No. 3
VRIJDAG 3 APRIL 1931
47
moest onfeilbaar iets buitengewoons zijn, dat
was volkomen zeker.
Ondertusschen schikte de persoon, die door allen
zoo veel besproken werd, zich rustig in haar werk
op Hathermere Court zij verloor haar hart geheel
aan het haar toevertrouwde kind, en kwain spoe
dig tot een leven, gevuld met dagelijksche plichten,
dat, al was het ook een tikje eentonig, heel vredig
en veilig was, zooals ze tegen zichzelf zei, en vrij
van alle opwinding en angst.
V. HILDA.
K ,faar wat vreeselijk moedig van u Stel u
voor, een vrouw aannemen, die niet w.eet, van
waar zij komt, iemand, die niet eens haar eigen
naam kent, om voor dat engeltje Joan te zorgen
„Zij verzorgt dat engeltje Joan, zooals u mijn
dochtertje noemt, uitstekend zij schijnt bijzon
der geschikt te wezen om met kinderen om te
gaan."
Misschien houdt ze van hen zooals ik."
De spreekster wierp haar gastheer een blik toe,
een lieven blik opwaarts, waarvan haar eigen
spiegel haar dikwijls getoond had, dat hij zijn uit
werking niet kon missen. Ze had dan ook ervaren,
dat vele mannen deze uitwerking ondergingen
maar Hilda Brakesbury deelde met ware wijsheid
deze zoo berekenende blikken harer blauwe oogen
uit.
Gregory Marshland echter schonk inderdaad
meer aandacht aan de woorden, die zij uitte, dan
aan haar blikken hij keek naar haar met een
verlangende uitdrukking.
Houdt u veel van kinderen vroeg hij.
Hij voelde zich zeer aangetrokken tot dit mooie
meisje, dat behoorde tot het gezelschap dat op
Hathermere was uitgenoodigd voor de week-end
maar zijn innige liefde voor zijn dochtertje maakte,
dat hij meer rekening hield met de liefde voor
kinderen bij een vrouw, dan met haar persoonlijke
schoonheid of charme.
„O, ik ben er dol op," riep Hilda met goed
voorgewende opgetogenheid uit. „Ik heb er altijd
zoo ontzettend veel van gehouden, en hoe ouder
ik word, hoe meer ik ga voelen, dat kinderen Wel
de heerlijkste schepselen ter wereld zijn."
„Joan is niet heelemaal een engel," zei Joan's
vader lachend „zij kan soms meer het tegendeel
wezen, maar haar nieuwe
juffrouw schijnt haar uit
stekend te regeeren. Zij is
nog bij niemand zoo zoet
geweest. Juffrouw Smith is
streng voor haar en vol liefde
tegelijkertijd."
„Nu, zooals ik al zei, u
bent een moedig man. U
heeft deze juffrouw werkelijk
zoo rechtstreeks uit het zie
kenhuis genomen, nietwaar
U weet niets over haar. Ze
is echt een vreemde in ieder
opzicht."
„In zekeren zin wist ik
nietsin zekeren zin is ze
een vreemde. Maar zij had
in het ziekenhuis gewerkt,
toen ze van haar ongeluk
hersteld was, en men kan
er niet aan twijfelen of ze een
dame is. Ik geloof niet, dat
ik een abnormalen moed ge
toond hebIn elk geval is
de proef gelukt. En alles
loopt prachtig."
„Tot nu toe," zei Hilda
met een glimlach, „en ik hoop
zeker, dat het zoo voort zal
gaan. Ik zou die buitengewone
juffrouw graag eens zien
mag ik Ik stel er zoo'n
belang in. Mag ik haar eens
bezoeken
..Natuurlijk de kinder
kamer is geen verboden ter
rein Integendeel, bezoekers
zijn er altijd welkom. De juf
frouw is het met mij eens,
dat het goed is voor een kind
oin menschen te zien dan
raakt het zijn verlegenheid
en onbeholpenheid kwijt. Ik
ben bang, dat mijn kleine meid nu wel naar
bed zal zijn, maar morgenochtend moet u zeker
meegaan om haar en haar kinderkamer en haar
juffrouw te zien."
En den volgenden morgen stond juffrouw Bra
kesbury dan ook in de kinderkamer naast haar
gastheer, en zij spande zich geweldig in om hem
te toonen, dat haar liefde voor kinderen, waar ze
zich zoo op beroemd had, echt was 1 Zij was een
mooi meisje, het was een snoezig tooneeltje (en
ze wist dat) zooals ze op den grond knielde naast
kleine Joan, het speelgoed van het kind bewonder
de, en een taaltje praatte, waarvan ze meende, dat
het geschikt was voor kinderooren. Maar Joan
staarde haar ernstig aan met grijze oogen als
sterren, en liep langzaam achteruit naar haar
juffrouw, naarmate Hilda naar haar toe kwam.
Er was geen verlegenheid in den blik van het
kleine kind, maar iets vijandigs, en men kon dui
delijk 'zien, dat Joan's hartje niet gemakkelijk
gewonnen kon worden, zelfs niet door beloften
van lekkers en een nieuwe pop.
„Zou Joan niet graag met mij naar den tuin
gaan en kettingen maken van madeliefjes
vroeg Hilda vleiend „beeldige kettingen, die we
dan om Joan's halsje hangen? Ga mee naar den
tuin, dan zul je ze zierr."
Joan schudde met onmiskenbare beslistheid
haar hoofd. „Neen, dank u," antwoordde ze met
haar heldere stemmetje, en daar ze voortdurend
met groote menschen omging, had ze een heel
duidelijke uitspraak. „Juffie en ik gaan strakjes
uit."
„Je zou eerst met deze lieve dame kunnen gaan,"
zei juffrouw Smith vriendelijk. „Juffie zal heel
gauw ook komen. Ga nu in den tuin met juffrouw
Brakesbury en wijs haar, waar de mooiste rozen
groeien, en maak kettingen van madeliefjes met
haar. Het is erg lief, dat ze je vraagt om mee te
gaan." Er was een ondertoon van gezag in de
vriendelijke stem van de juffrouw, een toon, waar
het kind terstond gehoor aan gaf, zelfs al was
er nog vijandigheid in de grijze oogen en al krul
den de lipjes in verzet.
„Loop nu gauw den tuin in," ging de juffrouw
voort, „en ik kom strakjes ook."
Gehoorzaamheid was een der eerste lessen, die
Joan van haar nieuwe juffrouw geleerd had, en
Hloeiende Crocussen.
goed, naar Gregory met voldoening vaststelde.
Zijn kleine dochter kreeg haar zonnehoed op haar
krullen en legde haar hand in die van Hilda zonder
verdere tegenspraak en ging met haar de kinder
kamer uit. Joan's vader glimlachte, toen hij de
twee volgde de breede trap af en merkte weer op,
hoe snoezig ze er samen uitzagen.
Juffrouw Smith, alleen gelaten in de kinder
kamer, glimlachte in zichzelf. „Dat is een slim
meisje," peinsde zij. „Ze wil den vader bereiken
door het kind. Zou het haar lukken Wat is hij
blind, de arme man 1 Zal zij haar zin krijgen
Of zal hij er achter komen, dat ze hem wil in
palmen
Ondertusschen was Hilda in den tuin bezig te
probeeren, en met weinig succes, om in de gunst
te komen bij Gregory Marshland's dochtertje
en ieder, die wel eens tevergeefs gepoogd heeft
het hart van een kind te winnen, weet, hoe verne
derend en ontmoedigend die taak is, als dat hart
zich niet laat winnen 1
Met groote, ernstige oogen keek Joan naar het
vlechten der madeliefjeskettingen, en hing ze
zelfs om haar mollige halsje maar er was iets
in haar uitdrukking, dat met tergende duidelijkheid
scheen te zeggen
„U doet dit om uzelf te amuseeren. Ik moet
natuurlijk beleefd zijn, maar ik geef er niets om."
Het kleine ding was beleefd zij was goed opge
voed in wellevendheid en goede manieren, maar
Hilda voelde het, zooals ze het later uitdrukte,
„tot in haar merg", dat de beleefdheid ijskoud
was en de betoonde belangstelling alleen die van
een welopgevoed kind. Gregory, die, zooals zijn
nieuwe kinderjuffrouw wel had opgemerkt, een
van die goede zielen was, die blind zijn voor de
fouten van anderen, zag alleen een heel mooi
meisje, dat allerliefst was tegen een kind. En de
schoonheid en de liefheid hielden voor hem eiken
anderen kijk op het geval verborgen. Hilda speelde
haar spel zeer behendig. De meester van Hather
mere Court trok haar in ieder opzicht aan. Hij
was knap hij was rijk hij was de eigenaar van
een heerlijk huis, een heerlijke bezitting. Van ie
der mogelijk standpunt bezien moest zijn genegen
heid aangekweekt worden hij was de moeite van
het veroveren ten volle waard. Zijn liefde voor zijn
dochtertje was een onbetwistbaar feit, het zou
zelfs voorniet bijzondersluwe
menschen duidelijk geweest
zijn, dat een zekere wegnaar
het hart van den vader liep
door dat van datzelfde kleine
dochtertje Maar het ont
brak Hilda Brakesbury niet
aan sluwheid, men kon zelfs
gerust zeggen, dat uit een
van haar voornaamste eigen
schappen was en ofschoon
ze, naar ze zichzelf later
bekende, het maken van
eindelooze kettingen van
madeliefjes al spoedig beu
was, ging ze met die bezig
heid voort met een geduld en
volharding, een betere zaak
waardig. En Gregory sloeg
haar met bewonderende blik
ken gade, en bepeinsde met
dichterlijk vuur de ingebo
ren moederlijkheid, die diep
in het hart van een zoo jong
meisje lag. Hilda had genoeg
wereldwijsheid om, toen juf
frouw Smith verscheen, zich
jegens haar prettig en vrien
delijk te gedragen. Ze voelde
intuïtief, dat haar gastheer
geen enkele onheuschheid, al
was ze nog zoo verfijnd, je
gens de kinderjuffrouw ver
dragen zou, die, naar Hilda
wel toe moest geven, van
top tot teen een dame was.
„Joan, je hebt juffrouw
Brakesbury nu lang genoeg
vermoeid," zei de juffrouw
glimlachend, toen het kind,
behangen met bloemkettin-
gen, van den grond opkrab
belde en naar haar toeliep.
(Foto Max Bauer) (Wordt voortgezet)