DOOR ARCHIE COLLIN Ze was goed voor de patiënten, maar zij waren bang voor haar, en toen ze op een morgen in de zaal verscheen, zei de vrouw in bed no. 16 fluisterend tegen een pas aangekomene in het bed ernaast ,,'t Is zonde, dat ze van dat ziekenhuis buiten weg is gegaan, waar ze eerst was. Ik moet niks van 'r hebben met dat gezicht van „doe wat je gezegd wordt, of ik laat je villen"." „Zoo, komt ze van buiten antwoordde de andere, een vrouw met verward blond haar, dat weerstand had geboden aan alle pogingen van de verpleegster om het netjes in orde te brengen. „Jawel ze zeggen, dat ze van een ziekenhuis in Rinderly komt." De oogen van de andere vrouw begonnen plot seling te glinsteren. „Rinderly?" zei ze, „dat is toch de plaats, waar. „Waar wat Haar buurvrouw keek nieuws gierig, des te nieuwsgieriger, omdat ze haar zin afbrak. „O, niks bijzonders, 't Schoot me alleen te bin nen, dat iemand, die ik zoo'n beetje ken, dicht bij Rinderly woont. Da's alles." Toen sloegen haar oogen de zuster nauwkeurig gade, terwijl deze langzaam door de zaal vorderde, bij eik bed stilstaand, zooals haar gewoonte was bij de morgenronde. Haar woorden bij elk bed klonken kort en bondig er was geen sympathieke klank iri haar kortaf gestelde vragen of opmer kingen, en een gevoelige of zelfs vriendelijke noot in haar gesprekken met de patiënten zou ze als een zwakheid veracht hebben. Met oogen, die heel blauw en heel wijd open waren, keek de nieuwe met het verwarde blonde haar, hoe de verpleegster naderde, en de zuster zag onmiddellijk, dat haar nieuwe patiënte er buitengewoon lief uitzag, „de schoonheid van een zeepbel", zooals ze het verachtelijk uitdrukte. „Nu, zestien," zei zij kort en noemde de patiënte bij het nummer van het bed, zooals de gewoonte is in een groot ziekenhuis, „dokter Matheson zal u vandaag opzoeken. Hij denkt morgen te operee- ren." „O, Heere," de nieuwe patiënte rilde. „Ik heb het nooit op messen voorzien gehad en ik bibber bij de gedachte, dat ze in me rond gaan snijen 1" De lippen van de zuster gingen even vaneen in een ironischen glimlach. „U zült niets merken van de messen of het snij den," zei ze kalm, „en als u wakker wordt, zult u weer rustig terug wezen in uw bed hier. U hoeft u niet ongerust te maken." „Het staat toch niet goed met me," de patiënte keek uitdagend naar het koude gezicht, „de dok ter heeft me dat gezegd. Ze zeiden, dat ik geope-7 reerd moest worden of anders het hoekje zou omgaan." „Een operatie is noodig, zeker. Maar daarna zult u waarschijnlijk beter zijn dan u sinds lang geweest bent." „O, nou, ik heb me al zoo lang erg beroerd ge voeld, dus ik mag lijen, dat dat nou uit is. Dit is een rare plaats, is 't niet zei ze plotseling, en ze liet haar blik over de zaal glijden. „Ik weet niets van „raar". Het is een zeer nut tige plaats voor menschen, die ziek zijn en weer beter willen worden." „O, hoor eens 1 Wacht even, zuster...." het meisje, dat niet gewend was aan de gebruiken van een ziekenhuis, viel over haar eigen woorden en stak een hand uit als om de zuster tegen te houden, die op 't punt stond om naar het volgende bed te gaan. „U bent in Rinderly geweest, nietwaar Helene Maitland trok haar wenkbrauwen op. „Ja ik was in het ziekenhuis daar. Waarom vraagt u dat „U hebt zeker niet iemand, die juffrouw Smith heet, in Rinderly ontmoet U kunt haar niet vergeten zijn, als u haar ooit gezien hebt, ze is zoo lief, als je maar wenschen kan." Onwillekeurig fronste Helene haar voorhoofd en haar hart trok zich samen. Zou die akelige juffrouw Smith haar zelfs tot hier vervolgen Het was onverdraaglijk, dat ze dat mensch en haar domme geheugenverlies maar niet kon kwijtraken. „Ze woont ergens in de buurt van Rinderly," de stem van de patiënte ging vaag voort. „Ik dacht zoo, dat u haar misschien gezien had." „Toevallig heb ik haar gezien in het ziekenhuis," zei Helene Maitland koud. „Is ze een vriendin van u „O hemel neen I" De luide en onbeheerschte lach van de patiënte klonk ongepast in de stille zaal. „Zij en ik zijn niet van 't zelfde soort. Maar ik heb haar gezien en ik vond haar een dot I" „O ja De toon, waarop de zuster sprak, werd steeds kouder „uw naam is...." ze keek even op het briefje, dat boven het bed hing, en haar ge zicht werd ineens rood. „Maisie Dawes Is dat uw naam Maisie Dawes „Jawel. Zoo heet ik. U lijkt wel verbaasd, juf frouw ik bedoel zuster. Is er iets raars aan mijn naam „Neen niets raars, maar...." Voor Helene's oogen flitste het beeld van een uitgemergeld mannengezicht, met verlangende oogen, een erg zwakke en vermoeide mannenstem. „Als ik Maisie Dawes' brief maar kon vinden, zou ik het adres, uat ik noodig heb, misschien te weten komen." „Waarom zegt u „maar" en houdt dan ineens zoo op De stem van de patiënte verstoorde Helene's gedachten en ze gaf zichzelf een ruk. „Ik hield ineens op, omdat mij iets eigenaardigs in de gedachten kwam," antwoordde ze, met iets van opwinding in haar eigen stem. „Ik heb Rinder ly pas kort geleden verlaten, en eer ik wegging, was er een patiënt in een van de zalen, die uw adres wilde hebben." „Mijn adres De oogen van het meisje in het bed gingen nog wijder open. „Waar had hij in 's hemelsnaam mijn adres voor noodig Waren we soms kennissen van mekaar?" KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE In het ziekenhuis van het stadje Rinderly wordt een schoone jonge vrouw binnengebracht. Tot bewustzijn gekomen, blijkt zij haar geheugen verloren te hebben. Zij noemt zich in afwachting, dat zij zich haar eigen naam herinneren zal juffrouw Smith. Haar afkomst en haar vorig leven blijven haar onbekend. Dokter Maurice Sterne vat genegenheid voor de patiënte op, tot ongenoegen van de verpleegster Lydia Maitland. Juffrouw Smith gaat echter op zijn verzoeken niet in, daar zij een ring draagt, die haar doet vermoeden, dat zij tegenover iemand verplichtingen heeft. Na het ziekenhuis verlaten te hebben komt zij als kinderjuffrouw in dienst bij sir Qregory Marshland, die op het landgoed Hathermere Court woont. Hij is weduwnaar en leeft met zijn dochtertje en zijn moeder, een vrouw, die de nieuwe opvoedster onvrien delijk ontvangt. Juffrouw Smith maakt ook kennis niet Hilda Brakesbury, die zich bij Gregory Marshland opdringt, en haar moeder, die te Londen op kamers wonen bij mevrouw Sadler. Deze heeft eens kamers verhuurd aan een dame, die echter nooit is komen opdagen. Haar naam is Reynolds. Alle moeite om te bewijzen, dat zti dezelfde persoon is als juffrouw Smith blijkt vergeefsch. Gregory vraagt Hilda Brakesbury ten huwelijk. Terzelfder tijd wacht in net binnenland van Afrika Geoffrey Fraser sinds maanden op bericht van een meisje, Leslie genaamd. Het eenige wat hij echter ontvangt, Is een briefje, waarin zij bedreigd wordt, en dat onderteekend is met den naam Maisie. Ook ontvangt juffrouw Smith een schrijven betreffende de dame Reynolds, die ook gezocht blijkt te worden door een vrouw die Dawes en een man die tack heet. Tijdens 't bezoek van juffrouw Smith aan juffrouw )awes blijkt Jack met zijn achternaam Fraser te heeten. Hij is eerst verloofd geweest met juffrouw Dawes, daarna echter met juffrouw Reynolds. Dokter Maurice Sterne ontvangt van zijn vriend Bryant, die door Afrika reist het verzoek om Fraser, die hij uitgeput van de koorts heeft aangetroffen en naar Engeland zal laten overbrengen van de boot af te halen. Hij blijkt ook .een nieuw geheugen noodig te hebben" en wordt in 't ziekenhuis waar zuster Lydia dient opgenomen. Deze Hélène Maitland - gaat in het St. Bernardszieken- huis in nieuwe betrekking. „Ik weet het niet," zei Helene "N7_ Q langzaam, „en 't is natuurlijk mo- IN O- J gelijk, dat u niet dezelfde Maisie Dawes bent, maar het is niet erg waarschijnlijk, dat er twee met dienzelfden naam bestaan." „Niemendal waarschijnlijk," was het vroolijke antwoord. „Wat moest hij wel van me En hoe heette hij „Ik geloof, dat hij u noodig had, omdat hij dacht, dat u hem het een of andere adres kon geven, dat hij erg graag wilde weten, en zijn naam is Geoffrey Fraser." „Geoffrey Fraser Groote opwinding schitterde in de oogen van de patiënte, en haar gezicht kleurde er van. „Nou, is er soms geen Voorzienig heid 't Is anders wel eigenaardig, dat ik hier in 't ziekenhuis moet komen en mijn ongeluk ve'r- wensch, en dan Geoffrey Fraser moet vinden, of Jock, zooals ik hem altijd noemde. Nou, daar zou ik zeker nooit aan gedacht hebben. Ik denk, dat ik het niet geloofd zou hebben, als ik het in een boek gelezen had. En is het ook niet raar En nou is hij daar in 't ziekenhuis in Rinderly. Wel, heb ik ooitNou heb ik hem gevonden 1" De adem ontbrak haar en dit deed haar eindelijk zwijgen, maar men kon zien, dat ze haar opwinding met moeite in bedwang hield, en ze lachte zoo uitgelaten, dat de zuster kalmeerend de hand op haar arm legde. „U moet u niet zoo opwinden," zei zij, „dat is slecht voor u. Mijnheer Fraser is nog in 't zieken huis in Rinderly. Als u hem wilt schrijven, is het heel gemakkelijk, en misschien zult u in staat zijn hem het adres, dat hij noodig heeft, te geven." De patiënte keek de zuster eenige oogenblikken bedachtzaam aan. „O, ik zou wel denken, dat ik aan Geoffrey Fraser kan geven, wat hij noodig heeft," zei zij, „en wat meer is, ik zal hem meteen schrijven. Ik moet schrijven eer ze die beroerde operatie doen. Ik zeg u maar ronduit, dat ik niet wil, dat ze aan me komen, voordat ik aan Geoffrey Fraser geschreven en zijn antwoord ontvangen heb. U kan dat tegen dien dokter zeggen en laat hij het goed in z'n ooren knoopen." „Maar den chirurg, dokter Matheson daar kunt u niet zoo maar de wet aan stellen." „O, kan ik dat niet Maisie wierp, voor zoover ze dat in de gegeven omstandigheden kon, het hoofd in den nek. „Dan blijf ik ook niet in dit ziekenhuis, dat zal ik hem in z'n gezicht zeggen. Ze kunnen me niet opereeren, als ik het niet goed vind, zóóveel weet ik nog wel. Ik ben geen onnoo- zel schaap, dat nooit iets over ziekenhuizen gehoord heeft en niet weet, wat ze daar doen. Zegt u maar tegen dokter Matheson, dat ik eerst een antwoord van Geoffrey Fraser moet hebben, eer ik hem aan m'n lichaam laat komen met z'n beroemde messen." Helene Maitland erkende met zekere voldoening, dat dit knappe volkskind tegen haar opgewassen was en dat het een nutteloos verspillen van haar krachten was, om te probeeren Maisie tot een verstandig inzicht te brengen. Iets redelijks in dat kroezige hoofd ingang te doen vinden, vooral nu het meisje in een staat van hevige opwinding verkeerde, dat was een taak, die ook geen enkele andere vrouw zou kunnen volbrengen. Daarom legde de zuster, al was ze daar nog zoo ongewoon aan, zich bij haar nederlaag neer, terwijl ze haar schouders ophaalde en haar wenkbrauwen optrok beide gebaren misten echter alle uitwerking op de patiënte, die voor niemand respect scheen te hebben. „Ik zal meteen m'n brief schrijven," merkte Maisie op, „en misschien kan hij gauw gepost worden, zoodat Geoffrey hem eerder krijgt, ziet u 1" „Jawel, zeker," de stem van de zuster was droog. Ze kon zich niet schikken in de gedachte overwon-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 5