TE ROTTERDAM
Het St andbeeld van Erasmus
Niettegenstaande de band tus-
schen Erasmus en Rotterdam
maar los was enkele maan
den na zijn geboorte is hij uit
de stad vertrokken en er niet
meer teruggekeerd - waren de
Rotterdammers al spoedig zeer
trotsch op hem.
Dit bleek reeds in September
1459 dus 13 jaar na Erasmus'
dood', toen de erfprins Philips,
de latere Philips 11, in gezelschap
van zijn tante, de landvoogdes
Maria, zijn intocht in Rotterdam
deed.
Er werd een houten beeld van
Erasmus vervaardigd, dat men
tegenover zijn geboortehuiè in de
Wijde Kerksteeg plaatste. Het
reikte den vorst op een geschreven
rol een Latijnsche lofrede toe.
Na afloop van het bezoek
vond men het beeld te mooi
om 't op te ruimen, dus werd
het geplaatst en wel op de
West-Nieuwlandsche brug.
Dit beeld was echter niet
tegen weer en wind bestand
en in 1557 besloot de vroed
schap het door een blauw,
arduinsteenen beeld te ver
vangen. Niet lang heeft dit
beeld in vrede mogen staan,
want toen in April 1572 de
Spanjaarden onder bevel van
den Graaf van Bossu de stad
binnendrongen, werd 't door
schoten en daarna achter
over in 't Steiger geworpen.
Nadat de vijand weer
uit de stad vertrokken was,
werd het beeld opgevischt,
hersteld en weer op zijn
plaats gezet. Zoo heeft het
hier tot 1621 gestaan.
In dat jaar besloot de
vroedschap, op aanraden van
Hugo de Groot, die van 1613
tot 1618 Pensionaris van
Rotterdam was, een nieuw beeld te laten maken
„van het coper 't welck ter camere van Burge-
meesteren berustte."
Het vervaardigen van dit beeld werd opgedragen
aan den beroemden Amsterdamschen beeldhouwer
Hendrik de Keyser (1565-1621) en het werd
gegoten in de geschutgieterij in de Hoogstraat.
Bij den dood van de Keyser was het beeld nog niet
geheel klaar. Zijn zoon Pieter de Keyser heeft het
nog afgemaakt en pas op 30 April 1622 werd het
geplaatst. x
Dit ging echter gepaard met zeer veel tegenstand
van de zijde van enkele Hervormde predikanten,
die in Erasmus een spotter van het geloof zagen.
De voornaamste tegenstander was Jacobus Levius,
die ook vond dat het geld beter besteed kon worden
voor de armen en voor een weduwen- en weezen-
fonds. Er was n.l. kort hiervoor geweigerd een
geldelijke toelage te geven aan een predikants
weduwe. Dit alles maakte het verzet zeer groot en
zelfs de gemeenteleden werden bang, zoodat er
van deze zijde ook een actie gevoerd werd.
Het hielp echter niets en het beeld werd geplaatst
Een halve eeuw lang heeft het toen rustig gestaan,
totdat het in het woelige jaar 1672 als voorzorgs
maatregel is weggenomen, onder voorwendsel,
dat het voetstuk niet meer deugde. Maar in werke
lijkheid was men bang, dat Erasmus het bij een
of ander opstootje weer zou moeten ontgelden.
Men had dan ook op zekeren morgen een vers bij
het standbeeld gevonden
„Jerassemus, Jerassemus, gij moet vertrekken
Het lant is overal vol gekken,
Wij zullen trekken of luyen
Of Burgemeester Hartmans glazen uitbruyen."
In deze jaren is er ook nog sprake van geweest,
Hel standbeeld nan
Erasmus u/> de Groute
Markt te Rotterdam.
dat het beeld naar Zwitserland
zou gaan en wel naar Bazel,
de stad waar Erasmus over
leden is.
Dit is gelukkig niet doorge
gaan en in 1677 werd het beeld
weder geplaatst en kreeg het
een nieuw voetstuk met een ge
dicht van den Rotterdamschen
dichter Joachim Oudaen en La
tijnsche opschriften van Nico-
laas Heinsius.
Met de politieke gebeurte
nissen in de tijden van de Pa
triotten en Prinsgezinden heeft
het beeld ook al meegeleefd en
het werd vele malen versierd
door de partijen, die afwisselend
de baas waren. Zelfs moet
Erasmus in 1795 nog een vrij-
heidshoed hebben gedragen. In
1810 hebben de Franschen er
even aan gedacht van het beeld
een kanon te mak^n. Dit ging
gelukkig niet door. Het stads
bestuur heeft aan de Franschen
nog een som gelds geboden, om
het te mogen behouden. Enkele
dagen daarna vond men aan
het voetstuk het volgende ge
dicht bevestigd
„Hier sta ik nog gelijk voor
dezen
l)e nude, fraaie St. I.aurenstnren.
„Aandachtig in mijn boek te lezen
„Maar had mij eens Napoleon,
„Zooals hij had
gedreigd, gegoten tot
kanon,
„Dan had ik, hier
toe afgezonderd,
„Hem zeker van zijn
troon gedonderd."
Op den 15den No
vember 1813, kort
na den slag bij Leip
zig, waar Napoleon
een nederlaag leed,
werd het standbeeld
door 'n zekeren Gerrit
Stolp met oranje ver
sierd en hierbij las men
het bekende rijmpje
„Durft niemand nog
oranje dragen,
Ik durf mijn ouden
kop wel wagen."
Volgens een oud
verhaal zal Erasmus
een blaadje van zijn
boek omslaan als hij
de klok van den Sint
Laurenstoren hoort
slaan. Zoolang hij dit
echter niet doet, zal
de Maasstad gelukkig
blijven.
Het standbeeld van
Erasmus zal altijd een
der belangrijkste be
zienswaardigheden van
onze stad blijven,
niet alleen omdat wij
trotsch kunnen zijn
op Erasmus, maar
ook omdat dit het
oudste standbeeld van
ons vaderland is.
J. A. v. Z. v. E.
Het geboortehuis nan den grint
ten Rotterdammer Erasmus,
in de Wijde Kerksteeg
VRIJDAG 29 MEI 1931