D
DOOR ARCHIE COLLIN
„HET EILAND
ZONDER GEHEIMEN"
e brief bevatte het volgende
„Geachte mejuffrouw,
Ik weet niet of het van eenigen dienst zal
zijn, maar er kwam hier gisteren een jonge
dame en vroeg naar juffrouw Reynolds. Ze
zei, dat haar naam Dawes was, en zij ging
erg te keer, toen ik zei, dat die dame nooit
gekomen was. Ze wou niets gelooven, van wat
ik haar vertelde, maar bleef maar zeggen,
dat ze schandelijk behandeld was door een
man, dien ze Jock noemde. Ze liet haar adres
achter, en ik dacht, dat ik het u maar moest
zenden voor geval het u helpen kan.
Met beleefde groeten,
Ann Sadler."
„Ik ben bang, dat die juffrouw hoe is haar
naam?" Gregory wierp een blik op het stukje
papier, dat bij den brief ingesloten was „juffrouw
Dawes iets in 't schild voert tegen juffrouw Rey
nolds. Vermoedelijk heeft de heer Jock met beide
dames te doen gehad. Maar ik zie niet in, waarom
u zich daardoor zou laten verontrusten." Hij keek
juffrouw Smith aan met een geruststellenden
glimlach. „Tenslotte hebben we niet het kleinste,
allergeringste bewijs, dat aantoont, dat u op eenige
wijze in betrekking staat tot juffrouw Reynolds.
Waarom zou u zich dan met haar zaken ophouden
Deze juffrouw Dawes kan niets met u uit te staan
hebben."
„Neen, het is zeker gek van me, maar ik heb
er zooveel op tegen om ook het kleinste middel
onaangewend te laten, als ik ook maar iets zou
kunnen ontdekken," was het antwoord. „Ik stel
me voor, dat die juffrouw Dawes een heel onaan
genaam persoon is. Mevrouw Sadler's oordeel
over haar klinkt niet aanlokkelijken toch zou
ik misschien iets over, mezelf te weten kunnen
komen als ik eens naar juffrouw Dawes toeging."
„Veronderstellend, dat u en juffrouw Reynolds
één en dezelfde persoon zijn Het is een veronder
stelling, waar we, naar ik zeide, geen bewijs voor
hebben. Het zou wel een heel opmerkelijke samen
loop wezen, als u een en dezelfde persoon was.
Ziet u in, dat het heel onwaarschijnlijk is?"
„Zeker. Maar het schijnt zóó onwaarschijnlijk,
dat twee jonge vrouwen zoo volkomen en zoo
gelijktijdig verdwenen zijn, dat ik me maar blijf
afvragen, of ik juffrouw Reynolds kan wezen.
En als ik dat ben, dan zou vermoedelijk juffrouw
Dawes in staat zijn me iets over mezelf te vertel
len. Ze kan me van gezicht kennen ze kan iets
over mijn vrienden weten. Ze kan me misschien
helpen."
„Als het u eenigermate verlichten zou, als u
graag juffrouw Dawes zou gaan opzoeken, neem
dan maar gerust een dag vrij en ga. Ik zal de zaak
wel aan mijn moeder uitleggen. Ik zou het niet
aangenaam vinden, als ik de oorzaak zou zijn, dat
u iets ongedaan laat, wat u zou kunnen doen om
de waarheid vast te stellen, en als het u voldoe
ning zou kunnen geven, gaat u dan vooral juf
frouw Dawes opzoeken. Ik begrijp volkomen uw
wensch om geen middel onbeproefd te laten."
Het behoeft nauwelijks gezegd te worden, dat
Lady Marshland op alle wijzen probeerde dit
bezoek, dat zij belachelijk noemde, te verhinderen
maar Gregory was zijn moeder de baas, als hij 't
verkoos zijn wil te doen gelden en hij dééd hem
nu gelden, zeer tot haar beschaming.
..Joan kan best een dag bij Anna blijven," zei
bij tot zijn moeder, „en het is van het grootste
gewicht, dat juffrouw Smith alles doet, wat ze
ban, om achter de waarheid over zichzelf te ko
men. Ik voel, dat het onze plicht is haar te helpen
°P alle mogelijke manieren, en ze kan het ten
slotte wel bij het rechte eind hebben, dat zij en
juffrouw Reynolds iets met elkaar hebben uit te
staan."
KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE
In het ziekenhuis van het stadje Rinderly wordt een schoone
jonge vrouw binnengebracht. Tot bewustzijn gekomen, blijkt
zij haar geheugen verloren te hebben. Zij noemt zich in
afwachting, dat zij zich haar eigen naam herinneren zal
juffrouw Smith. Haar afkomst en haar vorig leven blijven
haar onbekend. Dokter Maurice Sterne vat genegenheid voor
de patiënte op. tot ongenoegen van de verpleegster Lydia
Maitland. Juffrouw Smith gaat echter op zijn verzoeken niet
in, daar zij een ring draagt, die haar doet vermoeden, dat zij
tegenover iemand verplichtingen heeft. Na het ziekenhuis
verlaten te hebben komt zij als kinderjuffrouw in dienst bij
sir Gregory Marshland, die op het landgoed Hathermere
Court woont. Hij is weduwnaar en leeft met zijn dochtertje
en zijn moeder, een vrouw, die de nieuwe opvoedster onvrien
delijk ontvangt. Juffrouw Smith maakt ook kennis met Hilda
Brakesbury, die zich bij Gregory Marshland opdringt, en haar
moeder, die te Londen op kamers wonen bij mevrouw Sadler.
Deze heeft eens kamers verhuurd aan een dame, die echter
nooit is komen opdagen. Haar naam is Reynolds. Alle moeite
om te bewijzen, dat zij dezelfde persoon is als juffrouw Smith
blijkt vergeefsch. Gregory vraagt Hilda Brakesbury ten
huwelijk. Terzelfder tijd wacht in het binnenland van Afrika
Geoffrey Fraser sinds maanden op bericht van een meisje,
Leslie genaamd. Het eenige wat hij echter ontvang!, is een
briefje, waarin zij bedreigd wordt, en dat onderteekend is
met den naam Maisie.
„Je bederft haar, Gregory," zei zijn moeder
koud, „je zult haar heelemaal het hoofd op hol
brengen, ze zal zich te voornaam gaan vinden
voor haar werk."
„Lieve moeder, juffrouw Smith zou zich nooit
te voornaam gevoelen voor haar werk in den zin
zooals u bedoelt, ze is veel te verstandig om welk
werk ook te verachten, en veel te veel volkomen
een dame om zich te hoog te achten voor eenig
werk, dat haar op de schouders gelegd wordt.
U beoordeelt juffrouw Smith heelemaal verkeerd.
U moet onthouden, dat ze in zekeren zin al boven
haar werk staat ver er boven 1 Ze is van onzen
eigen stand, geheel en al een dame, en ik zou heel
verbaasd zijn als ze ooit tevoren voor haar levens
onderhoud heeft moeten werken."
Lady Marshland haalde haar schouders op met
't gebaar, dat nooit naliet haar zoon te prikkelen
en lachte zuur, wat die geprikkeldheid nog deed
toenemen.
„Lieve jongen, zelfs een dame kan bedorven
worden," zei ze met tergende kalmte, „maar ga
je eigen gang met haar. Ik zal me er niet mee be-
Nog even willen wij onzen lezers de verschijning
in herinnering brengen van ons laatste Premie-
boek, getiteld:
door Alan Sullivan. Deze uiterst boeiende roman
is tevens het eerste deel eener nieuwe serie
boekwerken, waarvan de inhoud aanmerkelijk is
uitgebreid, tot 224 bladzijden, en die voortaan
van een fraaien omslag in driekleurendruk zullen
voorzien zijn.
Desondanks is de prijs vastgesteld op het
uiterst geringe bedrag van slechts 17*/» cent
voor een ingenaaid en 70 cent voor een ge
bonden exemplaar. Voor toezending per post
worden deze prijzen resp. met 5 of 10 cent ver
hoogd. Laat onze agenten of bezorgers U regel
matig van deze prachtboeken voorzien. Ge hebt
dan in korten tijd reeds een schitterende boeken
verzameling voor bijna geen geld!
moeien. Laat ons hopen, dat deze \j
tocht naar de stad tot iets leiden IN O.
zal. Ik betwijfel het."
Juffrouw Smith zou zich vurig hebben aange
sloten bij die hoop op succes, wanneer ze haar had
hooren uitspreken en het was met een vreemd
mengelmoes van hoopvolle opgewondenheid en
angstige spanning, dat ze op weg ging naar het
adres dat haar door mevrouw Sadler was gezon
den, het adres van juffrouw Dawes.
Het huis, waarvoor ze kwam te staan, was een
grijs gebouw, precies eender als de vijftig of zes
tig andere grijze gebouwen in een saaie en eento
nige straat. De vitrages aan de ramen waren blijk
baar sinds lang niet gewasschen, de verf bladderde
van de voordeur af, de rolgordijnen hingen scheef
en er waren groote gaten in de steenen stoep.
Een slordige vrouw kwam aan de deur, toen juf
frouw Smith gebeld had.
„Juffrouw Dawes Moest u juffrouw Dawes
hebben vroeg ze met een sluwen, onderzoeken
den blik op de bezoekster. „Ja, ze woont hiertwee
hoog achter.' Ik weet niet of ze thuis is of niet, u
kan wel naar boven gaan en zelf kijken. Twee
hoog achter, klop maar op de deur. Dan kan u
zelf zien of ze d'r is."
Juffrouw Smith deed gedwee, wat men haar
gezegd had. Ze ging naar boven en keek zelf!
Wat ze zag, was een bijna vervelooze deur, die
plotseling openging en een kleine, slordige kamer
liet zien en een groot, slordig meisje, dat verbaasd
haar bezoekster aanstaarde.
„Is u juffrouw Dawes?" vroeg de bezoekster
en ze merkte op, dat het blonde meisje, niettegen
staande haar slordigheid knap was, een plaatjes-
achtige knapheid. „Maar toch erg mooi," dacht
juffrouw Smith, terwijl ze op de haar eigen lief
tallige wijze zei „Zou ik een paar minuten mogen
binnenkomen, want ik wil u graag even spreken.
Ik ben op goed geluk bij u gekomen om u te vra
gen
„Gerust, komt u binnen," antwoordde juffr iw
Dawes nonchalant. „Kan ik iets voor u doen
Ga d'r bij zitten I Wat kan ik doen
„Nu, dat weet ik juist niet precies," juffrouw
Smith glimlachte flauw; „het lijkt veel op een malle
vergeefsche onderneming, en toch voelde ik, dat
ik moest komen."
„Nou, ga d'r bij zitten en laat u maar hooren,"
was het antwoord, terwijl juffrouw Dawes een
menigte uiteenloopende artikelen, die op een stoel
lagen, er af schoof en alle met elkaar op den grond
veegde.
Juffrouw Smith dacht vaag, dat de kamer over
't geheel de allerslordigste, naarste plaats was,
die ze ooit gezien had. Tafel, stoelen, het bed en
zelfs de grond waren bezaaid met kleeren, schoe
nen, een massa geïllustreerde bladen, kopjes en
schoteltjes, brokken eten, een borstel en een kam,
schoonheidsmiddelen, leege fleschjes een waar
lijk wonderlijke verzameling rommel. Orde was er
nergensnetheid bestond nietde kamer was
een varkensstal 1 Een dunne laag stof scheen op
alles te liggen en het was blijkbaar langen tijd ge
leden sinds er een poging was gedaan om er stof
af te nemen, laat staan schoon te maken. De be
zoekster vroeg zich met verbazing af, hoe de
eigenaresse er ooit in slaagde te vinden, wat zij
noodig had, zoo schenen alle soort voorwerpen
door elkaar te liggen.
Juffrouw Dawes veegde een hoek van het bed
voor zichzelf leeg, ging er op zitten en keek haar
bezoekster aan met een tegelijk verbaasden en
onderzoekenden blik.
„Nou moesten we het eens hooren," zei ze, en
zwaaide met haar voet, die geschoeid was met een
schoen, die eens allermodieust was geweest, maar
nu meer dan versleten was. „Had u me-voor iets
noodig Waarvoor dan wel