No 9. VRIJDAG 8 MEI 1931 175 IN DEN EIFEL. Wie het heerlijke landschap beschouwt, dat de Eilel vertoont met zijn zachtgiooiende bergen en zijn schilderachtige dalen, zal niet licht op de gedachte komen, dat wij al dat wonderlijke schoon te danken hebben aan de geweldige vulcanische explosies, die in de oertijden dit gebergte heb ben gevormd. Welke prachtige vergezichten dit bergland aan Rijn en Moezel ons oplevert, wordt wel uitmuntend geïllustreerd door deze foto van het Eifeldorpje Quiddelbach, gezien van den Niirburgring. Bewaart u vooral 't inlig- gende programma, waarin u o.a. vinden zult, dat onze Reisvereeniging een liarer aantrekkelijkste en voor ieder te bekostigen reizen organiseert naar 't Eifelgebergte. niet dood is., Waarom.." Ze zweeg plotseling toén wreef ze met haar hand over de oogen en staarde Hodgon aan met een vragende uitdrukking op het gezicht. „Dit is de kamer niet jij bent Peter en dit is de tuin van juffrouw Debora. Maar die rozen die je in de hand hebt, die doen mij aan iets den ken hemel nu her inner ik mij alles opeens weer; nu ik die roode rozen zie, weet ik alles weer 1" Hodgon duwde de op gewonden vrouw zachtjes in haar stoel terug. „Wacht een oogenblik, forceer de dingen niet," waarschuwde hij. „Laat alles vanzelf terugkomen. Niet overhaasten 1" „Ik hoef het niet te overhaasten," antwoord de ze opgewonden. „Ik herinner mij alles weer, alsof het pas gebeurd is. Laat ik het je direct ver tellen. Ik wil liever niet wachten. Ik zal je alles vertellen, precies zooals het zich toegedragen heeft." „Vertel het dan maar 1" De dokter begreep, dat 't onder deze omstandig heden het verstandigst was om haar haar gang te laten gaan. (Wordt voortgezet) „Maar zal het goed nieuws voor hem zijn Weet u zeker, dat u de moeder kunt vinden Want anders zou de mede- deeling hem eerder verdriet dan vreugde brengen." „Ik geloof vast en zeker, dat ik de moeder zal kunnen vinden; ik denk zelfs, dat ik haar al gevonden heb. Maar hoe het ook zij door zijn identiteit vast te stellen, zal ik in elk geval een grooten last van hem afwentelen. De zaak zit namelijk zóó. Die fjongeman heeft in de veronderstelling verkeerd, dat zijn moeder krankzinnig was, maar het blijkt nu, dat die krank zinnige vrouw zijn moeder niet is. Toen hij van die krankzinnig heid hoorde, heeft hij zijn verloving verbroken.... en nu kan ik hem op dat punt geruststellen." „Wat heerlijk 1" zei juffrouw Fergusson hartelijk. „Maar, wacht eens," riep Hodgon plotseling. „Ik vergeet heelemaai, dat u al een heeleboel over dien jongen gehoord hebt, al hebt u hem nooit gezien 1 U weet alles van de heele ge schiedenis.. het is Alan Drummond, die met Dorothy Trelane verloofd was en zijn verloving plotseling op zoo'n onbegrijpelijke manier uitmaakte.De reden daarvan is nu voor een deel duidelijk. Maar het is komen vast te staan, dat hij nóch de zoon van die ongelukkige vrouw, nóch van dien ellendigen ouden Drummond is." En daarop vertelde Hodgon in het kort, wat hij van de oude Nanny en in het sanatorium gehoord had. maar hij vermeed zorgvuldig den naam van mevrouw Carmichaël te noemen of er zelfs maar op te zinspelen, dat hij vermoedde, wie „mevrouw Bertram" zoo goed als zeker was. „Dus u denkt, dat de vermeende krankzinnigheid van zijn moeder Alan er toe heeft gebracht, om zijn verloving te ver breken vroeg juffrouw Debora. „Voor een deel zeker, zooals ik daarnet al zei, maar ik geloof, dat er ook nog wel wat anders achter zit. Het fijne van de zaak weet ik nog niet, maar ik ben in elk geval al heel blij, dat ik Alan's moeder gevonden heb. En nu ga ik eens kijken, hoe uw logée het maakt," eindigde hij met een veelbeteekenend lachje en stond op. „Mevrouw Bertram" zat op haar geliefkoosd plekje achter in den tuin, starend over het wijde landschap vóór haar. Ze was zoo in haar gedachten verdiept, dat zij den naderenden be zoeker pas opmerkte, toen hij vlak bij haar was. Ze schrok op en keek hem aan, een beetje droomerig eerst, maar opeens sprong ze opgewonden van haar stoel en strekte met een onstuimig ge baar de handen naar hem uit. „Roode rozen," hijgde zij, wijzend naar den tuil bloemen, dien hij in zijn hand had, „roode rozen.... zooals die andere als druppels bloed op den grond. Hij is niet'dood, o, zeg, dat hij Mei langs den Spoorsingel te Rotterdam.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 15