Volks vertelsels mm ZEEU WSCH -VLAAMSCHE - 102 VRIJDAG 24 APRIL 1931 Het volk is rijk aan fantasie. Een simpel voorva op 'n dorp wordt van mond tot mond uitgebreid tot 'n romantisch verhaal. Vroeger, in de ver-voorbije tijden der Middeleeuwen, was de volksfan tasie nog veel sterker. Denken we slechts aan 't bijgeloof met z'n heksenprocessen en Gods- oordeelen. Maar toenemende beschaving, onderwijs, modern verkeer, heb ben ons fantasie-rijk volk min of meer ontnuchterd. Prof. Schrijnen zegt het zoo juist „Het volkslied vlucht voor de schrille stoomfluit en de elfen voor het gelui der klokken." Ook in Zeeuwsch-Vlaanderen moet éénmaal de schat van volksvertellingen en sagen veel grooter geweest zijn. Dat volk, Zeeuwsch-Vlaanderen, maar in centra als Sluiskil het moderne hart jaagt. No. 6 Gent het moderne hart jaagt van rustelooze machines. En de Schelde stroomt er nog steeds, breeder en majestueuzer dan vroeger, maar geschut door oer-sterke dijken. Zeeuwsch-Vlaanderen met z'n noeste boeren en wroeters te lande, met z'n naar betere tijden snakkende vlassers, met z'n klompenkappers en uitstervende visscherij, met z'n modern fabrieks wezen en opkomende bloembollenteelt, heeft 'n rijk historisch verleden. In 'n hoekje van dat land ligt Nieuw-Namen, ook wel de Kouter genoemd. Vroeger heette dit plaatsje Hulsterloo, naar de groote bosschen, die zich ten Westen en Zuiden van Hulst uitstrekten. De naam „Nieuw-Namen" duidt op 't bestaan van 'n vroegere plaats Namen. Over deze plaats bestaat nog de volgende kleurige volkssage Namen was in de Middeleeuwen 'n bloeiend landbouwdorp, gelegen in den Polder van Namen. De boeren waren er zéér, zéér rijk. Want steeds maakten ze voor hun graan, dat ze te Kieldrecht ter markt brachten, de hoogste prijzen. Maar, mét den rijkdom steeg de hoogmoed. Ja, de trots van de inwoners van Namen ging zóó ver, dat ze hun paarden met zilveren en gouden hoefijzers lieten beslaan, als ze ter markt reden naar Kiel drecht, waar ze groot verteer en goeden sier maak ten. Want de meisjes van Kieldrecht hielden van pret en jool in de Middeleeuwen, zooals het oude lied zegt Te Kieldrecht, te Kieldrecht, Daar zijn de meisjes koene. Ze vrijen tot de middernacht, En slapen tot de noene. Als ze opstaen, als ze opstaen, Dan kijken ze in de wolken Zij zeggen„wel, hoe Iaet is 't al, Mijn koe staet ongemolken." Als z' uitgaen, als z' uitgaen, Komt haer de koster tegen „Wel koster, zeg, hoe laet is 't al Wat uur is 't daar gesiegen Het uur dat daar geslegen is, Dat kunt gij wel bemerken De hoogmis is al lang gedaen, En 't volk komt van der kerken. En als zij komen in de wei, Zij zeggen „koeiken blare Ik ben hier met mijn lieveken, En zal u dat niet varen Welnu, op dat Kieldrecht verkwistten de boeren van Namen hun goud en pronkten zij met hun orooddronken weelde. Maar de straf zou niet uitblijven. In de werkplaats, maar de Zecumsch-Vlaming nog de Derhalen en sagen verhaalt pan vroegere tjjderi. Oostelijk Zeeuwsch-Vlaan deren met z'n vlassers... Een rustig tooneeltje by 'n werkplaats van den Zeeumsch Vlaamschen vlasser. levend op z'n eiland jes, in eenzame pol ders, waar eeuwig ruischte de eentonig- melancholische Zang van de Schelde I Dat volk, steeds vechtend tegen wind en weer en water, het volk de grijze eenzelvigheid, is nu gemoderniseerd. Zeeuwsch -Vlaanderen is één „gaaf" stuk land, waar in centra ais Sluiskil en Sas van Op het Zeeumsch- Vlaamsche klompenmakerserf.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 2