No. 8 VRIJDAG 8 MEI 1931 143 Kreeften vissollen uit bet bassin. van vier haartjes voortbewegen. Langzamerhand vormt zich de schelp en zakt de jonge oester door zijn gewicht naar den bo dem der zee, waar hij zich vast zet. Het spreekt vanzelf, dat de jonge oester veel vijanden heeft een zeer klein percen tage komt dan ook maar terecht. Den gasten werd daarna door eenige oesterkweekers een lunch aangeboden, waarvan vanzelf sprekend oesters en kreeft, de lerseksche producten, den hoofdschotel vormden. Er is aan deze tafel veel gesproken. O.a. door den commissaris der Koningin, Jhr. Quarles van Ufford, die in zijn be antwoording van de rede van den heer Willemse zijn steun aan de oester- cultuur in het vooruitzicht stelde en over de moge lijkheid van een studie-commissie sprak. Dit kan o.i. slechts toegejuicht worden. De oesterkweekers betalen jaarlijks aan het rijk plm. 700.000 gulden aan pacht, zoodat een tegenprestatie als de voor gestelde, een billijke eisch mag heeten. De heer Willemse wekte op tot samenwerking, maar betrad daarmee een gevaarlijk terrein n. dat der rivaliteit. De heer Vette voelde zich dan ook geroepen, zijn meening omtrent verbetering Hen paar flinke kreeften, die ongeveer 2 K. O. wegen. grijpelijk voor ingewijden) maar hij ziet ook den vooruitgang in het bedrijf, en zegt„Laè jie die menschen mae knorre Ook de burgemeester van ler- seke, de heer Gunning, die de tafel presideerde, sprak een op timistisch woord. De in zee gevangen kreef ten worden in het bassin der opslagplaats gebracht. Nadat in dubbel opzicht van oesters en kreeften genoten was, van levende n.l. en van voor de consumptie geprepareerde, leidde de tocht langs de bloeiende boom gaarden, die, al was de bloei nog slechts sporadisch te bespeuren, toch hier en daar aardige tafereeltjes te genieten gaven. Onder den bloefenden boom Het was in elk opzicht een geslaagde dag. De ruimte ontbreekt ons om het oesterbedrijf, zooals we dat mochten zien, hier uitvoerig te beschrijven. We hopen hierop in een ander artikel bij gelegenheid terug te komen. Zij nog vermeld, dat door verschillende sprekers eenstem mig hulde werd gebracht aan de echt-Zeeuwsche gast vrijheid zoowel van de gastheeren als van de Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer, en in het bijzonder aan den heer Houtekamer. v. BR. van de bedrijfsuitoefening naar vo ren te brengen, en daardoor kreeg men een soort debat, dat echter de feestelijke tafelstemming niet wist te verstoren. We meenen, dat de heer Vette alleszins den spijker op den kop sloeg, toen hij zeide, dat een verbetering van den toestand in het oesterbedrijf gezocht moest worden in verbetering van de kwa liteit van het product. Even nog memoreeren wij de geestige tafelrede van den popu- lairen Wemeldingschen burgemees ter Wabeke. Spreker hoort zoo wel eens iets van een Cokzo en een andere „zoo", (dit is alleen be-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 3