DOOR ARCHIE COLLIN
Maar we kunnen er niet meer over spre
ken," ging ze vermetel voort, „want ik
zie moeder, juffrouw Smith en Jan."
Toen ze zich bij de rest van 't gezelschap
voegden, werd het gesprek weer algemeen. Mevrouw
Brakesbury, wier verstand langzaam werkte, en
die aan een denkbeeld bleef vasthouden met
onverbeterlijke taaiheid, zei tegen Gregory
„Ik heb een heeleboei gedacht en gepraat over
dien vreemden samenloop van omstandigheden
met juffrouw Smith en die juffrouw Reynolds, die
verdwenen is," (juffrouw Smith glimlachte flauw
tjes. Ze kon er van meepraten, dat mevrouw Bra
kesbury het werkelijk over dat onderwerp gehad
had en het van ieder mogelijk gezichtspunt had
bekeken „en ik ben van oordeel, dat juffrouw
Smith naar het huis buiten moet gaan, waar die
brief aan mevrouw Sadler vandaan kwam. Dan
kan ze zien of de persoon daar in huis haar kent
of misschien nadere bijzonderheden kan ver
tellen."
„Goed zoo, mevrouw Brakesbury," zei Gregory
van harte. „Ik geloof, dat u een heel verstandig
plan bedacht hebt. Wat denkt u er zelf van,
juffrouw Smith?"
De persoon, die hij aansprak en die gedurende
het laatste halve uur geluisterd had naar mevrouw
Brakesbury's uiteenzetting van haar plan, van
alle mogelijke standpunten bezien, glimlachte
even, een beetje vermoeid.
„Het kan wel een goed plan zijn, dat ik naar de
plaats ga vanwaar mevrouw Sadler van juffrouw
Reynolds bericht heeft ontvangen," zei zij, „ais
mevrouw Sadler zich het juiste adres maar kan
herinneren. Maar ze had juffrouw Reynolds' brief
verscheurd, nietwaar Toch als we konden te
weten komen waar die gepost werd, zou ik, als
u het goedvond, daarheen kunnen gaan en zien
of ik er een aanwijzing kreeg."
„Ik weet zeker, dat mijn idee goed is," zei me
vrouw Brakesbury zelfgenoegzaam „u zult zien,
dat het resultaat zal hebben. Ik ben er zeker van."
Het had een resultaat. Daar had ze volkomen
gelijk in, ofschoon het niet precies was, wat ze
verwacht had. Na haar geheugen ijverig te hebben
geraadpleegd, verklaarde mevrouw Sadler, dat
juffrouw Reynolds' brief uit Dropsley was geko
men, en ze geloofde maar dit kon ze niet zeker
zeggen dat de naam van het huis, waar juffrouw
Reynolds blijkbaar kamers gehad had, het „Witte
Huis" was.
Het was gemakkelijk genoeg te vinden, waar
Dropsley ergens was, en Sir Gregory stond er op,
juffrouw Smith er in zijn eigen auto heen te bren
gen, zonder te letten op de tegenwerpingen, die
zijn moeder maakte.
„Lieve Gregory, je zult haar een veel te grooten
dunk geven van haar eigen belangrijkheid, als
je zooiets doet," betoogde Lady Marshland. „Je ver
geet, dat ze hier eenvoudig als Joan's kinderjuf
frouw is."
Ik vergeet niets," antwoordde hij nogal kortaf,
en ik bedenk verder nog, dat juffrouw Smith
een dame is en dat ze wel geen verbeelding van
zichzelf zal krijgen, alleen omdat ik een beetje
moeite doe om haar te helpen. Men moet de din
gen in de ware verhouding zien."
En nadat hij deze zaak in haar ware verhouding
had gezien, op zijn manier, reed Gregory juffrouw
Smith naar Dropsley om te informeeren en hij
vond, dat Joan voor een middag best onder de
hoede van het kindermeisje kon worden, gelaten
Toen men Dropsley bereikt had, bleek het een
klein dorp te zijn, eenige mijlen van Marestown,
het dichtstbijzijnde spoorwegstation, en zonder
moeite vonden ze het „Witte Huis". Maar het
huis was leegeen bord „Te Koop" stond scheef
in den kleinen tuin, en een oude man, die bezig
was den tuin in orde te maken, schudde zijn hoofd
toen men hem vroeg naar den vorigen eigenaar.
„Ze ging ongeveer drie maanden geleden weg,"
zei hij. „Mevrouw Driver, zoo heette ze, mevrouw
Driver. Maar ze is van hier getrokken, naar Ca
nada, naar haar zoon, die daar ergens woont.
Mevrouw Driver is weggegaan en ze zal wel nooit
meer terugkomen."
Dit was een ontmoedigende tegenvaller, maar
Gregory, die nu plezier kreeg in de onderneming,
stelde een bezoek voor aan een huis wat verder
op de laan en het eerste voorbij het „Witte Huis".
De eigenares daarvan, een kleine juffrouw, van
middelbaren leeftijd, wilde graag alles vertellen,
wat ze wist, en keek belangstellend naar den langen,
knappen man, die haar ondervroeg, en zijn mooie
begeleidster.
„O, ja, mevrouw Driver verhuurde kamers,"
beantwoordde ze Gregory's vraag, „maar ik zou
u geen namen van haar huurders kunnen noe
men, en ik kende ze ook niet van gezicht. Ik leef
erg op mezelf en ga zelden uit, behalve voor bood
schappen in het dorp. U zou misschien op het
postkantoor kunnen hooren, wie er in April in
het „Witte Huis" logeerde," voegde zij er aan toe.
„Ofschoon de tegenwoordige juffrouw van het
postkantoor pas in April hier gekomen is," was
de nogal ontmoedigende slotsom, die er achteraan
kwam.
Op 't postkantoor even weinig resultaat als
bij de juffrouw van middelbaren leeftijd. Het
was gevestigd in een dorpswinkel, een van die
dorpswinkels, waar een mengelmoes van de
meest uiteenloopende artikelen te vinden is en
ook een mengelmoes van uiteenloopende luchtjes.
Maar juffrouw Jones, die den winkel hield en
ook het postkantoor beheerde, kon geen verder
licht op het haar voorgelegde probleem werpen.
„Ik kwam hier pas in April," zei zij, „en mevrouw
Driver begon juist in te pakken voor de verhuizing
toen ik kwam. Ze had nog een juffrouw op kamers,
maar het was heelemaal niet iemand als u, juf
frouw," ze wierp een onderzoekenden blik op
juffrouw Smith „ze was een oude dame, erg
rheumatisch en beverig. Ais ik er geweest was,
toen mevrouw Driver nog andere huurders had,
zou ik ze allemaal van gezicht gekend hebben,"
voegde zij er trotsch aan toe, hiermee bedoelend,
dat niets in het dorp aan haar opmerkzaam oog
ontsnapte. En zoo was het ook inderdaad Ik
zou u niet vergeten hebben, als ik u ooit gezien
had, juffrouw," ging juffrouw Jones voort, haar
blikken steeds op juffrouw Smith's gezicht ge
vestigd, „en ik ben er zeker van, dat u hier nooit
geweest bent, sinds ik hier ben."
Een bezoek aan de pastorie was even weinig
vruchtbaar als de andere twee bezoeken. De geeste
lijke, een vriendelijke, oude man, die graag wilde
helpen, als hij gekund had, moest tot zijn spijt
zeggen, dat een lange ziekte zijn afwezigheid
van Dropsley gedurende de eerste maanden van
het jaar had vereischt, en dat hij pas in Mei naar
zijn werk was teruggekeerd.
„Natuurlijk kende ik mevrouw Driver goed,"
zei hij, „zij was een onberispelijke achtenswaardig
persoon. Maar de eenige bewoonsters, die ik me
herinneren kan in het„Witte Huis" dit jaar,
waren twee dames van middelbaren leeftijd, die
daar in Januari logeerden, juist vóór ik wegging.
Ze leken niet op u," hij keek met een glimlach
naar juffrouw Smith „toen ik wegging uit Drops
ley, waren ze nog bij mevrouw Driver, maar ze
had plaats voor drie of vier huursters, en ik heb
er geen idee van, wie bij haar kwam, toen die
dames weg waren."
„Nu, dit is een vergeefsche tocht geweest,"
zei Gregory terneergeslagen, toen "NT
hij en zijn begeleidster naar huis IN O. O
reden. „Het spijt mij. Ik had
werkelijk eenige verwachting van die mevrouw
Driver en Dropsley. Maar eigenaardige omstandig
heden zijn tegen ons. Ik vrees, dat u uw ziel nog
een tijdje in lijdzaamheid zult moeten bezitten en
bij Joan zult moeten blijven, als u zoo goed wilt
zijn mij nog wat met haar te willen helpen."
„Ik vind, dat de goedheid aan uw kant is."
Juffrouw Smith lachte zwakjes. „Ik weet, dat'
Lady Marshland me nog wantrouwt en denkt, dat
ik de een of andere vreeselijke avonturierster
zal blijken te zijn, enze sprak met eenjge
aarzeling, „zal de nieuwe Lady Marshland het
goed vinden, dat ik blijf? Zou ze misschien niet
willen veranderen
„Goeie hemel, neenHilda zal niets willen
veranderen. Natuurlijk zal mijn moeder verhuizen
naar het andere huis, dat wij bezitten, maar Hilda
zal niets in huis veranderen. Ze vindt, dat u uit
stekend bent voor Joan, en dat bent u ook,"
eindigde hij warm.
En zoo kwam het, dat juffrouw Smith zich
nog meer op Hathermere Court inburgerde en
ofschoon ze meer geduld dan bemind werd door
Gregory's heerschzuchtige moeder, was haar po
sitie aangenaam en vredig, en ze voelde, dat, al
kon ze 't alleen zóó beschouwen, alsof ze haar
tijd in afwachting doorbracht, in elk geval haar
lot gedurende dien tijd zeer draaglijk, zelfs prettig
was.
In elk geval besloot ze om tot de aankomst van
de nieuwe meesteres in den herfst rustig haar gang
te blijven gaan, zonder acht te slaan op spelde-
prikken van Lady Marshland, en van dag op dag
te leven zonder al te veei over de toekomst te
denken, of te bepeinzen, welke veranderingen in
die toekomst zouden kunnen gebracht worden door
de komst van Hilda Brakesbury op Hathermere.
VII IN EEN AFRIKAANSCH OERWOUD.
Als een bal gesmolten vuur in een hemel van
gesmolten koper ging de zon onder achter
een bosch in Afrika. Den heelen dag was de hitte
ondraaglijk geweest op de kleine, open plek, die
menschen hadden gemaakt in dat bijna ondoor
dringbare oerwoud, en zelfs nu was er nauwelijks
de geringste afkoeling te bespeuren. De hitte
omgaf de kleine hut op de open plek met den
gloed van een oven. De man, die juist binnen de
deur van de hut zat, hief zijn hoofd met een matte
beweging op, en keek naar den meedoogenloozen
hemel en de even meedoogenlooze zon, met een
gevoel, dat veel op wanhoop geleek. Zijn hart was
ziek en ellendig en zijn lichaam volkomen uitgeput.
Dagen van onbewolkten hemel en felgloeiende
vurige zon hadden zijn levenskrachten in die mate
opgeteerd, dat hij zich gevoelde alsof zijn leven
zelf als 't ware bij kleine beetjes uit hem gezogen
werd en zijn vaal gezicht en ingezonken oogen
verhaalden van ernstige koortsaanvallen, die
zijn zwakke krachten nog meer uitputten. Geoffrey
Fraser, de eenige blanke in het district de eenige
blanke, die met een kleinen troep inboorlingen was
achtergebleven om een weg te banen door dit
gedeelte van het oerwoud in afwachting van den
terugkeer der expeditie, waar ze toe behoorden
voelde dezen avond, dat hij bijna volkomen óp
was. De hitte scheen op zijn hersens te slaan, bijna
alsof er in werkelijkheid op zijn hoofd getrommeld
werd de vroolijke stemmen en het gelach der
inboorlingen rondom hun hutten aan de andere
zijde der open plek schokten zijn zenuwen het
koor van insecten, die bij zonsondergang ont
waakten uit de bedwelming van den heeten dag,
gaf hem een gevoel van hevige ergernis. Dat
onophoudelijke gezoem en gebrom en gezaag was
dat voelde hij de druppel, die den beker deed