No. 12 VRIJDAG 5 JUNI 1931 233 uw chèque. Ze lieten hem even wachten, onder bewaking van den portier en onderwijl riepen ze politie en lieten hem arres teeren. Op 't bureau werd hij onmiddellijk herkend ze zoeken hem allang, in New York en in Chicago. Maar hij was niet zoo van belang als zijn kame raden, die zijn meerderen zijn in de bende. „Hij kreeg dus belofte van straffeloosheid, als hij als getuige voor den staat wou optreden en de rest aanbracht. Hij greep met allebei z'n handen toe en toen konden we het stel gaan knippen. Maar waarom verdach ten ze hem aan de bank Er was niets bijzonders aan de chèque te zien en uw gewone handteekening stond er onder.'' Hij scheen er inderdaad niets van te begrijpen. ,,'t ls "toch doodeenvoudig, als je 't weet. Ik had een af spraak met de kassiers van de bank. Ar zag mijn handteeke ning er nog zoo onschuldig uit, er was een kleinigheidje aan, waar geen een schurk aan zou denken." „En dat was „Het stipje op de letter i. Om dat ik Rinland heet, was 't mak kelijk genoeg. Ze konden zien, of een chèque echt was, als de stip op de i van mijn naam dui delijk aan den linkerkant van de letter stond, als 't Maandag of Dinsdag was. Op Woensdag en Donderdag moest de stip recht boven de letter staan. Op fageuaurdige diereaoriendschap. fan windhond en een konijn eten uil denzellden noederbak. Vrijdag en Zaterdag hoorden ze de gewichtige stip rechts van de i te vinden. probeeren, of ik niet nog een dutje kon doen. Daar chef zal ze wel graag even willen zien." Toen ging 't ls vandaag Dinsdag. De stip had dus links moe- kreeg ik nog een uur mee om. het gezelschap naar den wachtenden politie-auto. ten staan. Maar ik had hem recht boven de i gezet Maar toen werd ik zenuwachtig. Ik trok jas en „Meneer Rinland," zei de detective, „u hebt Daaruit begrepen ze, dat er iets niet in orde was schoenen aan en liep heen en weer. Had ik me ver- ons die lui in handen gespeeld zou ik mogen met die chèque en dus lieten ze dien kerel arres- rekend Dan was mijn leven geen cent meerwaard. weten, hoe u 't gedaan hebt?" teeren. Er is altijd wel iets te vinden tegen zulke loen 't later werd, begon ik te transpireeren. Ik „Als u mij eerst verteld, wat er gebeurd is." practijken, maar ik heb er indertijd leelijk over heb toch niet gezegd, dat ik een held was? „Nu, er kwam één van hen aan de bank met moeten piekeren." Opeens hoorde ik een lawaai, alsof er een huis werd afge broken. Er werd geschreeuwd en geschoten. Toen stilte en weer revolverschoten. Juist als in de bioscoop was er op 't laat ste moment hulp gekomen Opnieuw stilte, dan stemmen. Er werd op mijn deur gebonsd. Vriend of vijand Daar hing mijn leven van af. „Wie daar?" vroeg ik zoo kalm als ik kon. „Politie." Ik trok het bureau weg en viel bijna in de armen van een pootigen lerschen politie-agent. „U kunt gerust beneden komen, meneer. We hebben ze allemaal." Ik ging naar de kamer, waar ik de chèque had ingevuld. Daar zat een groep agenten, min of meer gehavend. Maar dan had u de bandieten moe ten zien Ze zagen er uit, alsof ze uit een spoorwegongeluk kwamen. En ze droegen keurig glimmende armbandjes. Een man met een erg kalm gezicht sloeg de lapel van zijn jas om en ik zag een politie penning. „U ziet, dat we op tijd wa ren, meneer Rinland. Er staat een auto klaar, om u naar stad te brengen." v Hij sprak de agenten aan „Prengt die lui maar weg. De Kegendt uppeh hel rititm nun een s/wormegevupt'

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 13