126
VRIJDAG 1 MEI 1931
No. 7
„Om u de waarheid te zeggen, hoopte ik, dat
u me van gezicht zou kennen." Juffrouw Smith
aarzelde even, maar het andere meisje schudde
haar hoofd, en de verbazing op haar gezicht nam
toe, alsof ze niets van deze vraag begreep.
,,'k Heb u nooit van mijn leven gezien, voor-
zoover ik weet," zei ze, „en u bent er niet eentje,
die je zoo gauw vergeet. Hoe komt u d'r bij, dat
ik u wel kon kennen? We hebben mekaar nooit
gezien, is 't wel Vast niet. Ik zou u niet vergeten
zijn."
Toen vertelde juffrouw Smith haar geschiedenis,
bij stukjes en beetjes en met veel aarzeling, eindi
gende met de woorden
„En mevrouw Sadler schreef mij, dat u aan haar
huis geweest was, en omdat ik mogelijk de persoon
kon wezen, die bij haar kamers huurde en er niet
kwam, dacht ik zoo, dat ik maar eens bij u moest
komen."
„Wel verdraaid, wat een rare boel," juffrouw
Dawes staarde met stomme verbazing naar haar
bezoekster, „en als u niet gekomen was en me
dat verhaal zelf verteld had, zou ik 't nooit ge
loofd hebben. Je eigen naam niet te kennen, niet
te weten, waar je vandaan komt 't is me een rare
geschiedenis. Maar ik heb u nooit gezien, en juf
frouw Reynolds ook niet, wat dat betreft.
„Hebt u juffrouw Reynolds nooit gezien Waar
om ging u dan bij mevrouw Sadler naar haar vra
gen Is ze geen kennis van u
„Kennis van mij Vast nietEn wat ik van 'r
wóu Nou, dat wil ik u wei vertellen u lijkt me
wel, u zal er niet een wezen, die een ander bekladt
of hem een poets bakt."
„Dat hoop ik zeker niet," juffrouw Smith glim
lachte flauw. „Maar zeker heeft juffrouw Rey
nolds.
„O, hou op over juffrouw Reynolds," onderbrak
de ander haar gemelijk „u kent 'r niet, tenminste
dat geloof ik niet. Maar ik zal haar wel krijgen. Ik
sta voor niets, als een andere vrouw me gemeen
behandelt, en dat heeft die juffrouw Reynolds
gedaan met Jock Fraser. Daarom ging ik naar
mevrouw Sadler. U kan er wel op aan, dat ik niet
voor niks ging."
„Maar wie is Jock Fraser En hoe heeft die
juffrouw Reynolds u kwaad gedaan
„Kwaad gedaan?" Juffrouw Dawes deed haar
spottend na „dat hangt er van af wat u kwaad
noemt. Ik zou het best wel kwaad noemen."
Ze stond van het bed op en liep onrustig door
de wanordelijke kamer heen en weer, als een kat
door den chaos heenloopend. „Jock beloofde me
te trouwen, vergeet dat niet. Hij beloofde dat, en
ik zal hem aan z'n belofte houden, dat zal u zien.
En geen fijne dame, juffrouw Reynolds of wie ook,
zal d'r tusschen komen. Dat is vast. Ik zal Jock
aan z'n belofte houden, of hij zal er van lusten
en ik zal dat schepsel Reynolds wel te pakken
krijgen."
„Maar hoe kon juffrouw Reynolds...." begon
haar bezoekster opnieuw, alleen om weer onder
broken te worden.
„Hij ontmoette me voor 't eerst, Jock, in een
nachtclub, waar gedanst werd, en niks was er
toen goed genoeg voor me. Bloemen en chocola
en bijna iederen avond uitgaan," ze keek uit
dagend naar juffrouw Smith „hij gaf het me goed,
Jock, en er was niks, wat hij niet voor me wou
doen. En hij zei, dat hij me vast zou trouwen, hij
meende het ook en toen begon ie anders te wor
den scheen af te koelen, zoo gezegd, en ik kon
er de reden niet van achterhalen. En toen ging hij
weg en gaf me z'n adres niet. Dat deed de deur
toe en ik was gewoon razend en stapel." Ze bleef
ineens staan voor haar bezoekster en keek juf
frouw Smith aan. „Ik wist geen raad, toen Jock
wegging. Een andere vrouw had vat op hem, daar
was ik zeker van, en ik ging op zoek en snorde hier
en snuffelde daar ik ken een massa lui zoo
onder de hand en zij weten meest veel over andere
lui. En een van die lui vertelde me, dat Jack ver
loofd was geraakt met een nicht, die juist van
Australië of ergens anders vandaan gekomen was,
ik weet gerust niet waar vandaan en 't komt er
ook niet op aan. Alleen zeien ze, dat Jock met haar
verloofd was en dat ze beeldschoon was o, het
gewone kletspraatje. En ze zeien, dat Jock voor
zaken op reis was gegaan en met dat schepsel
zou trouwen als ie terugkwam. En ze heette
Reynolds en ze woonde op kamers. En ze gaven
me haar adres. Ik weet niet, hoe zij het wisten,
misschien gaf Jock het ze wel, en zoo kwam ik
bij mevrouw Sadler. Ik wou die juffrouw Reynolds
opzoeken en haar er van
langs geven, en ik zal 'r
toch wel eens te pakken
krijgen let op m'n
woorden
Juffrouw Smith vond
het een oogenblik heerlijk
voor juffrouw Reynolds,
dat die twee elkaar niet
ontmoet hadden, want
het mooie, slordige meisje
voor haar leek wel een
tijgerin, zooals ze daar
stond met gloeiende wan
gen en vlammende oogen,
met gebalde vuisten, en
haar lippen in een harde
lijn opeengeklemd, haar
heele houdinguitdrukking
gevend aan een tempera
ment, dat zich niet wist
te beheerschen.
„Het spijt mij erg voor
u," zei juffrouw Smith
vriendelijk en haar zachte
stem scheen een kal
meerenden invloed op
het opgewonden meisje te
hebben „het is wel hard
voor u, maar misschien
is er een verklaring voor."
Het meisje werd kalmer
en ze viel weer op het
bed neer, omvatte haar
knieën met haar handen
en zwaaide heen en weer,
alsof de rhythmische
beweging haar kon helpen
denken.
„O nou," zei ze, met
een niet geheel geslaagde
Onder den molen
te Sommelsdijk.
poging om zorgeloos te schijnen, „u hoeft u er
niet beroerd om te maken. Ik zou dat schepsel
graag 'ns te pakken krijgen, ze zou d'r van lusten,
maar u hoeft er niet over te tobben. Maar ik wou,
dat ik er achter kon komen, waar of Jock is heen
gegaan," voegde zij er aan toe, en ze liet plotse
ling haar opgewondenheid van daareven varen.
„Ik vind het een laffen streek, om er zoo zonder
een woord vandoor te gaan. Waarom kon hij niet
als een vent de waarheid zeggen Ik had nog
liever de waarheid gehoord, dan dat ie er zoo
tusschenuit geknepen is."
Juffrouw Smith kon een glimlachje niet onder
drukken. „Misschien zag mijnheer Fraser in, dat
u nogal boos zou worden, als hij u de waarheid
vertelde," zei ze; „mannen houden niet van scènes."
„Mannen houden niet van scènes," praatte
het meisje op het bed haar spottend na „nee, dat
is waar, de lafaards. Ze zijn bang voor ons. Zoo
is het met ze gesteld, ze zijn bang voor ons. Ze
kruipen in eikaar, als je je pink ophoudt. Bah!
Ik wil niks meer met die gekken te maken hebben.
Waarom of ik me zoo druk maak over Jock, dat
weet ik waarachtig niet." Ze gleed weer van het
bed af, en kwam vlak bij haar bezoekster, ,,'t Spijt
me, dat ik niks voor u kan doen," zei ze „u bent
een goeie. Ik had graag wat voor u gedaan. Tobt
u maar niet over mij. Ik kan wel wat meer dan
opzitten en pootjes geven ik kan voor m'n eigen
zorgen. Ik heb altijd voor m'n eigen gezorgd, voor
zoover ik me kan herinneren. Bekommer u maar
niet om mij. Ik kom best terecht."
„Maar u zal toch niet.begon juffrouw Smith,
tamelijk ongerust, maar ze werd door haar gast
vrouw onmiddellijk onderbroken.
„O, ik zal niet in de Theems springen of vergif
innemen, als u dat bedoelt," juffrouw Dawes
lachte hoog en schel. „Nee hoor Ik zal mezelf
heusch niks aandoen. Als ik wraak kan nemen op
Jock en zijn dierbare juffrouw Reynolds, dan
zal ik wraak nemen. Daar kan u van op aan!
Maar ik zal er zelf niet bij inschieten, hoorD'r
zijn nog wel andere visschen te vangen, zeker
betere niet dat ik ooit weer wat met mannen wil
hebben uit te staan, die ezels," voegde zij er haas
tig aan toe. „Ik heb afgedaan met de mannen.
Ze zijn niet waard, dat men zich moeite voor hen
geeft, hoegenaamd niet."
„En kan ik heusch niets voor u doen? vroeg
juffrouw Smith weer, opstaand van haar stoel
met een gevoel van innig medelijden voor dit
mooie, oppervlakkige meisje. „Hebt uhebt
u werk, waar u van houdt
Juffrouw Dawes keek haar van terzijde aan.
„Ik ben bij de Revue aan 't Medusa-theater,"
antwoordde ze. „Ik heb gerust wel werk maar,"
weer die vreemde, zijdelingsche blik, „ik zeg niet,
dat ik niet wat achter ben met m'n huur, en als
ik daar wat hulp in kon krijgen nou, dan zou ik
niet nee zeggen. Ik kan m'n huur zoo moeilijk
opbrengen."
Juffrouw Smith, die het inhalige karakter van
het meisje, dat tegenover haar stond, niet kende,
haalde haar beurs te voorschijn en legde een
briefje van een pond in juffrouw Dawes' uitge
strekte hand. Juffrouw Dawes nam het aan met
veel dankbetuigingen, de zorgelooze dankbaar
heid van den stand, waartoe ze behoordeen juf
frouw Smith vertrok met het verwarde gevoel,
dat haar bezoek, van haar eigen standpunt be
schouwd, niet geslaagd was, en in de tweede plaats,
dat ze in juffrouw Dawes een type had ontmoet, dat
haar tot nu toe volkomen vreemd was geweest, een
type, dat ze intuïtief niet mocht lijden en niet
begreep
IX. DE BRIEF AAN MAURICE.
"XyT aurice Sterne las den brief tweemaal door, wierp
daarna nog een blik op de enveloppe met
den Afrikaanschen postzegel, legde tenslotte den
brief op tafel en bleef uit het raam zitten kijken,
ver over de heuvels heen, in diepe gedachten ver
zonken.
Goede, oude BryantHoe eigenaardig, dat er
een brief van hem gekomen was, en wat wekte
deze weer al de herinneringen op aan de dagen, die
zij samen in het hospitaal hadden doorgebracht,
jaren geleden. Wat scheen het lang geleden sinds
Bryant en hij elkaar hadden ontmoetHoeveel
jaren waren er wel voorbijgegaan, sinds hij op de
kade van Southampton stond te kijken, hoe het
groote schip koers zette naar buiten en weggleed,