorden. Inplaats daarvan kon zij een harer
droombrieven schrijven, die zij natuurlijk niet zou
verzenden. Zij zou Mr. Alandale schrijven.
„Mijnheer. Het spijt mij, dat ik u
„niet meer over uw familie kan mee-
„deelen, doch na informatie bleek
„het mij, dat de laatste Alandales hier
„ongeveer veertig jaar geleden ver
trokken en naar Californië verhuis
den. Er zijn nog enkele graven van
„hen op 't kerkhof. De graven zijn
„nogal verwaarloosd en de namen niet
„meer te lezen. Dat is alles, wat ik
„ontdekt heb, doch ik zal in de stad
„nog eens informeeren en, zoodra ik
„iets naders te weten kom, zal ik u
„berichten. Ik vind het prettig, dat
,,u mijn verhaal mooi vond. Ik wilde,
„dat u een uitgever was, inplaats van
„een advocaat!
Hoogachtend
Mary Adams."
Tegen den tijd, dat Mary haar brief
geëindigd had, waren de graven op het
kerkhof even werkelijk voor haar ge
worden als de groote olm voor het
postkantoor. Zij zag duidelijk de met
mos begroeide steenen en nadat zij
den brief in een couvert gestoken had met het
adres erop van John C. Alandale, kwam zij pas tot
besef, dat zij alles verzonnen had.
Zij vroeg zich af, wat er zou gebeuren, als zij den
brief verzond. Zij vond het jammer een man, die
haar verhaal buitengewoon vond, teleur te stellen.
Naderhand kon Mary niet verklaren, waarom
haar geweten niet gesproken had. Iets dwong haar
den brief te frankeeren en hem dadelijk te posten.
Nu zou een eerlijk, goed meisje als Mary ge
durende de volgende dagen met een schuldig ge
voel in haar hart rondgeloopen hebben, doch om
de een of andere reden leefde zij in gespannen ver
wachting. Toen zij een week later weer een brief
ontving, haastte zij zich naar het huis van den
dokter. In de diepe vensterbank gezeten, opende
zij den brief en las
Mary Adams „Ik dank u zeer voor de moeite,
die u genomen hebt om mijn bloedverwanten op te
sporen. Er is een tak in onze familie, die naar
Californië vertrokken is, en die wel dezelfde zal zijn,
als door u genoemd. Indien u in de stad meer te
weten komt, zal ik u zeer dankbaar zijn. Waar
kan ik nog meer novellen van u lezen Ik heb dat
verhaal al drie keer gelezen.
Met vriendelijke groeten, verblijf ik
John C. Alandale."
Dit keer aarzelde Mary niet. Zij ging naar de
schrijfmachine en had weinig moeite met het
volgende epistel
Waarde Mr. Alandale. „Ik ontving zoo juist uw
antwoord op mijn schrijven, doch tot mijn spijt
zijn mijn nasporingen in de stad zonder succes.
Indien u nog een andere manier weet om iets te
ontdekken, aarzel dan niet om het mij te zeggen.
De eenige plaats, waar u mijn andere novellen
kunt vinden, is de la van mijn bureau
Hoogachtend
Mary Adams."
Mary voelde in 't minst geen schaamte, toen zij
den brief in de bus liet glijden. Zij vroeg zich alleen
af of Mr. Alandale zou antwoorden: en hij moest
dadelijk geantwoord hebben, want zijn derde brief
kwam met de volgende post.
Waarde Miss Adams. „U verdient waarlijk een
medaille voor uw onmiddellijk geschreven ant
woord en dat u al die moeite doet voor iemand.
die u geheel vreemd is. Als Hampshire niet zoo
ver was, zou ik u een bos viooltjes zenden. Thans
zend ik u een doos chocolade, Mary Adams. Ik
heb een hekel aan verwaarloosde graven, wilt u
deze wat laten opknappen en mij de rekening op
sturen Doch als ik te veel vraag, wilt u het mij
dan alsjeblieft zeggen
Ik ben erg benieuwd naar den inhoud van uw
bureau-la.
Uw antwoord spoedig tegemoet ziende, teeken ik
John C. Alandale."
Den volgenden dag ontving Mary een groote doos
bonbons en verzond het volgende schrijven:
Waarde Mr. Alandale. „Ik ontving hedenmorgen
V
Arabisch Bruidspaar.
de doos bonbons en ik vrees, dat u buitensporig
bent, of dat u denkt, dat ik nog broertjes en zusjes
heb. De waarheid is, dat mijn eenige bloedverwant
een grootmoeder is, zoodat ik geruimen tijd uit de
doos zal snoepen.
Toch moet u zoo iets niet meer doen, alles wat
ik betreffende uw familieleden gedaan heb, deed
ik met plezier. Ik zal er voor zorgen, dat de graven
opgeknapt worden en zal u daar over enkele dagen
schrijven. Er zal geen rekening zijn, want daar
zorgt het bestuur van de begraafplaats voor,
ën er zijn genoeg bloemen in grootma's tuin, die ik
er planten kan.
Mary Adams."
Den dag, voordat Dr. Allen van zijn vacantie
terugkeerde, ontving Mary een brief van John
Alandale, dien zij vele keeren overlas.
Beste, kleine Mary Adams. „Ik weet niet, hoe
ik u danken moet voor de moeite en zorgen, be
steed aan de graven van mijn familieleden. Den een
of anderen dag kom ik vast en zeker zelf eens kij
ken. Is er niets, wat ik voor u kan doen? Ik heb uw
verhaal nu zes keer gelezen en ik weet, dat u kunt
schrijven. Laat mij weten, of uw andere novellen
al geplaatst zijn. In het andere geval kom ik eens
een kijkje nemen in uw bureau
Uw meest dienstwillige
John C. Alandale.
Mary schreef dien avond geen brieven aan haar
moeder, haar broer of haar held. Zij had het hevig
met haar geweten te kwaad en schreide zich in
slaap. Om zes uur in den morgen sloop zij naar de
keuken en schreef naar Mr. Alandale, doch dit
keer was het geen droom-brief. Zonder zich te
sparen, legde zij hem alles uit. Zij vertelde hem van
haar eenzaam leven met grootma Adams en over de
brieven. Zij vertelde hem zelfs over „John," wat
haar erg moeilijk was. Dan bekende zij hem alles
over de graven en hoe zij de geheeie geschiedenis
bedacht, omdat zij het zoo interessant vond, brieven
van hem te ontvangen. Zij verlangde vurig, dat
hij haar nog één maal schreef, alleen om te zeggen,
dat hij haar vergeven had, doch dat stond haar
geweten haar niet toe. Zij sloot den brief in een
enveloppe en verborg die onder haar bord en begon
grootma Adams' ontbijt klaar te maken.
Dien dag verkocht Mary haar tweede novelle!
Zij voelde geen vreugde, omdat zij zoo beschaamd
en ongelukkig was over Mr. Alandale en Dr. Allen
was verwonderd, dat Mary het zoo kalm opnam,
alsof zij niet in orde was. Hij was er bijna zeker van,
dat zij gehuild had. Mary, die meer dan ooit op de
post lette, wachtte tevergeefs op een brief uit het
noorden. Zelfs haar brieven aan menschen in haar
verbeelding, wilden niet meer vlotten. Zij werd
bleek en lusteloos, zoodat het grootma Adams op
viel.
Drie weken, nadat Mary haar bekentenis aan Mr.
Alandale had gedaan, gebeurde er
iets. Dr. Allen bezocht een patiënt
en Mary zat rekeningen te schrijven,
of deed maar zoo. In werkelijkheid
staarde zij uit het raam naar den groo-
ten olm voor het postkantoor. Doch
zij zag den olm niet, of den brieven
besteller, die naar binnen ging, of zelfs
den auto voor den kruidenierswinkel Zij
was zoo in gedachten verdiept, dat
er drie maal op de deur geklopt werd,
voordat zij „binnen" riep.
De deur werd. geopend en een
vreemdeling trad binnen. Tenminste
op 't eerste gezicht scheen het
een vreemde, doch, nog voordat hij
sprak, kwam hij haar bekend voor.
Hij had „John's" blauwe oogen, doch
zijn kin herinnerde haar aan „Roger
Alandale" uit haar verhaal. Hij glim
lachte, toen zij naar hem keek.
„Dr. Allen is uit," zeide zij beleefd.
„Indien u wilt wachten"
„Ik zal wachten", zei de vreemde
ling „doch ik kom voornamelijk voor u. U
bent Mary Adams, nietwaar Hier is mijn
kaartje."
Zij keek naar het kaartje, dat naast haar schrijf
machine lag en zij las
„John C. Alandale, advocaat", gevolgd door een
plaats in 't noorden.
Het scheen Mary, dat zij nooit, nooit haar oogen
meer kon opslaan, totdat Mr. Alandale eindelijk
zeide
„Wil je niet opkijken, Mary Adams Ik heb twee
honderd mijl afgelegd om je te zien."
Mary keek op en John Alandale keek naar bene
den. Mary was plotseling niet meer bevreesd,
want hij zei: „Wat moet je wel denken. Het is bijna
drie weken geleden, sinds ik je brief ontving en
geen woord van mij Ik ben op reis geweest. Eerst
twee dagen geleden kwam ik terug, ik wilde je
telegrafeeren, doch ik dacht, dat je dit vreemd
zou vinden
„Hoé denkt u over mij 1" stamelde Mary zwak.
„Ik Hoe ik over jou denk
Er was iets in John Alandale's stem, dat Mary's
hart wild deed kloppen en zijn stem scheen ver
van haar verwijderd, toch verstond zij hem dui
delijk.
„Natuurlijk was het de naam Alandale, die mij
in je verhaal aantrok, doch nadat ik het gelezen
had, wist ik, dat ik het meisje, die het geschreven
had, moest leeren kennen. Denk je werkelijk, Mary
Adams, dat een jongeman van acht-en-twintig
iets geeft om oude bloedverwanten, die gestorven
zijn, voordat hij geboren was? Ik moest toch een
reden hebben om je te schrijven en jij ging er
prachtig op in. En na iederen brief wist ik, dat
er niemand in de geheeie wereld zoo is, als jij. En
waarom ik hier kom is om te zeggen, dat jij
mijn meisje bent. Is er hier een behoorlijk hotel
in dit dorp Ik keer niet naar het noorden terug,
voordat je met mij meegaat 1"
Wat moest Mary Adams hierop zeggen? Zij
keek naar Mr. Alandale's wilskrachtige kin en
zeide eindelijk: „Ik ben blij, dat je John heet. Het
maakt je veel echter!"
Op 't oogenblik, dat hij haar kuste, kwam Dr.
Allen binnen 1