166 VRIJDAG 15 MEI 1931 No. 9 nen te zijn,en ze was het zeker door tiaar ongewone patiënte 1 „U kunt toch wel begrijpën, dat dokter Matheson het heel ohaangenaam zal vinden, als hij hoort, dat zijn schikkingen veranderd zijn „O, hij met z'n onéangenaam en z'n vervelende schikkingen I" Maisie snoof verachtelijk. „Wat kan hij me schelen D'r zijn toch wel andere dok ters in Londen, zou ik denken, als hij op z'n ach terste pooten gaat staan Ik zeg het u vlakweg, dokter of geen dokter, ik laat geen messen aan me komen eer ik aan Geoffrey Fraser geschreven en z'n antwoord ontvangen heb. En da's m'n laatste woord." Helene Maitland liet de weer barstige jongedame haar laatste woord en ging stil .van het bed weg, maar met de heel ongewone sensatie, dat zij een nederlaag ge leden had. Dokter Matheson, een man met een zeer ontwikkelden zin voor humor, was meer vermaakt dan beleedigd door het besluit van zijn weerspannige patiënte, en naast haar bed staand, zag hij met een glimlach in zijn oogen neer op haar vastberaden gezicht. „Dus is de operatie uitgesteld tot Donderdag? Heel goed. Ik wil ook niet opereeren, zoolang u nog zorgen aan uw hoofd heeftmaar ik hoop, dat de brief, dien u ver wacht, tegen Donderdag zal ko men we mogen de zaak niet lan ger uitstellen dan tot dien dag." „Da's best, ik heb gerust spijt, dat ik u in de wielen rij, maar ik denk wel, dat ik den brief op tijd zal krijgen maar er kan niks met me gedaan worden eer die komt, da's gewoonweg onmogelijk." De verwachte brief bereikte het ziekenhuis op Woensdagmorgen, maar voor ze hem opende, bekeek Maisie het couvert peinzend. „Dat is Geoffrey's schrift niet," vertrouwde ze de zuster toe „dat van hem is onregelmatig en slordig. Maar hij komt wel van Rinderly." „Ik zou hem maar openmaken en zien wat er in staat," ant woordde Helene droog, „kijken naar couverten brengt je nooit verder." „Nee en jouw hardheid zal jou ook niet verder brengen, jij ver steend stuk mensch," fluisterde Maisie nijdig bij zichzelf, toen de zuster verder ging. „Je hebt niet meer hart dan 'n kikker," voegde ze er nog bij, terwijl haar vingers bezig waren met het couvert, dat ze vasthield. Boven den brief stond: Rinderly-Ziekenhuis, maar hij was niet, zooals ze verwacht had. Hij luidde „Geachte mejuffrouw, de heer Geoffrey Fraser heeft helaas 'n kleine inzinking gehad en voelt zich vandaag niet goed genoeg om uw brief te beantwoorden, hij begrijpt, dat deze dringend is. Hij zal zelf over eenige dagen schrijven. Intusschen verzoekt hij mij u te vragen of u het adres weet van eèn juffrouw Leslie Reynolds. Hij heeft 't helaas vergeten, en hij denkt, dat u het misschien weet. Indien dat zoo is, zou u dan zoo vriendelijk willen zijn het even op een brief kaart te schrijven en hem te sturen Met de meeste hoogachting, Uw dw. Maurice Sterne, Inwonend Geneesheer." Maisie vouwde den brief bedachtzaam weer dicht en keek toen op naar de verpleegster, die juist bij haar bed gekomen was met een kopje in haar hand. Zuster Morrison was jong en blond en haar zachte natuur sprak uit haar gezicht. „Wat zou u doen," vroeg Maisie plotseling, „als u een kans had om u op iemand te wreken „O, ik voel er niets voor om op iemand wraak te nemen," kwam het vlugge antwoord; „het schijnt mij altijd nogal min om dat te doen. Het is edel moediger om te vergeven en te vergeten, fatsoen lijker in alle opzichten." Maisie's sluwe oogen staarden onderzoekend in de zachte oogen van zuster Morrison. „En ik denk," ging de verpleegster langzaam voort „ik denk, dat, als ik ziek was en vlak voor een operatie stond, ik dan alle onvriendelijke gedachten zou willen opzij zetten en alle wraakplannen zou laten varen." In Schoonmaaktijd. De man met het hooge beroep! „O, nou, ik ben geen heilige, en ik ga ook het hoekje nog niet om," zei Maisie heftig. „Zeker gaat u het hoekje niet om, zooals u het noemt," zuster Morrison glimlachte, „en ik geloof niet, dat men een heilige behoeft te zijn om enkel een gewone vriendelijke daad te doen. Drink dit nu op en wees niet wraaklustig. Ik geloof zeker niet, dat het werkelijk uw aard is." De zuster ging verder door de zaal, en Maisie lag heel stil en keek naar een langen zonnestraal, die door het raam tegenover haar stroomde en een lichtplek op den gewreven vloer maakte. „Niet werkelijk uw aard o, zou dat waar zijn zoo gingen haar gedachten verder, „in ieder geval, ik vergeet niet gauw en ik ben ook niet erg verge vingsgezind, en ik zie niet in, waarom ik Geoffrey moet vergeven hem, die maakte, dat ik eerst van hem ging houden en er toen zoo vandoor ging, en daarna een advertentie in de krant zette, dat hij verloofd was met juffrouw Leslie Reynolds, zonder zelfs een woord voor mij. Nee, dank je, mijnheer Geoffrey Fraser," haar wraakzuchtige verbeelding bracht een kleur op haar beide wangen, „ik zie niet in, waarom ik een adresboek voor je moet zijn, alleen omdat je het adres van je dierbare Leslie bent kwijtgeraakt. Nee hoor 1 Je kunt dat adres zelf gaan opzoeken." Toen kwamen zuster Mor rison's woorden haar weer in cfen geest„Op iemand wraak te nemen, lijkt mij altijd nogal min toeIk denk, dat, als ik ziek was en vlak voor 'n operatie stond, ik alle onvriendelijke gedach ten zou willen opzij zetten." Maisie bewoog zich onrustig. Zeker zou ze het hoekje niet omgaan, dat wist ze heel goed. De operatie zou haar sterker en beter en niet dood maken. Maar.... misschien was 't toch wel.... toch wel wat onmenschelijk van haar zoo hals starrig te zijn en het adres te weigeren, waar Geoffrey om vroeg. Uit haar nachttafeltje haalde ze een briefkaart en adresseerde die aan den heer Geoffrey Fraser daarna schreef ze in haar groote onbehouwen schrift „Het adres, dat u hebben moet, is Manderton Terras 100 W. 2. Maar u zult juffrouw Reynolds daar niet vinden. Ze is daar hee- lemaal nooit geweest." XII. OP HATHERMERE COURT ï-Jilda Marshland, de nieuwe mees teres van Hathermere Court, verveelde zich, verschrikkelijk en wanhopig verveelde ze zich. Zij en Gregory waren thuisgekomen na 'n korte huwelijksreis, en een „thuis" scheen de jonge Lady Marshland al een vreeselijk vervelend oord toe. Ze haatte het buitenleven. De tuinen en parken, die haar echtgenoot in verrukking brachten, schenen haar een verlaten wildernis toe, en zij miste tie drukte en op winding van het Londensche leven, waar ze zoo dol op was. Haar voorstel om het huis tenminste elke week-end met gasten te vul len, had bij Gregory maar weinig bijval gevonden hij verklaarde, dat hij er van hield om zijn huis en zijn vrouw voor zichzelf te hebben, vooral daar ze nog maar een paar weken getrouwd waren. „Je zult absoluut genoeg krij gen van mij," zei Hilda met de zachte stem, die ze er speciaal voor Gregory op na hield, „en dan zul je wenschen, dat je iemand getrouwd had, die knap en interes sant is, niet alleen een prulletje, zooals ik." Ze was zoo heel mooi, ze kon zoo goed allerliefst doen en haar slanken echtgenoot om den vinger winden, dat niemand, die ze bei den kende, verwonderd kon zijn, als ze heel gauw haar zin kreeg En Gregory's droom van 'n vre dig huiselijk leven met 't meisje, dat hij zich als de ideale levens gezellin had voorgesteld, die ze volstrekt niet voor hem kon zijn, werd geen werkelijkheid. Hilda's Londensche vrienden, een vroolijk, lichtzinnig troepje oppervlakkige en nogal domme jongelui, vulden Hathermere Court van Vrijdag middag tot Maandagmorgen en van Maandag morgen tot Vrijdagmiddag kuierde en geeuwde Hilda, liep wat door den tuin rond, of lag op den canapé in de ontvangkamer romans te lezen, tenzij ze Gregory kon overhalen om haar zelf naar de stad te rijden, of haar door den chauffeur te laten meenemen om te winkelen en bezoeken af te leggen. Ze weigerde finaal om in de omgeving rond te rijden, of 't moest zijn om tegenvisites te maken. „O, lieve Gregory," zei ze dan, als hij een ritje in de omgeving voorstelde, dat hij als een heerlijk tochtje beschouwde, „ik voel er geen zier voor om tusschen heggen door te razen en alleen te kijken naar vervelende landschappen alle heuvels en bosschen zijn precies als andere heuvels en bos- schen. Ik geef er niets om ze te zien. Natuurlijk vind ik het leuk om naar de stad te rijden, omdat ik er dol op ben om in de stad te zijn. Volgend jaar moet je heusch een huis in de stad nemen. We kunnen niet ons heele leven verkuieren." Gregory liet niets blijken en al gaf het hem een steek door 't hart, z'n vrouw was in zalige onwe tendheid daaromtrent. Ze had haar aandacht veel te veel op zichzelf geconcentreerd om ook maar in éénig opzicht rekening te houden met de ideeën

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 6