VRIJDAG 3 APRIL 1931
Een rij zingende klokken van de Abdij.
De klokken zijn, zooals uil de foto
blijkt, zelfs zeer kunstig bemerkt.
Op het oog lijkt het spel oan den heer
Fermerda, den bekenden klokkenist van den
Langen Jan te Middelburg, gemakkelijker,
omdat het mei mat lijkt op orgelspel. Jn
merkelijkheid morden met de toetsen klepels en
hamers bemogen van één tot 25 K.G. zmaar.
Wij hebben weer den harden grond geploegd,
De kluiten mul gemaakt en 't zaad gestrooid,
Wij hebben naar Uw wil zweetend gezwoegd,
Geef ons Uw zegen, of ons loon komt nooit.
Deze gedachten bij het Paaschfeest van heden,
wil het een feest zijn. En al kan het dan geen feest
zijn van onbekommerde, kinderlijke blijdschap
het kan wèl een feest zijn van vertrouwen op een
wending in het wereldgebeuren, die ééns toch ko
men zal
Paschen blijdschap. We zitten niet bij de pak
ken neer, maar verzamelen onzen moed voor het
werk dat wacht.
In dit teeken moge dit jaar het Paaschfeest voor
velen staan.
Zoo zijn we ditmaal wel heel ernstig geweest.
Maar we mogen niet altijd vreugde forceeren. Er
is momenteel niet veel vreugde in onze provincie,
en het is verklaarbaar. Maar, de Zeeuwsche moed
blijft leven. Daarop vertrouwen we. Nog steeds
luctor et emergo nog steeds het aloude
Ik worstel moedig en ontkom 1 v. B.
Het klokkenspel in den spitsen toren van het Zierikzeesche Raadhuis.
De speeltrommel van het Vlissingsche carillon
die het automatisch kmartierenspel regelt