KEUR-SERIE
{pen nieuw bccfe
in onze
IN JAREN VAN SCHEIDING
No. 9
VRIJDAG 15 MEI 1931
167
en wenschen van anderen, en dat haar man er
misschien de voorkeur aan gaf om het grootste
gedeelte van het jaar door te brengen op de bezit
ting. die hem lief was, de bezitting, wier exploitatie
hij 'met de grootste belangstelling volgde, dat
zou haar niet hebben afgebracht van haar eigen
streven om den meesten tijd in Londen door te
brengen.
Ik wil Gregory wakker maken en hem opgraven
uit z'n kuii," zei ze op een dag tegen juffrouw
Smith, toen ze, in een bui van verveling, in de
kinderkamer was binnengewandeld.
Ze had zich aangewend om geregeld de kinder
kamer te bezoeken, en zat daar in den gemakkelijk-
sten leuningstoel en deed confidenties aan de
kinderjuffrouw, die juffrouw Smith oneindig
veel liever niet gehoord zou hebben.
Het maakt een mensch vreeselijk suf en ver
velend, als hij altijd buiten woont," praatte ze
verder,' met haar vinger den parelketting, dien
ze droeg om en om draaiend, terwijl ze juffrouw
Smith's bezige handen gadesloeg, die een kleeding-
stuk voor de kleine Joan naaiden. „Hoe kan iemand
op de hoogte blijven, of in alle leuke gedoe, als
hij midden in een groot park blijft zitten Haar
oogen gingen nu naar het raam, waardoor de
wijde uitgestrektheid van het park zichtbaar was,
dat langzaam opliep naar de blauwe heuvels in
de verte.
„Ik zou van leegheid en sufheid sterven, als
ik nooit iets anders zag dan dat." Ze wees met
haar hand naar het lachende, zonnige landschap.
„Ik kan het gewoonweg niet uithouden, begraven
te zijn in velden en boomen en Gregory zal nog
een fossiel worden."
„Ik denk toch, dat al zijn werk op het landgoed
dat beletten zal."
„Werk op het landgoed 't Is zoo'n nonsens,
dat Gregory denkt, dat hij altijd zelf achter alles
heen moet zitten. Een rentmeester zou het veel
beter doen en hij en ik zouden het fijn kunnen
hebben in de stad. Ik heb nooit gedacht, dat ik
hier week in, week uit zou moeten zitten 't is
zelfs nog te vervelend om er aan te denken 1 Hoe
u het uithoudt, dat kan ik me niet begrijpen."
„Ik heb mijn werk, en ik houd van kleine Joan."
„Ja dat is prachtig. Ik bedoelze ver
beterde zichzelf haastig, want ze dacht aan haar
voorgewende innige liefde voor kinderen. „Ik
bedoel, het is prachtig van u om uzelf te geven
zooals u het doet, voor het kind van iemand an
ders. Ik denk, dat u nu wel bijna alle hoop opgege
ven hebt om ooit te weten te komen,
wie u bent, of waar u vandaan kwam
ging ze voort, volgens haar gewoonte met
haar oppervlakkige gedachten weer een
nieuwe richting inslaand.
„Ik geef in géén geval de hoop op,"
juffrouw Smith kleurde. „Ik vertrouw
steeds, dat iets me een aanwijzing geven
zal of dat iemand me zal zien en her
kennen, of dat ik 't me zal herinneren."
„Het moet zeker erg akelig wezen,"
Hilda stond geeuwend op. „Luister eens,
waarom neemt u toch niet eens van
tijd tot tijd een avondje vrij van uw
bezigheden, en komt naar de ontvang
kamer, als we daar gasten hebben Het
zou ook voor mij een hulp zijn," voegde
ze er met klaarblijkelijke zelfzucht aan
toe, die een flauwen glimlach bij de
andere verwekte. „Misschien hebt u geen
avondjapon," ging Hilda voort, terwijl
ze haar oogen over [het blauwe uniform
van juffrouw Smith liet glijden. „Maar
zou u niet de een of andere eenvoudige
zwarte japon kunnen krijgen, als u eens
beneden komt
„Ik weet niet zeker of het goed zou
zijn," sprak juffrouw Smith aarzelend
een plotseling, jeugdig verlangen om
mannen en vrouwen van haar eigen stand
te zien en er mee te praten, streed in
haar met haar oorspronkelijke voorne
men om kinderjuffrouw te zijn en niets
dan kinderjuffrouw. „Misschien zou Sir
Gregory 't niet prettig vinden."
„Nonsens I" Hilda zette alle achting
voor .haar man opzij op de luchtige
manier, waarmee ze alles opzij zette,
dat niet in haar kraam te pas kwam.
,,lk zal u zeggen, wat ik zal doen. Ik
zal ons morgen door Gregory naar de stad laten
rijden en dan zullen we daar een japon voor u
uitzoeken. Dat zal echt leuk zijn. En, genadige
goedheid, waarom dacht ik daar niet eerder aan
u kunt wel iemand ontmoeten onder mijn vrien
den, die u kent. Iemand kan u wel eens ontmoet"
hebben, en dan zou het mysterie opgehelderd
wezen."
„Ja, dan zou het mysterie opgehelderd wezen,"
herhaalde juffrouw Smith, „ennatuurlijk zou
ik erg dankbaar zijn, als het opgehelderd werd
het is erg vriendelijk van u, dat u mij van tijd tot
tijd in de ontvangkamer wilt laten komen. Alleen,
weet u zeker, dat Sir Gregory er niets tegen zal
hebben Zijn moeder zou voor zooiets nooit te
vinden zijn geweest."
„Oude kat.begon Hilda, maar ze had toch
zóóveel fatsoen, dat ze de rest inslikte en sterk
kleurde. „O, nou, ik zou dat niet mogen zeggen,
denk ik, maar.u weet hoe ze is. En onder ons
gezegd ik ben erg blij, dat haar huis aan den
versten hoek van het park ligt. Mijn schoonmoeder
en ik zouden heel vaak de degens kruisen, als we
dichte buren waren. Wat komt het er op aan, wat.
of zij met u gedaan zou hebben, ze heeft absoluut
ouderwetsche ideeën, die nu echter afgedaan
hebben, en ze vindt dat een kinderjuffrouw niets
anders dan een kinderjuffrouw is. Gregory zal
er niets tegen hebben. Waarom ook eigenlijk
Bovendien, hij heeft nooit iets tegen wat ik doe."
Dit was zoo onloochenbaar waar, dat juffrouw
Smith alleen kon glimlachen en Hilda's voorstel
aannemen. Maar toen ze later alleen in de kinder
kamer zat, bezig met haar naaiwerk, moest ze er
maar steeds over denken, waarom een man met
Gregory Marshland's karakter en temperament
er ooit toe gekomen was verliefd te worden op
en geloof te hechten aan een zoo laag-bij-de-
grondsch meisje als zijn vrouw
„Je zou je de blindheid van de mannen niet
kunnen voorstellen, als je ze niet voortdurend
aangetoond zag," dacht zij. „De eenige vraag
is zal die goede Sir Gregory op een dag wakker
worden en zich de waarheid bewust worden
Die vraag hield haar dikwijls bezig gedurende
de dagen, die volgdendagen, dat rumoerige
troepjes jongelui de kinderkamer binnendrongen,
naar ze voorgaven om Joan te zien, maar in werke
lijkheid om naar Joan's kinderjuffrouw te kijken,
die hun door hun gastvrouw beschreven was als
„mijn laatste snufje op 't gebied van geheim
zinnigheid".
De vraag hield haar ook bezig gedurende die
avonden, dat ze meer ingevolge Lady Marshland's
bevel dan op haar verzoek, haar blauwe uniform
uittrok, kapje en schort afdeed en naar beneden
naar de ontvangkamer ging in de zwarte japon,
die Hilda haar opgedrongen had.
„Het is mijn cadeau, van mij en Gregory,"
hield Hilda vol en ze lette niet op alle tegenstribbe
len van juffrouw Smith en vergat te zeggen, dat
het haar man was geweest, die voorgesteld had,
de japon aan de kinderjuffrouw cadeau te doen, en
dat haar man de chèque had geschreven om haar
te betalen.
Maar zulke kleine onnauwkeurigheden behoor
den tot Hilda's persoonlijkheidze was nooit
geheel openhartig en oprecht en ze hield ervan om
voor weldoenster te poseeren. Wanneer juffrouw
Smith's verschijning niet zulk 'n volledig contrast
had gevormd met de hare, was 't meer dan twijfel
achtig geweest of alle nut, dat de kinderjuffrouw
haar kon bewijzen, haar er wel ooit toe gebracht
zou hebben om-haar te vragen beneden te komen I
Maar juffrouw Smith's bronskleurig haar en zachte
oogen waren hemelsbreed verschillend van Hilda's
verblindende blondheid, en heel diep in haar hart
vleide de jonge Lady Marshland er zich nogal mee,
dat juffrouw Smith in haar eenvoudige zwarte
japon een uitstekenden achtergrond vormde voor
haar eigen bekoorlijk persoontje, gekleed in de
kleur, .die naar op dat oogenblik beviel. Juffrouw
Smith maakte zich ook erg nuttig door het gesprek
gaande te houden met sommigen van hen, die
Hilda beschreef als „saaie ouwe pieren", buren, die
op Gregory's uitdrukkelijken wensch uitgenoodigd
waren niettegenstaande de protesten van zijn
vrouw. Men ontdekte ook, dat juffrouw Smith
begeleiden kon en op alle mogelijke manieren rustig
en onopvallend behulpzaam kon zijn en zoo kwam
het ervan, dat haar vaker en vaker gevraagd werd,
na het diner in de ontvangkamer te komen en
Gregory begon steeds meer op haar te rekenen
om alles rustig en prettig te doen verloopen, want
hij bemerkte, dat haar aanwezigheid een kalmeeren-
de uitwerking had op de rumoerige leden van het
gezelschap. „Ze is zoo geheel en al een dame,"
was zijn onuitgesproken gedachte, „en er zit zoo
veel karakter achter haar rustige manier van doen.
Die lawaaiige troep heeft gewoonweg ontzag voor
haar, ofschoon ze niet weten waarom, en zij weet
niet, dat ze ontzag voor haar hebben. Ik wou, dat
Hilda
Hij spon die gedachte niet verder uit hij drong
haar terug naar den achtersten hoek van
z'n hersens, maar dat eerste flauwe tee-
ken van ontgoocheling liet toch een
spoor na.
Het was een zachte zomeravond; door
de open ramen van de ontvangkamer
kwam de zoele lucht binnen, vol van
den geur van bloemen, en Maurice Sterne
stond in de schaduw, zijn oogen geves
tigd op de slanke gestalte aan de piano.
Juffrouw Smith speelde een geestelooze
begeleiding voor een geesteloos jong-
mensch, maar Sterne schonk geen aan
dacht aan het sentimenteele lied of den
geesteloozen zanger. Zijn oogen en ge
dachten waren gevestigd op het gezicht
van de pianiste, dat door het schijnsel
der pianolamp zacht afstak tegen den
donkeren achtergrond. Hij had op Hather-
mere Court gegeten, en de aanwezigheid
van juffrouw Smith in de ontvangkamer
daarna, was een heeriijke en onver
wachte verrassing. Totdat ze aan de
piano geroepen werd, had ze met hem
gepraat met die sympathieke belang
stelling, die deel uitmaakte van haar
charme en ze wilde vooral graag bij
zonderheden hooren over den patiënt,
waar hij voortdurend mee bezig was
Geoffrey Fraser.
„Hij schijnt ook 'n schipbreukeling te
zijn, net als 'ik,'f zei ze.
„Hij is dat wel zoo'n beetje", antwoord
de Sterne, „ik weet niet of hij eenige
familie heeft, zeker heeft hij geen bloed
verwanten in Engeland en hij tobt
vreeselijk over brieven, die zoek zijn ge
raakt, van 't meisje, waarmee hij ver
loofd is. (Wordt voortgezet).
Als tweede uitgave in onze keur-boekerij verschijnt
deze week de groote roman:
een meesterwerk van den gevierden schrijver FARQUHAR
SLOAN, dat in Engeland geweldigen opgang gemaakt
heeft en de hoogste bekroningen verworven heeft. De
„Hollandsche Bibliotheek" heeft niet geaarzeld, het ver
taalrecht voor Nederland aan te koopen teneinde het in
haar ,,keur-serie" op te nemen, een plaats, die deze van
begin tot eind boeiende roman ten volle waard is. Het
boek behelst de geschiedenis en lotgevallen van een meisje
en haar familieleden uit de Russische groote wereld, vóór,
tijdens en na de omwenteling. Het speelt dus in een fel
bewogen tijd, zoodat de dramatische verwikkelingen zich
onafgebroken aaneenrijgen en dit boek maken tot een in
alle opzichten waardevol bezit. Zooals men weet zijn de
,,Keur-serie"-boeken uitsluitend voor onze abonné's ver
krijgbaar bij onze bezorgers, agenten of Hoofdkantoor.
De prijs bedraagt slechts 60 cent
ingenaaid, en f 1.— in luxe»band.