3ïcmiebock
DOOR ARCHIE COLLIN
ONS NIEUWE
n ontmoeting ondto %ee
Dan heeft z'n geheugen hem nog in den
steek gelaten wat betreft haar adres, en
hij wacht op een antwoord daarover van
een meisje, die het weet. Die heele ge
schiedenis houdt natuurlijk z'n beterschap tegen.
Ik verondérstelhij aarzelde hier even,
„ik veronderstel, dat u wel niet naar het zieken
huis zult willen komen den volgenden keer, dat
u in Rinderly bent, om den armen kerel eens te
bezoeken Of zou u het wèl willen doen Ik ge
loof, dat een bezoek van u hem verbazend zou
opknappen."
„Een bezoek van een volkomen vreemde?"
Juffrouw Smith lachte. „Hij zou me waarschijnlijk
naar de maan wenschen ik ben er van overtuigd,
dat hij het ellendig zou vinden zulk bezoek te
krijgen."
„Neen, dat zou hij niet," hield Maurice aan.
„Ik geloof, dat hij zich ook nog gedrukt en ellendig
gaat gevoelen na dezen werkelijk heel ergen aanval
van koorts. Een oogenblik ben ik erg bang geweest,
dat we hem er niet door zouden halen, maar hij
is nu over 't ergste heen, alleen schijnt het hem
aan energie te ontbreken om verder te gaan met
z'n beterschap."
„Als u denkt, dat ik den armen man eenig goed
kan doen, dan zal ik natuurlijk komen," zei juf
frouw Smith twijfelend.
„Eenig goed? Als hij u alleen maar ziet, zal
hij zich al een ander mensch gaan voelen. Ziet u
niet in, dat u iets heeft, iets in uw persoonlijkheid,
dat de menschen weer moed geeft
Juffrouw Smith was dankbaar, dat men haar
op dat oogenblik aan de piano riep en Sterne trok
zich terug in de schaduw, vanwaar hij haar naar
hartelust kon gadeslaan. De geestelooze jongeling
was aan het eind van zijn lied gekomen en Sterne
wilde juist naar voren komen om nog een paar
woorden met juffrouw Smith te kunnen wisselen,
toen een oudere heer van de veranda naar binnen
kwam door de open deur en hem op z'n arm tikte.
„Neemt u mij niet kwalijk," zei hij, „ik ben
een vreemdeling in dit gedeelte der wereld, ik ben
vanavond met de familie Dennys van Stanham
House gekomen, waar ik logeer. Ik liep den tuin
in en ben juist door de veranda binnengekomen
de jongedame aan de piano heeft zoo'n bijzonderen
indruk op me gemaakt. Kunt u mij zeggen, wie
ze is?"
„Ze heet Smith, juffrouw Smith," antwoordde
Sterne.
Een verbaasde en tegelijk peinzende uitdrukking
vertoonde zich even op het gezicht van den vreem
deling, een vriendelijk, gladgeschoren gezicht.
„Smith, Smith. Nu, daar komen we niet veel
verder mee, is het niet De oudere man lachte
zachtjes bij zichzelf, maar hij bleef zijn oogen ge
vestigd houden op het meisje aan de piano, dat
met den geesteloozen jongeling praatte over zijn
volgend lied. „Dus ik kan niet zeggen, dat ik veel
wijzer geworden ben door haar naam te hooren,
maar tóch komt haar gezicht me bekend voor, ik
weet niet waarom. Ik heb haar eerder ergens
ontmoet, maar ik weet niet waar. Ik wilde wel,
dat ik het me herinneren kon, want ze heeft zulk
een opvallend uiterlijk in den goeden zin. Men
zou haar gezicht niet kunnen vergeten, maar ik
kan heelemaal niet bedenken, waar ik haar toch
eerder ontmoet heb."
XIII. IN DEN TREIN VAN MARSEILLES.
|k denk, dat niemand u dankbaarder zou zijn
dan de dame aan de piano, wanneer u haar iets
over haarzelf kon vertellen," zei Sterne, terwijl
hij zijn nieuwen kennis naar een grooten canapé
loodste, waarop ze gingen zitten, nog in het volle
gezicht van de piano en juffrouw Smith.
„Over haarzelf De vreemdeling keek ver
baasd, en geen wonder! „Het terggude is juist.
dat ik me maar niet te binnen kan brengen, wat
ik van haar weet, als ik iets weet." Hij fronste
wanhopig zijn wenkbrauwen en probeerde blijk
baar het verleden te overzien om een herinnering
te vatten, die hem steeds maar weer ontsnapte.
„Ik ben er volkomen zeker van, dat ik die jonge
dame ergens gezien heb. Ik weet zeker, dat ik
met haar gepraat Heb. Men kan haar gezicht
niet vergeten, als men het eenmaal gezien heeft.
Het heeft iets onvergetelijks."
„Ja, dat is zoo," stemde Sterne toe.
„En het schijnt onzinnig, dat ik niet in staat
ben om haar thuis te brengen," ging de vreemde
ling voort, „maar ik reis zooveel en zie zoovele
menschen, dat ik me niet altijd nauwkeurig her
inneren kan, waar ik een bepaalden persoon ont
moet heb. Een tunnel, cypressen, een sinaasappel
boom wacht 1 Het komt al terug! Ik heb een
heel levendigen indruk ergens diep in mijn hoofd,
en ik kan hem maar niet uitgraven en te voorschijn
brengen, als u begrijpt wat ik bedoel."
„Ik weet heel goed wat u bedoelt. Ik heb er
net zoo voor gestaan," Sterne lachte, „een her
innering schijnt zich ergens heel achter op een
plank in de kast van de hersens te verstoppen, en
niets kan haar daarvandaan krijgen."
„Wacht, wacht," de oude man was bepaald
opgewonden geworden, „het komt al terug 1 Het
komt alles terug, ik wist wei dat dat moest ge
beuren. Het gezicht van dat meisje is te bijzonder
om vergeten te worden. Het komt allemaal terug.
Maar is ze alleen Waar is de man
„Welke man Sterne's hart kreeg een steek.
„Er was een man bij haar, toen ik haar zag, een
aardige vent, een heel geschikte vent." De vreem
deling fronste nog steeds zijn wenkbrauwen, terwijl
hij zijn herinneringen bij stukjes en beetjes te
voorschijn haalde. „Ik kon niet uitmaken, wat ze
van elkaar waren, maar ze schenen samen te
Voor dezen keer hebben wij het genoegen als
premieroman aan te kondigen het boekwerk
door den vermaarden schrijver Farquhar
Sloan. Het is een zeer avontuurlijke geschie
denis, die zich afspeelt in de Oude en
Nieuwe Wereld, te land en ter zee en zelfs
in de lucht, zoodat het aan spanning geens
zins ontbreekt. Het spreekt vanzelf dat de
factor „liefde" in dit uiterst boeiende boek
een zeer voorname rol speelt. Dit is werke
lijk een boek. dat men niet uit handen kan
leggen vóór men het ten einde gelezen heeft.
Wees dus niet te laat met de aanschaffing
ervan. Zooals gewoonlijk zijn de premie-
boeken uitsluitend voor onze abonné's ver
krijgbaar bij onze bezorgers, agenten of op
ons Hoofdkantoor, tegen den geringen prijs
van 171/» cent, ingenaaid, of 70 cent in
prachtband. Toezending per post verhoogt
den prijs met respectievelijk 5 of 10 cent.
reizen. We zaten in denzelfden i A
coupé, van Marseilles naar Parijs. lN O. 1VJ
Ik was juist uit het Oosten ge
komen en zij, voor zoover ik me herinneren kan,
kwamen van Australië. Ik had twee nachten in
Marseilles doorgebracht en ging toen naar Parijs
met hun trein. We waren de eenige menschen in
den coupé en we praatten heel veel met elkaar.
Ik vond ze verbazend aardig, allebei, maar ik
kon niet achterhalen, in welke verhouding ze
tot elkaar stonden."
„Misschien waren ze broer en zuster," opperde
Sterne hoopvol.
„Neen, dat waren ze niet. Ik kan wel zweren,
dat ze geen broer en zuster waren," de heldere
oogen schitterden ondeugend, „ze waren óf heel
pas getrouwd, óf nogal kort geleden verloofd,
maar ik zou onmogelijk hebben kunnen zeggen,
hoe het precies was. Ik begreep, dat de jongedame
langen tijd in Australië was geweest, ik meen me
zelfs te herinneren, dat ze zei, dat ze een Austra
lische was."
„Dat zou dan een verklaring geven van het feit,
dat we geen antwoorden kregen op onze adverten
ties over haar," riep Sterne uit.
„Advertenties Wat voor advertenties En,
tusschen twee haakjes, waarom stelt u mij al die
vragen over haar, als ze daar is en ze alle zelf kan
beantwoorden
„Dat kan ze juist niet," was het droge antwoord
en Sterne vertelde daarop in 't kort juffrouw Smith's
geschiedenis aan den vreemdeling, die er zoo'n
groot belang in stelde, als een verteller maar
wenschen kon.
„Het ergste van alles is, dat ik betwijfel of wat
ik haar kan vertellen veel nut voor haar zal hebben,"
was zijn commentaar, toen Sterne ophield. „Ziet
u, wij spraken alleen maar met elkaar zooals dat
met treinkennissen gaat. We werden heel goede
vrienden, maar we kwamen niet zoo ver, dat we
eikaars namen te weten kwamen. Maar als ik het
ongelukkige, mooie meisje van eenigen dienst
kan zijn, nu, ik behoef u niet te zeggen, hoe heerlijk
ik dat zou vinden. Stelt u me straks aan haar voor.
Mijn naam is Hodgson, John Hodgson. Ik logeer
bij mijn vrienden, de familie Dennys, zooals ik
u zei."
Zoodra juffrouw Smith bevrijd was van haar
plichten aan de piano, haalde Sterne haar naar den
canapé, en stelde mijnheer Hodgson aan haar
voor, die met een vriendelijken glimlach naar haar
keek, terwijl hij zijn hand uitstak.
Ik herinner me u beter, dan u mij," zei hij.
„O riep ze uit, terwijl ze hevig kleurde, „bent
u iemand, die me kent Kent u mij iets over me
zelf vertellen Heeft dokter Sterne u uitgelegd,
wat voor vreeselijks mij is overkomen
„Ja, hij heeft me alles uitgelegd, en ik voel diep
met u mee heel diep," zijn vriendelijke blikken
onderstreepten zijn woorden, „maar ik kan niet
bepaald zeggen, dat ik u ken, ofschoon ik u eerder
gezien heb." En nu vertelde hij haar precies, wat
hij zoo juist aan Sterne had verteld en voegde
er bij Ik wilde nu wel, dat ik mijn oorspronke
lijke ingeving gevolgd en u gevraagd had om mij
uw kaartje te geven in ruil voor het mijne, dan had
ik van praktisch nut voor u kunnen wezen."
„Weet u soms ook, waar ik naar toe ging
vroeg juffrouw Smith.
„U ging naar Engeland, dat begreep ik heel
zeker. Ik bleef eenige dagen in Parijs, tot besluit
van mijn vacantie, die ik in het Oosten had door
gebracht maar u en uw metgezel vertelden mij,
dat u rechtdoor naar Engeland ging. Ik heb een
vaag idee, dat hij er op tijd moest zijn om den
een of anderen post te aanvaarden, maar daar
ben ik niet zeker van."
„En u kunt in 't geheet niet zeggen, in welke
verhouding hij en ik tot elkaar stonden Juf-