No. 10 VRIJDAG 22 MEI 1931 195 vuurrood en had blijkbaar de grootste moeite om zich in te houden. Ten slotte scheen het hem toch te machtig te worden en hij schreeuwde Drummond toe, dat hij een laffe huichelaar was en dat het hem alleen er om te doen was om een troepje idealistische jongelui het hoofd op hol te brengen en ze te explojteeren voor zijn eigen be langen. Hij wilde ze natuurlijk gebruiken voor het smokkelen en leveren van zijn ontplofbare stoffen aan buitenlandsche organisaties. Drummond zei geen woord hij keek Jack met zijn loerenden, gemeenen glimlach alleen maar minachtend-sarcastisch en uitdagend aan. Toen was de jongen heelemaal geen baas meer over zich zelf en als een woedende tijger wierp hij zich op den ouden Drummond, een ander woord weet ik er niet voor. „Jou huichelaar," riep hij, „jou, gemeene, laffe bedrieger Drummond, die ondanks zijn leeftijd nog een buitengewone spierkracht schijnt te bezitten, lachtehet was een koude, schrille, duivelsche lach, die je door merg en been ging en hij duwde den jongen van zich af. Jack deinsde achteruit hij moet uitgegleden zijn, want hij viel met een slag neer. Ik zag, dat hij een gapende wond aan zijn hoofd had blijkbaar was hij ergens tegen aan gevallen, het bloed drupte op den grond en de blaadjes van de rozen vielen als vuurroode plekken er naast, want in zijn val had hij een klein hoektafeltje waarop een vaas rozen stond, meegesleept. Er volgde een geweldig tumult, maar mijn eenige gedachte was wij moeten een dokter hebben, wij moeten een dokter hebben en de rest weet je." „Ja, maar nu is nog niet opgehelderd, wat er gebeurde in dien tijd tusschen dat jij wegliep om mij te halen en dat wij samen terugkwamen 1" zei Hodgon. „Die anderen zijn er natuurlijk vandoor gegaanmaar hoe hebben ze Bateson verdonke remaand „Zij wilden het gebeurde stilhouden, veronder stel ik, was het antwoord. „Zij waren denkelijk bang, ervan verdacht te worden met Drummond in verbinding te staan, en Drummond zelf zal er wel niet veel voor hebben gevoeld, dat zijn betrek kingen met die jongelui bekend werden. De huis houdster was natuurlijk bevolén haar mond te houden." „Maar waar kan Bateson gebleven zijn Is hij dood of waar hebben ze hem anders gelaten Ik geloof ook, dat die Drummond een duivel is.. Ik heb hem een paar maal ontmoet en een buiten gewoon ongunstigen indruk van hem gekregen." Hij wilde nog meer zeggen, maar met een opge wonden handgebaar viel ze hem in de rede „Wil ik je eens wat zeggen. Ik merk, dat ik mij nu alles kan herinneren 1 Niet alleen wat er dien avond in de woning van Bateson gebeurde, maar letterlijk alles, ik heb mijn geheugen heelemaal teruggekregen Ik weet nu ook, waarom het huis hier en de omgeving me zoo bekend voorkwamen. Ik heb hier gelogeerd, toen het huis nog Doulton's Boerderij heette mijn kindje werd hier geboren!" Het kostte Hodgon moeite om zijn opwinding te bedwingen. De conclusie, die hij uit de mededee- lingen van Nanny en mevrouw Drummond getrok ken had, scheen dus juist te zijn en hij zou de bevestiging daarvan uit Pamela Carmichaël's eigen mond hooren, zonder dat hij een vrouw met een gestoord geheugen een lastig verhoor behoefde af te nemen „Logeerde je op de boerderij vroeg hij effen, alsof hij van. den prins geen kwaad wist. „Ja lang, lang geleden, meer dan vijf en twintig jaar. Mijn man stierf, toen wij zeven maan den getrouwd waren mijn jongen werd hier ge boren en nog voor ik hem levend had kunnen zien, 'stierf hij." „Stierf je kindje Hij vroeg het als een aan moediging voor haar om méér te vertellen. „Ja, ik dacht, dat ik het nooit te boven zou komen. Ik was zoo eenzaam. Maar ten slotte. ik was jong en het leven moest geleefd worden Ik vatte het weer op het was eerst wel heel moeilijk en probeerde te leven op een wijze, waar op mijn man en mijn zoon trotsch zouden zijn geweest. Ik ging weer aan het schilderen en," zij glimlachte zoet, „altijd trachtte ik iets te zijn voor de kleine jongens, waarmee ik in aanraking kwam. Dikwijls dacht ik als mijn jongen was blijven leven, zou hij nu net zoo oud zijn als dit ventje. En later bracht ik die genegenheid over op aankomende jongelui, die ik zooveel mogelijk trachtte te helpen en op den goeden weg te houden. Vandaar bijvoorbeeld mijn belangstelling in Jack Bateson 1" Hodgon wachtte even, toen zij uitgesproken had daarop nam hij haar beide handen en keek haar ernstig in de oogen. „Luister nu eens goed," klonk zijn kalme, vrien delijke stem. „Kun je mij precies zeggen, in welk jaar je op de boerderij logeerde En nog iets kun je je iets herinneren omtrent de vrouw, die je verpleegd heeft, toen je kindje geboren werd „Natuurlijk Het was in Mei dit jaar is het juist vijf en twintig jaar geleden. Mijn jongen werd den I2den Mei geboren. Ik werd verpleegd door een vrouw, waarvan ik nog weet, dat ze Nanny heette. Maar wacht eens even.... Ik ben met juffrouw Debora bij haar geweest, dat herinner ik mij nu ook weer. Zij was oud geworden, net een oude heks, maar vijf en twintig jaar geleden was zij knap en flink een buitengewoon knappe vrouw van een jaar of vijf en veertig, maar die er jonger uitzag." „Dan sluit alles als een bus 1!" constateerde Hodgon triomfantelijk. „Wht sluit als een bus?" vroeg Pamela, die niets begreep van zijn opwinding. „Dat zal ik je zeggen. Ik moet je iets vertellen, dat je een geweldigen schok zal geven. Maar het is heelemaal niet iets onplezierigs, laat ik er dat direct bijvoegen. Het zal een reusachtige, maar buitengewoon prettige verrassing voor je zijn. Ik heb het, onafhankelijk van jouw mededeelingen, ontdekt, maar alles, wat ik gewaar ben geworden, klopt met wat jij me nu verteld hebt." „Een schok? Een prettige verrassing? Wat is er in vredesnaam vroeg ze onthutst. Hij hield nog steeds haar hand vast en keek haar met lachende oogen aan, zoodat zé wel merkte, dat er geen jobstijding op komst was. „Veronderstel," zei hij bedachtzaam, „dat ik je vertelde, dat je kindje niet stierf dat het- ge stolen werd en dat je jongen nog in leven is, een gezonde, flinke kerel Wat zou je dan wel zeggen „Gestolen Nog in leven Zij schreeuwde de woorden bijna uit. „Als je mij dét zou zeggen, zou ik denken, dat één van ons beiden krankzinnig moet zijn." „En toch zijn we dat nietWat ik je vertel, is een vaststaand feit, dat, om het zoo maar eens te zeggen, wettig en overtuigend bewezen is. Je jongen is niet gestorven het kindje, dat overleed, was de baby van een andere moeder en het jouwe werd gestolen om het te verruilen met het doode kind. De oude Nanny heeft mij op haar sterfbed bekend, dat zij dat gedaan heeft. Zonder eenigen twijfel is de jongeman, die altijd onder den naam van Alan Drummond door het leven is gegaan, inderdaad jouw zoon. Het kindje van mevrouw Drummond stierf, niet het jouwe. Jouw jongen is een prachtige, fiksche kerel van vijf en twintig jaar I" HOOFDSTUK XXIV. EIND GOED AL GOED. Tk ben een beetje vroeg gekomen, omdat ik graag antwoord wilde hebben op een vraag, waar voor ik den laatsten keer, dat ik bij juffrouw Fer- gusson met je sprak, geen gelegenheid had. We waren toen zoo vol van andere dingen." (Slot volgt IX' gapende pelikaan (in de Rotterdamsche Diergaarde).

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 21