No. 4
lijk, nu herinner ik het mij," viel ze zichzelf in
de rede, „dat is de dame van wie je vertelde, dat
ze Thompson heette
„Ja, die arme ziel, natuurlijk ken ik haar.
Iedereen kent No. 8, mevrouw Thompson. Ze
is hier al jaren en jaren, ze was hier al, toen ze
nog een heel jonge vrouw was, heeft tante me
verteld. Die had het vermoeden, dat Thompson
niet haar werkelijke naam is, maar zeker was
ze er niet van. Gewoonlijk is ze heel rustig, maar
ze heeft tijden, dat ze vreeselijk opgewonden is,
en dagen, dat ze voortdurend maar naar haar
baby vraagt. Ik veronderstel, dat er een kind van
haar gestorven is en dat ze daar niet overheen
heeft kunnen komen."
,,Ze beweerde, dat haar baby was
weggenomen, 't Maakte op mij niet
den indruk, alsof het kind gestor
ven was."
„Dat is ook mogelijk, maar het
is in ieder geval verschrikkelijk
om aan te hooren het snijdt je
door de ziel. En ik heb nooit het
gevoel van me kunnen afzetten,
dat de zusters niet zoo aardig en
geduldig voor haar zijn als eigenlijk
wel moest in 't bijzonder zuster
Jackson. Ik houd niet van zuster
Jackson."
Bridget sprak met een zekere
aarzeling, maar Dorothy viel haar
onmiddellijk heftig bij
„Ik vind, dat zuster Jackson
afschuwelijk tegen haar was Ik
hen wel geen deskundige op het
gebied van verpleging van zenuw
patiënten en ik weet ook wel, dat
verpleegsters verplicht zijn in be
paalde gevallen krachtig en zelfs
hard op te treden maar in zuster
Jackson's manier van doen is iets
wreeds en hardvochtigs en ik ben
overtuigd, dat mevrouw Thomp
son bang voor haar is. Kun je er
niet eens met dokter Stone over
spreken Ik kan me niet voor
stellen, dat hij weet, hoe ruw zuster
Jackson met dit zielige menschje
omspringt."
„Dokter Stone zou me waar
schijnlijk alleen maar een vernie
tigenden blik toewerpen, als ik
't waagde me met dergelijke zaken
te bemoeien.Hij is een zeer heersch-
zuchtig man. Waarschijnlijk zou
hij me op staanden voet wegjagen,
als ik iets van een van zijn pronk-
juweelen van verpleegsters durfde
zeggen. Die worden geacht on
feilbaar te zijn Hij zou 't een
voudig niet gelooven, als je met
ook maar de geringste klacht over
een van die dames bij hem kwam
aanzetten."
„Nu, 't kan mij geen zier schelen
of dokter Stone mij houdt of wegstuurt," ver
klaarde Dorothy resoluut, „en ik ben in 't geheel
niet bang voor heerschzuchtige menschen. Ik zal
zoo vrij zijn met den gevreesden dokter een
onderhoud te hebben over mevrouw Thompson
en zuster Jatkson 1"
HOOFDSTUK XVIII
IN DOKTER STONE'S STUDEERKAMER.
A^ijn lieve juffrouw Trelane, ik begrijp abso
luut niet, waar u naar toe wilt."
„Dat is anders niet zoo moeilijk te begrijpen.
Ik heb het u toch duidelijk genoeg uitgelegd."
Dorothy, die trotsch en rechtop naast de tafel
stond in dokter Stone's studeerkamer, keek den
dokter recht in zijn gezicht. Bij haar binnenkomen
was hij opgestaan en had goedkeurend gekeken
naar haar teere, blonde verschijning, den sterken
blik in haar openhartige oogen en de krachtige
lijnen, getuigend van wil en karakter, om haar
fijnen mond en kin.
„Alles wat ik gezegd heb, is makkelijk te be
grijpen," herhaalde Dorothy. „Ik wil volstrekt
niet bemoeiziek of brutaal zijn ik weet, dat ik
hier een nieuwelinge ben, maar dat brengt juist
mee, dat ik onbevooroordeeld en onpartijdig
VRIJDAG 10 APRIL 1931
tegenover de dingen sta. Ik meen, dat u weten
moet, op wefke wijze sommige verpleegsters
tegen de patiënten optreden, want ik kan niet
aannemen, dat zulks met uw instemming gebeurt."
Dokter Stone's gezicht was even onbewogen
als altijd tóch merkte Dorothy een eigenaardige
flikkering in zijn oogen en ook zag ze, dat zijn
lippen zich vaster opeen sloten. Nog meer dan
anders deden die oogen haar aan die van een
slang denken stille, koude oogen.
Ik ben overtuigd, dat u naar uw beste weten
handelt," verklaarde hij met een zweem van sar
casme in zijn stem, „maar u bent, zooals u zelf
zegt een nieuwelingedenkt u, dat u bevoegd
bent over mijn verpleegsters te oordeelen en uit
te maken of zij haar plicht goed doen of niet
„Ik geloof zeker, dat ik beoordeelen kan of
een verpleegster onvriendelijk tegen een patiënt
is of niet. Ik hoorde gisteren in de conversatie
zaal, hoe zuster Jackson tegen No. 8 optrad. Het
was harteloos en wreed. No. 8 is bang van haar,
ontzettend bang."
„No. 8," dokter Stone lachte, „O, juffrouw
Trelane, neemt u toch vooral niet te veel notitie
van de jammerklachten van No. 8. Die patiënte
is volslagen ontoerekenbaar, ze praat niets dan
absolute wartaal. De zusters zijn verplicht haar
den mond te snoeren. U moet u werkelijk niet
ongerust maken over No. 8, het is noodzakelijk
haar een beetje krachtig in bedwang te houden."
„Maar daarom hoeven ze toch niet zoo onvrien
delijk te zijn," hield Dorothy vol. „En welbe
schouwd heeft zij, toen ik er bij was, niets belache
lijks of bespottelijks gezegd, niets, dat je wartaal
zou kunnen noemen."
„Ze vertelde u zeker, dat zij een baby heeft
verloren dat haar baby gestolen is
„Ja, dat vertelde zij, maar waarom is dat
wartaal Dorothy hield voet bij stuk en het
gezicht van den dokter drukte de grootste ver
bazing over dat feit uit. Hij was niet gewend
75
tegengesproken te worden en dit fijne, teere meisje,
met de heldere oogen en den van kracht getuigen-
den mond, scheen volstrekt niet onder den indruk
van zijn gevreesde persoonlijkheid.
„No.8 is hier al jaren," vervolgde hij, nog steeds
met licht sarcasme in zijn stem, dat Dorothy
echter meer amuseerde dan van haar stuk bracht.
„Zij kwam hier met een dwanggedachte over
haar baby, en met geen enkel middel hebben we
die waanvoorstelling ooit kunnen doen verdwij
nen. Het is nutteloos en bovendien niet in haar
belang haar toe te staan daarover te praten.
Het maakt haar toestand eerder erger."
„Hoe weet u, dat het een waanvoorstelling is
Dorothy stelde haar vraag zóó
kalm, dat de dokter als geëtectri-
seerd scheen. Hij zat kaarsrecht en
staarde haar onthutst aan. Nog
nooit had iemand tegenover hem
zóó op zijn stuk durven staan.
„Beste juffrouw Trelane," ant
woordde hij, zijn drift bedwingend,
omdat hij het onverstandig vond
zich te laten gaan tegenover een
protégée van Peter Hodgon. „U
vraagt mij, hoe ik weet, dat dat
verhaal van dien baby van No. 8
een ziekelijk verzinsel is Ik weet
dat, omdat ik haar heele geschie
denis ken. Haar zoon is nu een
volwassen man. De echtgenoot van
de ongelukkige patiënte komt hier
soms om zijn vrouw te bezoeken.
Het bleek echter noodzakelijk,
haar niet bij haar eigen naam te
noemen, met het oog op het feit,
dat zij een ziekelijken afkeer van
haar echtgenoot en zijn naam heeft.
Als hij hier komt, mag hij haar
dan ook alleen maar op 'n afstand
zien. Het zou niet verantwoord
zijn hen samen te brengen. Het
gezicht van hem alleen al maakt
haar wild."
„En de zoon Komt die zijn
moeder nooit bezoeken Als hij
kwam, zou ze toch zeker inzien,
dat ze haar baby niet verloren
heeft
„Haar zoon komt nooit. Ik ge
loof, dat hij opgegroeid is in de
overtuiging, dat zijn moeder dood
isdat hij er geen idee van
heeft, dat zij nog leeft en in een
inrichting voor zenuwzieken is.
U kunt gerust zijn, juffrouw Tre
lane, er is geen sprake van, dat
patiënten hier in mijn sanatorium
wreed behandeld worden, integen
deel, de behandeling is in elk op
zicht uitmuntend."
„Ik wil u niet tegenspreken,"
kwam Dorothy's antwoord prompt,
„maar ik houd vol, dat zuster
Jackson No. 8 wreed en liefde
loos behandelt, onnoodig wreed. En wat haar
kind betreft, dat hoeft nog geen waanvoorstelling
te zijn 1"
Het gezicht van den dokter werd vuurrood en
zijn oogen glinsterden kwaadaardig.
„U neemt een groote verantwoordelijkheid op
u, door alles, wat u beweert, en als u mij niet door
dokter Hodgon aanbevolen was, zou ik groote
neiging hebben heel wat krasser termen tegen u
te gebruiken. Ik wil geen verandering brengen
in mijn afspraak met mijn collega omtrent uw
persoon, maar vindt u het zelf niet ongerijmd, dat
u uw oordeel stelt tegenover de vaststaande
meening van erkende zenuwspecialisten
„Neen, niet zoo ongerijmd als u meent. Soms
ziet een buitenstaander, een leek, die er frisch
in komt, zooals ik, iets, wat menschen, hoe bekwaam
en geleerd ook, in de dagelijksche sleur over het
hoofd hebben gezien. En als ik het eens openhartig
zeggen mag u-zelf bent voor uw oordeel grooten-
deels aangewezen op de rapporten van uw verpleeg
sters, nietwaar U kunt onmogelijk alles met eigen
oogen zien."
„Ongetwijfeld," gaf de dokter, kennelijk zeer
tegen zijn zin, toe.
(Wordt voortgezet)
Het zelfportret.